18 wetwoningen gebonden is aan bepaalde normen, maar, wanneer op dit punt van zaken geen verandering komt, dan betekent dit kapitaalverlies. Is de onderhoudstoestand van de oudere woningen al niet al te best, des te meer zal men moeten waken voor een goed onderhoud van de nieuwbouw, want het is maar al te bekend, dat als gevolg van de noodzaak om steeds op de aannemingssommen te bezuinigen, al direct in de eerste jaren na oplevering een goed onder houd nodig is. Voorts vraagt spr., of de huidige organisatie van het Woningbedrijf voldoende waarborg biedt voor een ef ficiënte besteding van de beschikbare gelden. Verdient het geen aanbeveling om een urgentie-program op te maken en eventueel over te gaan tot aanbesteding van het onderhoud van bepaalde complexen? Hopelijk zal het B. en W. gelukken om wegen te vinden, ten einde te voorkomen, dat overigens goede woningen te snel in waarde achteruitgaan. Hoewel spr. begrip kan opbrengen voor de moeilijke taak van B. en W. om de beschikbaar komende gelden zo effectief mogelijk te besteden, wil hij toch nog een pleidooi voeren voor een snellere verbetering en ver vanging van de bruggen over de stadsgrachten, m.n. van de Prins Hendrikbrug en de Verlaatsbrug. Onlangs is gebleken, dat er niet zo heel veel behoeft te gebeuren, of het verkeer vanuit de binnenstad naar het Zuiden loopt hopeloos vast en ook het doorgaande verkeer, zolang de nieuwe rondweg nog niet is opengesteld. Met waardering voor de activiteit van het college t.a.v. andere, ook dringende, werken, vreest spr. toch, dat de bruggen het op een bepaald moment zullen begeven en dat alsdan noodoplossingen zullen moeten worden getroffen, die uiteraard kostbaar zijn en in de regel andere moeilijkheden te weeg brengen. Spr. wil er dan ook met klem bij het college op aandringen, om, wanneer het maar enigszins mogelijk is, de bouw van voornoemde bruggen zoveel mogelijk te bespoe digen. Hierna wordt de vergadering geschorst. 19 De vergadering wordt om 2 uur voortgezet. De heer W. M. de Jong zou een kleine opmerking willen maken n.a.v. wat staat op pagina 26 van het sectierapport. Het betreft „Bedrijven algemeen". Hij zou dat anders bij de begrotingen voor de bedrijven wel willen doen, maar het is vanmorgen inmiddels zo gelopen, dat deze dingen hier wel ter sprake kunnen worden gebracht. Enige leden betreurden het, zo staat in het sectieverslag, dat de bedrijfsbegrotingen niet, zoals voorheen gebruikelijk was, in de commissie zijn behandeld. Het antwoord van het college is: Dit gebruik heeft nimmer algemeen bestaan. Spr. wil het kort ma ken. Hij gevoelt er voor, om dit gebruik algemeen in te voeren, voor zover het niet bestaat. Hij heeft geen behoefte aan meer vergaderingen en dat zal ook niet het geval zijn met de andere leden van de commissie, maar hij vindt het van veel betekenis, dat de commissie eens gelegenheid heeft de zaken, die ze speciaal voor haar rekening heeft, eens anders dan incidenteel te bespreken, zoals bijv. bij het leggen van kabels en en allerlei andere voorzieningen. Het is formeel juist, maar het is ook wenselijk en het behandelen van de begrotingen geeft goede aanleiding om ook bijv. over de energiebedrijven eens met elkaar te kunnen praten, zodat men weet hoe het gaat, niet met de nieuwe wet houder (Gelach), maar wel bijv. met de nieuwe direc teur. Spr. bedoelt het in ernst; dingen, die je in de raad niet direct gaat bespreken, maar waar je graag mee op de hoogte blijft in de commissie. Spr. zou het duidelijker kunnen zeggen en een concreet voorbeeld van vandaag kunnen geven. Hij zal het echter niet doen. Alleen wil hij dit zeggen: Er zou in de commissie met vrucht gesproken kunnen worden over beleids kwesties of desnoods over geruchten, die men in de raad niet ter sprake kan brengen. Het zou bij de be grotingsbehandeling in de commissie een geschikte ge legenheid zijn. Hij vindt, dat dergelijke algemene be schouwingen daar wel thuishoren. Hij pleit er dus voor, dat zulks als regel wel gebeurt. De heer B. van der Veen zou n.a.v. de industrialisatie gaarne enige algemene opmerkingen willen maken. Hij kan zijn gevoel van grote ongerustheid niet verhelen. Z.i. is bij een ongewijzigd beleid het doel van de in- dustrialisatiepolitiek vrijwel niet te bereiken. Hij heeft hier het oog op het beleid van rijk en gemeente, maar toch in het bijzonder op dat van het rijk. Dat beleid wordt echter niet hier bepaald. Wat is eigenlijk het doel van de industrialisatiepoli- tiek? In de eerste plaats het doen verdwijnen van de eigen expulsie in de tweede plaats het opvangen van de expulsie van de omliggende gemeenten en in de derde plaats het opheffen van de bestaande structuurwerkloosheid. Dit is voorwaar geen geringe taak. Voor de komende tien jaar betekent het een verdubbeling van de indus triële werkgelegenheid in deze gemeente. Aangeno men mag namelijk worden, dat uitbreiding van de werk gelegenheid in de andere sectoren: handel en verkeer, vrijwel uitgesloten is. Over het algemeen is men van de zwaarte