6
zelfde grondslag, die spr. aanvaardt. Het gaat hier niet
om een heel eng kringetje: tal van organisaties, als de
christelijke werkgevers, de christelijke middenstanders,
de christelijke bestuurdersbond, Patrimonium, de Ned.
Chr. Vrouwenbond, staan achter deze subsidie-aanvraag.
Het is dus niet zo'n heel klein draagvlak, als waarop
de heer Spiekhout gedoeld heeft. En het was ook juist
de bedoeling van het Friesch Dagblad om het brede
draagvlak van de christelijke school te accentueren. De
heer Spiekhout kan zich dus niet beroepen op de arti
kelen uit het Friesch Dagblad om spr.'s betoog te
kraken.
Als de heer Spiekhout de gedachte aan klachten i.z.
het benoemen van leraren aan de bestaande M.H.A.S.
naar voren brengt, dan moet spr. hem tegenwerpen,
dat hij daar niet over gesproken heeft. Hij heeft in het
geheel geen kritiek op het benoemingsbeleid. Hij heeft
daar altijd de meeste waardering voor gehad. Daar
gaat het niet om. Het gaat hier om een zeker positie-
kiezen in het leven, zoals spr. het zojuist gesteld heeft.
Wanneer men van een positief beginsel uitgaat, kan
men op een bepaald moment tot een situatie komen,
waarin men zegt: Nu gaat het niet langer zo. Nu
moeten we tot een principiële beslissing komen.
Men kan met elkaar van mening verschillen daar
kan spr. mee akkoord gaan maar men mag geen
element naar voren brengen, dat niet te pas gebracht
is. Spr. heeft geen klachten geuit. Er zijn altijd leer
krachten van dezelfde levensbeschouwelijke richting
weer benoemd als degenen, die vertrokken waren; spr.
herhaalt, dat hij daar de meeste waardering voor heeft.
Er is gezegd, dat men door toevoeging van het vak
maatschappelijke vorming aan de lesrooster nog geen
christelijke school kan verlangen. Men moet dit echter
niet zo klein zien. Spr. heeft gezegd, dat hij het
noemen van dit vak in de raadsbrief gemist heeft.
Daarom heeft hij er juist op gewezen, dat dit, al wordt
er niet in geëxamineerd, mede de gehele sfeer van de
school beheerst; dit is het punt, waarop de zaak wordt
toegespitst. Hier komt het juist bij de opleiding op aan;
dit geeft juist de opleiding het christelijke karakter.
Dit vak moet men als een integrerend deel van de
opleiding zien.
Spr. gelooft, dat hij hierover beter kan ophouden.
Er is al lang over gediscussieerd. De standpunten zijn
tegenover elkaar geplaatst. Wij weten, aldus spr., de
bedoeling van het college en het college kent onze be
doeling. Wij hebben kleur bekend. Bij de stemming zal
de uitslag moeten blijken.
De heer Spiekhout zou nog graag een kort woord
willen spreken, eigenlijk meer in antwoord op een paar
dingen, die de heer De Jong naar voren heeft gebracht.
Deze heeft in de eerste plaats nog even uitgeweid over
de punten, waarop hij en spr. het al dan niet eens zijn.
Spr. kreeg even de indruk maar hij gelooft niet, dat het
zo bedoeld werd), dat hij zou veronderstellen, dat spr.,
omdat hij een andere keuze in de vorm en uitwerking
van het christen-zijn doet, daarmee zou ontkennen, dat
het christen-zijn op alle levensterreinen moet gelden.
De heer De Jong weet wel, dat alleen de vorm waarin,
de manier waarop, spr. c.s. het christen-zijn beleven,
iets anders is dan bij hem c.s. Spr. denkt dan ook niet,
dat de heer De Jong spr.'s standpunt, dat Christus'
koningschap voor alle terreinen des levens geldt, heeft
willen aantasten. Spr. heeft gezegd, toen hij het over
Abr. Kuyper had, dat Kuyper (in zijn tijd) niet voor
christelijk nijverheidsonderwijs was. Hij is het echter
met de heer De Jong eens, dat er later een andere
ontwikkeling is geweest. Hij heeft daarna ook gezegd,
dat er nü over het christelijk nijverheidsonderwijs an
ders gedacht kan worden. Hij heeft er geen behoefte
aan, hierover te discussiëren.
