48 wet staat, dan kan spr. dat allemaal waarderen, als dat hem persoonlijk aangaat, maar niet als hij dat opmerkt als raadslid, dat trouw heeft gezworen aan de wetten des rijks en de Grondwet. Men kan niet tegen de bedoelde post zijn, zonder in strijd te komen met zijn belofte of eed, afgelegd om tot lid van de raad te worden toegelaten. De heer Beuving concludeert, dat het door de bur gemeester ingenomen standpunt van vandaag de dag dateert. (Gelach.) Deze zaak is meermalen aan de orde geweest en spr. heeft dan steeds aantekening gevraagd, dat hij tegen deze post was. Daar is nooit opmerking op gemaakt. Heeft de Voorzitter dat toen dan door de vingers gezien? Hoe zit dat? De Voorzitter: Er kan wel eens een tijd komen, dat er iets meer gezegd wordt dan anders. En die tijd acht spr. nu aangebroken. Spr. vraagt, of iemand stemming over deze post ver langt. Daar dit niet het geval is, constateert spr., dat het volgnummer is vastgesteld, met medewerking van de heren Beuving en Klijnstra (Gelach). Volgno. 100. Byzondere verkeersmaatregelen f 7.000, De heer Volbeda heeft in de sectie gevraagd naar het gevaar, dat hoogopschietende struiken op straathoeken opleveren. In de mem.v.a. wordt bij deze vraag ver wezen naar het antwoord in het sectieverslag van 1958. Dit antwoord acht spr. niet erg bevredigend. Hij wil er nogmaals op aandringen te onderzoeken, of het mo gelijk is in bepaalde gevallen, waar de hoogopgaande struiken een wezenlijk en duidelijk gevaar opleveren, maatregelen te nemen. Spr. heeft verder gewezen op de verkeerssituatie bij Beethovenplantsoen en Valeriusstraat. Door het inge voerde éénrichtingverkeer dienen deze straten als het ware als rotonde. Spr. begrijpt niet, waarom de aansluiting van het Beethovenplantsoen op de Valeriusstraat om de hoek is aangebracht. Dit maakt de situatie niet eenvoudiger, te meer nu het éénrichtingverkeer op de parallelwegen niet is aangegeven. De mensen houden er zich daarom zelden aan. Nu treedt de politie gedurende de over gangsperiode niet te streng op, maar spr. acht een nadere aanduiding toch noodzakelijk. In de mem.v.a. staat, dat de deelnemers aan het verkeer de regels dienen te kennen en dat daarom een aanduiding niet nodig is. Inderdaad wordt men geacht de wet te ken nen. Spr. is dan misschien geen goed Nederlander, want er zullen heus genoeg wetten zijn verschenen, die hij niet kent. Er wordt ook verwezen naar andere straten, zoals de Groningerstraatweg en de Schrans. Vergelijking hiermee gaat echter niet helemaal op. De Groningerstraatweg kan geheel buiten beschouwing blijven. Met de Verlengde Schrans is wel een verge lijking mogelijk. Toen de zaak daar veranderd was, heeft er een poos lang een hele reeks verkeersborden gestaan, om de mensen duidelijk te maken, dat op de ventwegen slechts éénrichtingverkeer was toegestaan. Er is echter dit verschil, dat op de Verlengde Schrans zeer vele zijstraten uitkomen, die alle rechtstreeks ver binding hebben met de hoofdbaan. Dat is in de Valerius straat niet het geval. Verschillende zijstraten hebben daar geen rechtstreekse verbinding met de hoofdbaan van deze straat. Daardoor is de situatie beslist anders. Spr. wil er daarom graag op blijven aandringen, dat bij die zijstraten, die niet uitmonden op de hoofdweg, een bord voor éénrichtingverkeer wordt geplaatst. De Voorzitter zou bij het antwoord in de mem.v.a. in zake het struikgewas willen persisteren. Een heb belijkheid van het struikgewas is, dat het, nadat het is gegroeid en gesnoeid, toch een tijdje later weer naar boven komt. Spr. wil echter toezeggen, dat de betrok ken dienst er op attent gemaakt zal worden. Wat de Valeriusstraat betreft, het publiek, dat aan het verkeer deelneemt, dient te weten, dat het bij een straatinrichting als hier is toegepast, maar één richting uit kan en rechts af moet slaan. B. en W. hebben des tijds daar is terecht op gewezen in de Verlengde Schrans bij de zijstraten borden laten plaatsen, om het publiek aan een dergelijke situatie te doen wennen, maar dat was de eerste straat in de gemeente, die met 3 banen: een middenbaan en twee ventwegen, was ingericht. Men zal zich echter herinneren, hoe groot de kritiek was op het feit, dat daar borden stonden, die daar rechtens eigenlijk geen plaats hadden. Toen stonden er dus borden, die er weg moesten, en nu zijn er geen borden en wil men ineens borden hebben. Op deze wijze is het nooit goed en eigenlijk is het zo daar wijst spr.'s rechterbuurman, die van het verkeer wel iets afweet, hem op dat het wettelijk verboden is borden, zoals de gewenste, te plaatsen. Spr. gelooft, dat er werkelijk niets anders op zit dan dat het publiek zich en dat gaat gelukkig snel aan deze situatie aanpast en dit zal dus, zo ver trouwen B. en W. toch wel, na korte tijd het geval zijn. Spr. zou het hierbij willen laten. Volgno. 