28
door wie wordt het verricht. Spr. gelooft, dat het goed
is, dat de gemeente een dergelijke man aanstelt. Wan
neer zij het werk opdraagt aan het ETIF en dit zou
het werk verrichten, dan zou dit een man moeten aan
trekken en dan zou dat waarschijnlijk dezelfde kosten
meebrengen als wanneer de gemeente zelf een func
tionaris aanstelt, misschien iets meer of minder, maar
dat is toch te verwaarlozen. Zit de man in de hiër
archie van het ETIF, dan is hij niet onmiddellijk te
bereiken door de gemeentelijke ambtelijke instanties.
Als van gemeentewege op een knop gedrukt wordt,
dan moet hij de benodigde cijfers pi-oduceren, maar
wanneer hij bij het ETIF werkzaam is, dan moet daar
op een knop gedrukt worden en dan moet dit passen
in het werkschema van het ETIF. Daarom is spr. er
van overtuigd, dat de gemeente wel zelf een sociograaf
moet aanstellen.
De heer Van der Veen heeft gevraagd, of zo iemand
wel geschikt is om gegevens voor de industrialisatie te
verwerken. Spr. gelooft, dat, als men iemand aanstelt,
men dan de juiste man moet hebben. Het is van minder
belang, of deze man sociograaf is of dat hij sociale
geografie of een dergelijk vak gestudeerd heeft, maar
hij moet beslist een 100% man zijn. Wanneer de raad
dus kan besluiten een post voor zo'n ambtenaar te
voteren, dan zullen B. en W. hun best doen een ge
schikte man te vinden.
De heer Taylor Parkins heeft tenslotte nog het pleit
gevoerd voor de bevordering van de oprichting van
winkels in de buitenwijken. Hij werd iets concreter met
te zeggen, dat ook door de gemeente voor dit doel
huurpanden beschikbaar moeten worden gesteld. Op
deze weg heeft de gemeente zich tot nu toe niet be
geven. De mogelijkheden die er voor winkeliers zijn
door middel van waarborgingsfondsen en middenstands
commissies e.d., waren tot nu toe voldoende, meent spr.
De gemeente heeft daarbij in zoverre haar steun ver
leend, dat, wanneer er goed gefundeerde en reële aan
vragen waren, het college niet heeft geaarzeld aan de
raad voor te stellen de nodige garanties te verlenen.
Verder zijn in enige panden, behorende tot door wo
ningbouwverenigingen gebouwde blokken, winkels op
genomen. Op het door de heer Taylor Parkins bedoelde
terrein heeft de gemeente zich tot nu toe dus niet be
wogen en spr. kan ook niet zeggen, dat zij er terstond
aan moet beginnen. Hij kan echter wel zeggen, dat,
wanneer mocht blijken, dat langs de tot nu toe bewan
delde weg de voorzieningen in de nieuwe wijken spaak
zouden lopen en niet het vereiste peil zouden kunnen
bereiken, de gemeente stellig zal overwegen, of het dan
op haar weg ligt huurwinkels beschikbaar te stellen.
De heer Balt wijst op de zeer slechte toestand van
de Snekertrekweg en de Zwettestraat. Deze is inder
daad een feit, maar ieder raadslid zou kunnen wijzen
op een stuk bestrating in deze stad, dat er nog slechter
heen ligt. Dat neemt niet weg, dat B. en W. dit geval
tot zich willen nemen en nader zullen bekijken en af
wegen tegen de mogelijkheden die er zijn, om dit stuk
reeds nu voor herstrating in aanmerking te laten
komen.
Spr. meent hiermee de sprekers wel te hebben be
antwoord en wil daarom zijn rede thans beëindigen.
De heer Pols (weth.) zegt, dat het voor de nieuwe
wethouder heel erg prettig is geweest, dat eerst de
wethouders van Financiën en Openbare Werken heb
ben gesproken, want Huisvesting hangt wel ten zeer
ste tegen deze twee diensten aan. Financiën bepaalt de
mogelijkheden, maar, wat Openbare Werken betreft, is
het voor spr. eerlijk de vraag, waar Openbare Werken
ophoudt en Huisvesting begint. Hij gelooft, dat men het
zo moet zien: Huisvesting begint dan, als de nieuwe
huurder de sleutel krijgt.