Toen spr. de kwestie van de openheid van de chris
telijke scholen, waar in het Friesch Dagblad over
werd geschreven, aansneed, heeft hij het aspect ge
noemd, dat men wel terug schrok voor de gedachte,
voor èlk kerkgenootschap ook de kleine - - een af
zonderlijke christelijke school te moeten oprichten. (De
heer K. J. de Jong: Dat is hier niet aan de orde.) Spr.
heeft het gezien als consequentie van het standpunt,
dat men iedere groep, die een afzonderlijke school
vraagt, maar automatisch ter wille zou moeten zijn. Hij
gelooft, dat het vruchtbaar kan zijn, dat men daar met
elkaar even van schrikt en dat het goed is, niet auto
matisch en klakkeloos voort te gaan, met begrip en
eerbied uiteraard voor de gewetensbeslissingen van
anderen.
De hear Van der Meer stimt, as der aensen stimd
wurde moat, foar it ütstel fan it kolleezje, mar dêrom
nimt hy wol graech efkes de gelegenheit waer, om dêr
tekst en litliz fan to jaen. Spr. is foarstanner fan
kristlik ünderwiis, mar der is nei syn miening wol
in grins oan. Hy is flak foar leger ünderwiis en ek
foar H.B.S., Gymnasium en u.l.o.-skoalle op kristlike
grounslach. Hy sit mei nocht foar de gemeente yn it
bistjür fan de kristlike hüshald- en yndustryskoalle.
Ek dy skoallen hawwe to krijen mei de opfieding en
by de opfieding komme dus de fragen fan it libben
en fan de godstsjinst op 'e tafel. Dêrom is spr. ek op
al dy gebieten foar kristlik ünderwiis. Hy hat de
eardere riedsstikken en de notulen der net op nei slein,
mar men wit, dat de rie der yn meigien is, dat der in
kristlike ambachtsskoalle komme sil. Dêr is spr. ek yn
meigien; der is net iens oer sprutsen. As spr. it goed
wit, motivearre it kolleezje dat gefal sa, dat neist de
bisteande ambachtsskoalle wol romte wie foar in krist
like. Spr. is dan fan bitinken: Jow dy minsken, dy't
soks wolle, dy romte, mar om nou op it gefal fan hjoed
werom to kommen, seit spr., dat hy mei de hear Spiek
hout fan miening is, dat it hjir ütsprutsen fakünderwiis
bitreft. En dan liket it him sa ta, dat in splissing fan
ien skoalle yn twa net nedich is. Men kin sizze: Ja,
mar dat fak maetskippijlear of maetskiplike foarming
of hoe't men it neame wol, koe der wol ris en dat
is spr. mei de wethalder iens bysleept wêze om de
needsaek fan de skoalle oan to toanen en dat giet
sa tinkt spr. - - to fier. De oare fakken wurde goed
ünderwiisd op de bisteande skoalle en as men nou de
jongerein yn de maetskippijlear ünderwize wol, lit dan
dat is spr. wer mei de hear Spiekhout iens de
kristlike fakbiweging of in oare maetskiplike organi-
saesje dat dwaen, mar om krekt dêrfoar allinnich in
aparte kristlike skoalle op to rjochtsjen, liket spr. wier-
liken net needsaeklik ta. As nou byg. op de gemeent-
like skoalle in konflikt foarkommen wie, hwertroch it
foar de kristlike learkrêften net mear mooglik wie oan
dy skoalle to bliuwen of dat it foar de alden net mear
mooglik wie harren bern derhinne to stjüren, dan soe
spr. sizze: Ja, wol in kristlike skoalle, mar hy leaut,
dat it goed kristlik-histoarysk is om to sizzen: Sa lang
as wy it mei-elkoarren dwaen kinne, dogge wy it mei
elkoarren.
De heer J. K. Dijkstra (weth.) kan, zo dunkt hem, met
een kort weerwoord volstaan. Maar hij moet toch wel
even opkomen tegen de mening van de heer De Jong.
alsof vragen van levensbeschouwing in de boezem var
het college geleid zouden hebben tot dit voorstel.
In de bespreking, die B. en W. aan dit verzoek van
het stichtingsbestuur hebben gewijd, zijn vragen van
levensbeschouwelijke aard van geen enkele kant naar
voren gebracht. De heer De Jong accentueerde zijn
mening nog eens, toen hij zei: Wij hebben wederzijds
kleur bekend. Spr. gelooft, dat de heer De Jong wel
kleur bekend heeft, maar ook dat niemand uit de inhouc
van de raadsbrief kan afleiden, welke levensbeschouwe
lijke inzichten de stellers en de verdedigers daarvan
zouden hebben. Spr. kan dat ook bewijzen, want dit
zelfde college althans bijna geheel hetzelfde, althans
dezelfde wethouder heeft er met hart en ziel aan
meegewerkt, dat het christelijk buitengewoon lagei
onderwijs van de kant van de gemeente behandeld werd
alsof de gelijkstelling voor die vorm van lager onder
wijs al zou hebben bestaan. De gemeente had toen
kunnen volstaan met te zeggen: U redt Uzelf maar
U krijgt van ons geen cent, en dan zou geen enkele
instantie, zelfs geen minister, zelfs geen ministerraad
aan dat standpunt hebben kunnen wrikken of tomen
Toch heeft het gemeentebestuur dat niet gedaan
gedreven door een of ander levensbeschouwelijk in
zicht, maar op grond van zijn opvatting, die het nu
eenmaal over de manier, waarop een gemeentebestuur
de zaak van het onderwijs behoort te behartigen, heeft
Spr. herinnert voorts aan een Statenzitting, waarin de
1 4-/
7
meerderheid een verzoek van een christelijk lyceum in
oprichting in Sneek om dit met f 10.000,te subsidiëren,
niet steunde. Dit verzoek werd toen verworpen. In de
houding, die de Staten hebben aangenomen, heeft spr.