van deze taak niet voldoende doordrongen. In de aanbiedingsbrief leest spr., dat Leeuwarden bij uitstek geschikt is voor industriële vestiging. Wanneer wij maar zorgen voor de industrieterreinen, dan komt de rest van zelf, is de tendens. Maar waarom is de industrie dan weggebleven en soms zelfs weggegaan naar minder gunstig gelegen plaatsen? Een bezinning op deze vraag is van het grootste belang voor een juist toekomstig beleid. Want Leeu warden blééf achter. De gemiddelde werkloosheid in de periode 1950/1957 bedroeg het dubbele van het lande lijk gemiddelde. Daarenboven bedroeg het vertrekover- schot de laatste jaren bijna 1000. Spr. is er niet van overtuigd, dat de activiteiten, zoals die de laatste maan den worden ontwikkeld, een keer kunnen bewerkstel ligen. Hoezeer spr. deze meerdere bewustwording ook toejuicht, toch meent hij, dat het gemeentebestuur niet voldoende is toegerust. Het is een leemte, dat het niet over periodiek verzameld economisch cijfermateriaal beschikt om van de gang van zaken t.a.v. de werkge legenheid in de gemeente op de hoogte te blijven. Een minimum zou in dezen z.i. zijn: Kwartaalcijfers van Leeuwarden over: le werkloosheid; 2e industriële werkgelegenheid per bedrijfstak; 3e bevolkingsgroei, alle met vergelijkende cijfers. De beide eerste sta tistieken worden reeds bijgehouden, resp. door het DAB en het CBS, en de laatste kan door de gemeente zelf worden samengesteld. De kosten verbonden aan de samenstelling van dit kwartaalbericht, zouden uiterst miniem zijn, waar tegenover het niet te schatten voor deel zou staan van het voortdurend de vinger op de pols hebben. In de mem.v.a. zegt het college het advies van de nog aan te stellen sociograaf te willen inwinnen. Een sociograaf lijkt spr. niet de bij uitstek deskun dige op dit terrein. Wat leren de elders reeds verzamelde cijfers over dit onderwerp? a. in de periode 1950/1957 is, zoals reeds gezegd, de gemiddelde werkloosheid in Leeuwarden het dubbele van het landelijk gemiddelde; b. in enkele industriële bedrijfstakken is Leeuwarden bijzonder sterk achtergebleven: Chemische industrie Leeuwarden y2 landelijk gemid delde; textielindustrie 1/20 landelijk gemiddelde; c. in de periode 1950/1957 was de bevolkingsgroei van den Bosch 17.6% Deventer 15.5 Zwolle 9.7 Leeuwarden 3.6. Bijzonder verontrustend vindt spr. het, dat Leeuwar den zonder een vast omlijnd structuurplan de toekomst tegemoet gaat. Hij is er zich van bewust, dat het col lege op ieder terrein van gemeentelijke activiteit wel weet, wat er in de komende jaren dient te gebeu ren. Het samenbrengen van alle toekomstplannen in een structuurplan heeft twee belangrijke voordelen: A het publiek in de ruimste zin des woords (inclusief provincie, rijk en adspirant werkgevers) weet wat Leeuwarden aan zijn structuur wil verbeteren; B het naast elkaar stellen van alle toekomstige taken vergemakkelijkt coördinatie van de werkzaamhe den van de diverse diensten. En het zij gezegd: structuurverbetering is voor indus trialisatie van oneindig veel meer belang, dan alle sti mulerende maatregelen op het gebied van terreinen en ge bouwen. Het ligt niet op spr.'s weg, hier een structuur plan te schetsen. Hij wil volstaan met B. en W. nog eens te herinneren aan de reeds in 1951/1952 uitge brachte uitstekende rapporten van de Commissie voor de Produktieve Werkgelegenheid, die een basis zouden kunnen vormen. Een ander, wel eens ietwat veronachtzaamd, aspect van de industrialisatie, is dat van de instelling van de daarbij betrokken personen. Het P.R. aspect. Men ver- gete niet, dat voor het publiek degenen, die de gemeen te vertegenwoordigen, de gemeente zijn- Een ieder van hoog tot laag diene zich van deze verantwoordelijkheid bewust te zijn. De indruk, die zij van de gemeente Leeu warden achterlaten, daar waar zij haar vertegenwoordi gen, kan soms van het grootste belang zijn. Wanneer het contact tussen de gemeente en de diverse publieksgroe pen niet goed is, ontstaat een verwrongen beeld van de gemeente bij het publiek, waaronder het bedrijfsleven. Een eerste vereiste is daarom, zegt spr. nog eens tot B. en W.: Ontvouw uw toekomstplannen. De opsomming daarvan in de brochure: De industria lisatie van Leeuwarden, t.w. industrieterreinen en al gemene klimaatverbeterende maatregelen, is stellig on voldoende. Een zeer zwak punt in de bevordering van de regio nale industrialisatie is het beleid van het rijk. Indien dit niet fundamenteel verandert, zal het vrijwel onmo gelijk blijken de doelstellingen te bereiken. De voor de eerstkomende 5 jaar uitgetrokken 7% miljoen voor de bevordering van de regionale industrialisatie (buiten gebouwen en terreinen) is ten enenmale onvoldoende om de schrikbarende achterstand in de betreffende ge bieden weg te werken. Als men aanneemt, dat Leeuwarden als kern wordt aangewezen, zal zijn aandeel in deze pot slechts een fractie zijn van wat nodig is. Zal Leeuwarden deze geweldige taak: scheppen van

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1958 | | pagina 10