Spr. vindt het prettig, dat de heer Van der Schaaf
al bepaalde opmerkingen betreffende Huisvesting be
antwoord heeft; spr. had ook al enige aantekenin
gen geplaatst, maar de wethouder van Openbare Wer
ken heeft het hem wel erg gemakkelijk gemaakt.
Verschillende door de raadsleden gemaakte opmer
kingen zijn spr. eigenlijk ook uit het hart gegrepen.
Hij gelooft wel te mogen zeggen, dat vanmiddag al
door is gebleken, dat bij het college de wens leeft om
te komen tot goedkope woningen, hoewel B. en W.
weten, dat hier heel grote moeilijkheden aan vast zitten.
Dit probleem valt in twee delen uiteenaan de ene kant
de voorraad huizen en aan de andere kant de huur.
Wat de voorraad aangaat, gelooft spr. iets optimisti
scher te mogen zijn dan de wethouder van Financiën,
die praktisch geen perspectief ziet in de financiële sec
tor. Spr. gelooft t.a.v. Volkshuisvesting met enige vol
doening te mogen constateren, dat het nog niet eerder
is voorgekomen, dat 1200 woningen in aanbouw zijn,
die hopelijk zo spoedig mogelijk zullen worden gereali
seerd. Dit zal een behoorlijke stoot voor de voorraad en
ook voor de toewijzing betekenen. Hier is vandaag ge
sproken over eventuele verschuiving, maar er kan pas
dan kans op een verschuiving zijn, als men over een
behoorlijke woningvoorraad beschikt.
Spr. kan zich voorstellen, dat de raad ook nog be
langstelling zal hebben voor het onderwerp „huur". Er
is vandaag heel veel gesproken over de huurprijzen en
het zal de raadsleden misschien interesseren, hoe de
huren in Leeuwarden liggen t.o.v. de landelijke gemid
delden. Spr. heeft n.l. een verslag van Volkshuisves
ting en Bouwnijverheid, waarin over deze gemiddelden
gesproken wordt. Deze bedragen, wat 1958 betreft,
f 12,39, f 12,44 en f 11,96 per week. Men heeft n.l. over
de drie afgelopen kwartalen het gemiddelde berekend.
Als men daarnaast nu stelt de huurprijzen van de ver
schillende blokken in Leeuwarden: f 10,70, f 11,65,
f 12,30, f 11,65, f 12,85, dan zal men het met spr. eens
zijn, dat de gemiddelde huren in Leeuwarden gelukkig
niet hoger liggen dan de landelijke gemiddelden. Dit
wilde spr. nog gaarne zeggen als aanvulling op het
geen de wethouder van Openbare Werken heeft ge
zegd. Hij wil voorts de wens uitspreken, dat het nog
mogelijk zal zijn tot lagere huren te komen. Dat is
heel erg nodig. Spr. ziet echter ook wel de grote moei
lijkheden, die hierbij optreden.
De heer Bootsma heeft een zeer belangrijke vraag
gesteld, n.l. over het onderhoud van de gemeentewonin
gen. De heer Bootsma zeide, dat verwaarlozing daar
van kapitaalverlies betekent en spr. gelooft wel te mo
gen zeggen, dat B. en W. het daar volkomen mee eens
zijn. Aan de andere kant is hier ook weer sprake van
het schip, dat door de wal gekeerd wordt. Het is de
heer Bootsma misschien bekend spr. wil wel even
de betreffende cijfers noemen dat het college ook
weer aan verschillende normen vast zit. Er is n.l. voor
1951 f 29,per jaar voor onderhoud uitgetrokken bij
de oorspronkelijke huurberekening. Dit is echter voor
1951 f 51,geworden, voor 1954 werd het f 81,en
voor 1957 f 105,Deze laatste is natuurlijk een be
langrijke verhoging, maar de deskundigen zullen het
met spr. eens zijn, dat de kosten op zichzelf wel het
14-voudige bedragen. Men komt hier niet mee uit. Er
bestaat nog een heel behoorlijke achterstand. Op het
ogenblik is er t.a.v. het onderhoud van het gemeente
lijk woningbezit een achterstand van f 324.675,en
daaruit blijkt wel, dat de normen hier zeer ver zijn
overschreden. Als men daarnaast stelt het cijfer van
de achterstand bij de woningbouwcorporaties, namelijk
f 350.000,dan mag men constateren, dat er op het
ogenblik een achterstand bestaat van f 760.000,-die
op de een of andere wijze zal moeten worden ingehaald.