toen nog een belangrijk aandeel mogen nemen, omdat de
fractie, waartoe hij behoort, hem de behandeling van die
zaak had opgedragen. Er is toen een golf van afgrijzen
of iets van dien aard de raad wil het juiste woord
wel zoeken; het schiet spr. niet te binnen door
Friesland gegaan en een dagblad in Friesland, dat in
zijn naam uitdrukt, dat het Fries is, was toen hevig
geschokt en lanceerde de strijdkreet: „Denk aan Sneek!"
De raadsleden herinneren zich dat natuurlijk allemaal
nog als de dag van gisteren. Maar de heer Okma, toen
maals voorzitter van de A.R.-fractie in de Staten, heeft
naderhand en dat heeft spr. toen bijzonder goed
gedaan verklaard, dat hij inzag, dat het uitsluitend
zakelijke motieven waren geweest, die de houding van
de meerderheid in de Staten toen hadden bepaald. Zo
ook hier. Dit verzoek is zakelijk bekeken; een ge
meentebestuurder moet in financiële aangelegenheden
spr. zegt het iets voorzichtiger dan hij het zou
kunnen doen ook een zakelijke houding aannemen.
Een dergelijk geval de heer Van der Meer heeft
er ook op geduid - is de kwestie van de noodzakelijk
heidsverklaring van de christelijke ambachtsschool ge
weest. Daar is toen in het college geen vijf minuten over
gepraat. Dat lag duidelijk zo: Als er in Leeuwarden
ruimte is voor een tweede ambachtsschool, dan zal die
tweede een protestants-christelijke zijn.
Spr. is blij, dat hij het woord nog even mocht hebben
om er tegen op te komen, alsof uit de inhoud van het
voorstel een zekere „kleur" zou zijn af te leiden.
De Voorzitter stelt voor, nu het voorstel in twee in
stanties is besproken, de beraadslagingen te besluiten.
De heer Iv. J. de Jong verlangt stemming.
Het voorstel van B. en W. wordt aangenomen met
1 tegen 9 stemmen, die van de heren Stobbe, W. M.
de Jong, G. de Jong en Kamstra, mevr. Heijmeijer-
Croon en de heren Wiersma, K. J. de Jong, Mr. van der
Schaaf en Ras.
i'unten 21 en 22 (bijlagen nos. 76 en 71).
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig de voorstellen
van B. en W.
unt 23 (bijlage no. 77).
De heer Drentje zegt, dat de fractie van de P.v.d.A.
gaarne akkoord gaat met dit voorstel om het bouw-
errein, nodig voor de uitbreiding van het Coulonhuis,
aan de Fryske Akademy te verkopen voor f 1,Ook
zal de fractie van de P.v.d.A. met genoegen het voor
stel van B. en W. steunen om ten behoeve van de uit
breiding f 20.000,- - beschikbaar te stellen.
Na alles wat over deze zaak gesproken en geschreven
-s, is het niet nodig er verder over uit te weiden. Ge
noeg zij, met de hoofdredactie van de Leeuwarder
I Courant te spreken: Wij moeten, in de overtuiging om
samen iets goeds te moeten en te kunnen doen, tot een
gezamenlijke inspanning bereid zijn. Uit ervaring
en deze ervaring behoeft niet verder terug te gaan dan
•5 minuten, n.l. tot punt 20 van deze agenda weet
men, dat ieder in zijn eigen kring licht in klassen dreigt
opgesloten te geraken of aan zuilenvorming te gaan
doen. Spr. c.s. zijn inderdaad, zoals de raadsbrief zegt,
dankbaar voor deze goede kans om van harte mede te
werken aan deze daad van de Friese volksgemeenschap.
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel
van B. en W.
De Voorzitter zou thans met de raad over de orde
willen spreken. Nu zij is genaderd tot punt 24, had spr.
de vergadering even willen schorsen, omdat in de loop
van de dag een maquette van de kinderboerderij is
opgesteld. Spr. had zich de schorsing van de vergade
ring om 9 uur gedacht, waardoor er meteen een ver
pozing in deze vrij langdurig schijnende vergadering
zal zijn.