Deze rekening zal de gemeente gepresenteerd worden
en men voelt wel, dat het op het ogenblik uitermate
moeilijk is om, wat het onderhoud betreft, tot andere
resultaten te komen, al wil spr. onmiddellijk onder
strepen, dat vooral het buitenwerk en de verwaar
lozing daarvan zal de heer Bootsma wel bedoelen
ontzettend veel geld zal kosten. Spr. wil wel zeggen,
dat, als hier enige ruimte is, wel met het buitenwerk
begonnen zal moeten worden, om in elk geval nog te
redden wat te redden is.
De heer Bootsma heeft ook gevraagd, of de dienst
effectief genoeg werkt. Het is natuurlijk voor een nieu
we wethouder altijd moeilijk om in een paar maanden
uit te zoeken, of dit wel het geval is. Spr. volgt de za
ken zeer nauwlettend en waar mogelijkheden zijn, wil
hij ze graag benutten, maar men voelt wel, dat, als
het benodigde geld er niet is, het voor het Woningbe
drijf heel moeilijk is om te doen wat gedaan moet wor
den. Men weet, dat er met de woningen, die in het eerst
gebouwd zijn, ook nog wel grote moeilijkheden zijn
geweest, die de belangstelling en medewerking van
deze dienst op alle mogelijke gebied hebben gevraagd.
Er is door een andere spreker Mr. v. d. Veen
29
gevraagd, of het niet nodig is, dat de gemeente vooral
wat de dienstverlening betreft, tegen kostprijs laat be
talen. Beantwoording van deze vraag zou op de weg
kunnen liggen van de wethouder van Financiën. Spr.
persoonlijk zou willen zeggen, dat deze tarieven in 1958
belangrijk zijn verhoogd. De gemeente heeft dit moeten
doen onder druk van de rijksoverheid in verband met
de extra uitkering, maar spr. gelooft, dat het helemaal
niet verstandig zou zijn om de tarieven op dit ogenblik
nog weer eens te gaan verhogen, want dan zou ze met
haar tarieven boven het landelijke kunnen uitgroeien.
De heer Heidinga heeft gevraagd, of de privaatton-
nen niet zo spoedig mogelijk kunnen worden opgeruimd.
Spr. moet onmiddellijk weer naar de wethouder van
Openbare Werken verwijzen, die zegt, dat dit rijks
taak is. Toch is dit ook wel degelijk een kwestie van
Openbare Werken, want als men hier zou gaan doen,
wat de heer Heidinga vraagt, zou Openbare Werken
onmiddellijk t.a.v. de riolering met bezwaren komen en
dan kom je er, aldus spr., niet meer uit (Gelach). Ook
spr. wil natuurlijk wel graag komen tot opruiming van
het tonnenstelsel. Het is een wat griezelig vraagstuk;
dat voelen de heer Heidinga en spr. beiden wel, maar
spr. vindt het niet erg, dat er vandaag ook eers om hen
wordt gelachen. Spr. moet hier ook nog even bij opmer
ken, dat de rijkspremie, die in de regel voor vervanging
van een ton door een closet wordt toegekend, in de loop
van de jaren is uitgeput en dat er op het ogenblik in
die richting niets kan gebeuren. Het is in het algemeen
echter de wens van het college om dit vraagstuk zo
spoedig mogelijk op te lossen.
Dan heeft de heer De Jong gevraagd: kan de begro
ting niet eerst in de commissies van bijstand behandeld
worden? Dit was voor spr. ook iets nieuws. In de com
missies, waar hij vroeger zitting in had, is dit, op een
enkele uitzondering na, nooit gebeurd. Spr. kan de heer
De Jong toezeggen, dat hij dit punt in het college graag
ter sprake zal brengen. Spr. geeft toe, dat men dan
over verschillende beleidskwesties kan spreken, maar
dat is toch ook helemaal niet uitgesloten in de gewone
begrotingsbehandeling in de raad.
De heer Vellenga weth.zegt, dat er een paar din
gen zijn gezegd, die liggen op het terrein van perso
neelszaken en een paar vragen zijn gesteld op het ge
bied van bejaardenzorg. Spr. hoopt daarover iets te
kunnen zeggen.
Hetgeen de heer Mani heeft opgemerkt over de be
vordering van het hoofd van een bepaalde secretarie
afdeling zal dit hebben de Voorzitter en spr. samen
even kunnen regelen door de Voorzitter beantwoord
worden.
De heer Van der Veen heeft zich uitgelaten over de
prestatiebeloning in het kader van het te voeren per
soneelsbeleid in deze gemeente. Spr. geeft aanstonds
toe, dat men in dezen niet alleen blauwe lucht zal zien,
maar ook wel donkere wolkjes. Hij gelooft, mét de heer
Van der Veen, dat er een regeling wordt getroffen, die
verband houdt met een star complex van maatregelen,
die door de overheid zijn voorgeschreven. Het gaat hier
om een systeem van werkclassificatie en taak-analyse,
in het voetspoor van de praktijk van de prestatiebelo
ning in het vrije bedrijf. Spr. meent echter, dat de re
sultaten van het systeem toch niet in die mate ongun
stig zullen zijn als de heer Van der Veen zich liet ontval
len. Hij moet het dus even met hem oneens zijn, wat
overigens wel voor meer punten uit diens beschouwing
geldt, maar daar wil spr. zich niet in begeven.
De heer Ten Brug heeft gesproken over de toestand
in het stadsverzorgingshuis en in verband daarmee
heeft hij enkele vragen gesteld over het verpleeghuis.
Spr. weet zeker, dat de Voorzitter over het verpleeg
huis het nodige zal zeggen. Spr. mag misschien van
zijn kant de zaken even groeperen. In 1956 heeft de
raad in de begrotingszitting vrij uitvoerig gesproken
over de gehele kwestie van de huisvesting van bejaar
den in deze gemeente. Toen is de gemeenteraad akkoord
gegaan met de volgende gedachtengang: Er was een
plan, dat uit de burgerij was opgekomen om een be
jaardencentrum te bouwen in de buurt van het Bomia-
park, maar dit werd te duur geacht, ook omdat men
stond voor de noodzakelijke vervanging van het stads
verzorgingshuis, een tehuis, dat echt niet meer voldoet
aan de eisen, die men toch aan zo'n inrichting moet
stellen in een gemeente als Leeuwarden. Men heeft zich
toen een bepaalde volgorde gedacht: eerst een ver
pleeghuis voor chronische zieken en bedlegerige bejaar
den en daarna een huis voor valide bejaarden. Beide
tehuizen zijn bedoeld als een vervanging van het tehuis
in de Haniasteeg. Die gedachtengang werd door de
raad praktisch en bloc geaccepteerd. Wanneer een der
gelijke oplossing vlot zou kunnen verlopen, zouden er
niet zoveel voorzieningen behoeven te worden getrof
fen in de Haniasteeg. Nu is echter de ontwikkeling
trager geweest dan U en ons, aldus spr., lief is.