Spr. zou willen voorstellen om door te gaan met
punt 25. Als de raad dan straks de maquette heeft
gezien, kan hij teruggaan naar punt 24.
Punt 25 (bijlage no. 80).
De heer IJtsma zou na de noodzakelijke en ernstige
woorden, die in de laatste raadsvergadering van spr.'s
kant gewijd zijn aan de werkverruimingsobjecten
een onderwerp, waar spr. c.s. ook al, toen het scheen,
dat het niet zo urgent was, aandacht aan geschonken
hebben willen opmerken, dat zijn fractie erg inge
nomen is met dit voorstel. Het betekent, dat een ar
beidsintensief werk aangevat kan worden, een werk,
dat, zoals de raadsbrief zegt, een arbeidsvolume van
ongeveer 6521 man weken heeft, d.w.z., dat 43 man er
gedurende 3 jaar werk zullen kunnen vinden. En dat
achten spr. c.s. erg belangrijk.
Spr. vraagt zich t.a.v. laatstgenoemd cijfer even af,
of dat willekeurig is of dat het zo opgevat moet worden,
dat meer mensen gedurende een kortere termijn of
minder mensen gedurende een langere termijn zullen
kunnen werken. Hoe is men tot dit cijfer gekomen?
Het spreekt vanzelf, dat de werkverruimingsobjecten
hier in Leeuwarden terdege in de gaten gehouden
moeten worden. Er zijn hier nog steeds 800 werklozen.
Daarom verheugt het spr. c.s., dat dit werk aangevat
kan worden. Bovendien wordt met dit aanvullende werk
duurzaam werk geschapen, omdat hier een recreatie
gebied zal ontstaan, dat ten zeerste van belang is voor
Leeuwarden; het krijgt daar hoe langer hoe meer be
hoefte aan. Ook dit werk heeft dus een tweezijdig
karakter; beide zijden zijn zeer aantrekkelijk.
Spr. zou vervolgens nog graag even de aandacht wil
len vestigen op een paar vragen, die bij hem opkomen
en ten aanzien waarvan hij niet weet, in hoeverre de
bemoeiingen van het gemeentebestuur zich uitstrekken.
In de eerste plaats vraagt hij: kan op een bepaalde
manier bevorderd worden bij de instanties, die daar
mee belast zijn, dat de juiste mensen op dit werk te
werk gesteld worden? Spr. bedoelt mensen, die, gezien
hun arbeidsverleden, op een dergelijk werk thuis horen.
Verder zou hij er op willen aandringen, dat de uit
voerster van dit werk, de Heidemaatschappij, ook bij
een dergelijk groot werk voor de mensen, die daar
moeten werken, goede arbeidsomstandigheden schept,
door schaftlokalen e.d. te creëren.
Spr.'s fractie zal dit voorstel van harte steunen. Zij
hoopt, dat het gemeentebestuur ook in de toekomst de
werkobjecten, die hier nog nodig zijn, met de nodige
voortvarendheid zal willen aanvatten. Zij spreekt ook
haar verheugenis er over uit spr. zegt het bij dit
punt, dan behoeft hij bij het volgende punt niet het
woord te vragen dat de aanleg van de daar be
doelde industrieterreinen geëffectueerd kan worden. Men
heeft in de krant kunnen lezen, dat de coördinatiedienst
van Openbare Werken die ook op dit programma van
aanvullende werken heeft geplaatst.
Al met al betreft het hier twee objecten, welke werk
zullen geven aan werklozen, een onderwerp, waaraan
in deze gemeente zeker aandacht geschonken moet
worden.
Hierna schorst de Voorzitter de vergadering.
Na heropening der vergadering verleent de Voorzitter
het woord aan de heer Vellenga.
De heer Vellenga (weth.) zegt, dat de vragen van
de heer IJtsma, die begon met de instemming van hem
c.s. met dit voorstel en met het volgende te betuigen,
slechts betrekking hebben op het voorstel, dat thans
aan de orde is.
De eerste vraag ging over de berekening van het
aantal medewerkers en de consequenties, die deze zal
hebben. Het aantal van 43 werknemers over een pe
riode van 3 jaar wordt natuurlijk op een bepaalde
manier berekend. Die is op de praktijk gebaseerd, maar
kan best eens door diezelfde praktijk onderstboven ge
worpen worden. Men kan de termijn korter maken,
waardoor het aantal werknemers stijgt, maar ook kan
het best zijn, dat het aantal van 43 niet aanwezig is,
waardoor het werk langer zal duren.
Dit brengt spr. bij de tweede vraag van de heer