De burgemeester zal enkele mededelingen doen over
wat ter zake alsnog kan gebeuren. Spr. kan niet con
creet antwoorden op de vraag van de heer Mani, welke
gedachte het college heeft over de toekomstige bestem
ming van het stadsverzorgingshuis. B. en W. zien dit
tehuis nog wel een aantal jaren bewoond en houden
zich nog niet bezig met de vraag: „Wat dan?", zodat
zij niet concreet aan een bestemming bijv. voor de
Terp hebben gedacht, hoewel zij, evenals de heer
Mani, de toestand in de Terp kennen en bij voorbaat
mèt hem van mening zijn, dat hier stellig voorzieningen
moeten worden getroffen of wat hun nog liever zou
zijn dat aan een goede vervanging van dit tehuis
gedacht zal moeten worden.
Nu komt spr. terug op zijn uitgangspunt, n.l., dat
de raad akkoord ging met de gedachtengang van B. en
W., maar, gezien de pensionprijs en de noodzakelijke
vervanging van het gebouw in de Haniasteeg, konden
B. en W. geen medewerking verlenen aan de bouw van
een bejaardencentrum, zoals de commissie uit de bur
gerij zich dat had voorgesteld. Dit heeft toen teleur
stelling gewekt in de raad en ook bij de burgerij. Daar
na is er eigenlijk niet zo erg veel gebeurd. Er zijn wel
mensen geweest, die hebben gezegd: „Wij zullen letter
lijk en figuurlijk proberen deze zaak van de grond te
krijgen", maar er is niet zo veel uit gekomen, totdat
B. en W. een half jaar geleden een bericht hierover
bereikte, dat een getransformeerde commissie, een ze
kere uitgebreide commissie, contact had gekregen met
het centrum dat ook al even in de mem.v.a. en ook in
de aanbiedingsbrief is genoemd, n.l. de Nederlandse
Centrale voor Huisvesting van Bejaarden (NCHB), ge
vestigd te Amsterdam, een landelijk centrum van alge
mene signatuur. De directeur van dit centrum heeft
plaatselijk enkele besprekingen gevoerd, zowel met de
zojuist genoemde commissie als met een enkel lid van
het college van B. en W„ later ook met het gehele
college. De commissie is dus op het ogenblik actief en
hoopt nu via deze centrale tot het stichten van een
gebouw alhier te komen. De procedure, die hierbij ge
bruikelijk is en op enkele plaatsen in het land toegepast,
is, dat de landelijke stichting hier bouwt en het gebouw
in huur overdraagt aan een te formeren plaatselijke
stichting. Dat zal dus een breed samengestelde stich
ting moeten worden; de commissie heeft geen geld. In
andere plaatsen is ook reeds gebleken, dat voor-finan
ciering in voorschotvorm moet plaats hebben door de
gemeente. Daarover zijn hier enkele oriënterende be
sprekingen gevoerd. Wanneer de heer K. de Jong dus
vraagt: is de commissie actief, dan kan spr. op
de genoemde activiteit wijzen.
Twee factoren spelen in deze een voorname rol. De
eerste is de kwestie van de grond. Oorspronkelijk had
de commissie gedacht aan een terrein in de buurt van
het Borniapark. Andere plannen van de gemeente, die
o.m. met een verpleeghuis verband houden, zouden dat
onmogelijk maken. B. en W. hebben een ander terrein
in gedachten, in het oosten van de stad en dat hebben
zij gereserveerd voor de activiteiten van de commissie.
Het leek B. en W. toe, dat dit beslist moest gebeuren.
Wanneer deze plannen doorgaan, zal die grond vrij snel
benut kunnen worden en gaan ze onverhoopt niet door,
dan ligt de zaak weer open en zal men het misschien
in de richting, die de heer De Jong in zijn kwaliteit van
raadslid of in andere kwaliteit zal kunnen interesseren,
moeten zoeken.
Het grote struikelblok ter zake is de pensionprijs, die
waarschijnlijk in dit gebouw betaald zal moeten worden
en die gebaseerd is op landelijke ervaringen. Bij een
strikt zakelijke exploitatie is het gewenst, dat iedereen
het volle pond zal betalen. De pensionprijs ligt enkele
honderden guldens boven de tweeduizend. En de com
missie worstelt met deze vraag: Bouwen wij dan nog
wel voor die categorie bejaarden, die wij sinds 1946