100 wordt onveranderd vastgesteld. Volgno. 103. Staangelden bij kermis en andere gele genheden f 55.000, De heer K. J. de Jong zegt, dat het bekend moge zijn, dat zijn fractie een afwijkend standpunt t.o.v. dat van de raad i.z. deze post inneemt. Spr. c.s. gaan er van uit, dat de gemeentelijke overheid geroepen is om de openbare zedelijkheid te handhaven en te bevorderen en dat niet kan doen zonder toepassing van de normen, die ze voor de overheidszorg erkent en die spr. ook vanmorgen heeft aangegeven. Het gaat hier om volks vermaak van bepaald laag kaliber en naar hun mening moet gestreefd worden naar veredeling van de volks vermaken. Zij zijn dus tegen deze post. De heer Klijnstra kan zich gedeeltelijk aansluiten bij wat de heer K. J. de Jong heeft gezegd. Hij ziet, dal het voor 1958 geraamde bedrag enkele duizenden gul dens lager is dan de werkelijke opbrengst. Dat vei wondert spr. Hij had nooit kunnen denken, dat deze staangelden zoveel opbrengen. Hij gelooft da, ook, dat de kermis op zondag gerust gesloten kan worden. Hij gunt graag een ander zo veel mogelijk zijn of haar vrijheid, maar persoonlijk zou het hem zeer aangenaam zijn, dat er in ieder geval op zondag geen kermisattracties in bedrijf zouden zijn. De heer Pols vindt het werkelijk wel opmerkelijk. dat men in de late avond nog even kermis wil gaan houden. Spr. gelooft niet, dat de heer De Jong een debat heeft willen uitlokken, want de langer zittend: raadsleden weten, dat er 8 maanden geleden hierover een diepgaand debat heeft plaats gevonden. En de nieuwe raadsleden hebben hierover wel kunnen lezen. Er is dus nu weinig nieuws aan de orde en spr. gelooft maar beter te doen, als hij de discussie niet al te lang rekt. Hij begrijpt persoonlijk nooit, welke kant men uit wil. Hij voelt het aan als een soort vervolgverhao Men zou op een gegeven moment zo veronderstellen misschien de betreffende raadsleden kunnen zeggen de aanhouder wint. Wat spr. deze avond wel is opge vallen is, dat de heer De Jong de kermis af ging bre ken, er althans nogal zware kritiek op had. Spr. ver gelijkt de kermis met wat er op Koninginnedag te doen is; dan gebeuren niet erger dingen dan op de kermis en omgekeerd ook niet. Wat de heer Klijnstra betreft, deze wil de zondag er uit nemen, maar dan maakt men de hele kermis kapot. De opbrengst is voor dit jaar heel kalm ge raamd. Men weet, dat de opbrengst in 1957 f 61.731,13 is geweest, een niet onbelangrijk bedrag. Spr. kan zich indenken, dat de wethouder van Financiën in zeer grote moeilijkheden zou geraken, als hij dit bedrag zou missen. Spr. wil het hierbij laten. Hij heeft de heer De Jong met het hoofd zien schudden ten teken, dat hij op dit late uur niet meer een debat ter zake wil houden. Volgno. 103 wordt onveranderd vastgesteld. Volgno. 13& Onderhoud van openbare speelplaatsen, enz. f 7.670, De heer Heidinga heeft in de sectie gevraagd, of het mogelijk was het Oranje Nassau-park van drainage te 49 voorzien. Daar geven B. en W. een verbazend mooi antwoord op: „De buurtbewoners geven blijk voor deze speelplaats geen activiteit te kunnen ontplooien." Men zou kunnen zeggen, dat dit als een tang op een varken slaat, maar dat zal spr. niet zeggen. Op het Zaailand wordt bijv. ook gevoetbald, op diverse plaatsen ziet men de jongens spelen en ravotten. Ontplooien de buurt bewoners daar ook activiteit Spr. meent van niet. Hij weet helemaal niet, wat B. en W. bedoelen met activiteit ontplooien. Plantsoen is dit eigenlijk niet meer. Er is een hek omheen geplaatst en er is een kennisgeving geweest, dat het als speelplaats gebruikt mag worden, maar het is een tussending: het is geen speelplaats en het is geen plantsoen. Het hekje is ge plaatst en het grasveld is gelaten zoals het was. Het is kennelijk bedoeld als speelplaats, want de agenten van politie sturen de kinderen er ook niet af, maar doordat de jongens er voetballen en andere spelletjes doen, is het gras verdwenen. Het is er dus een grote nodderboel geworden en de huisvrouwen in die buurt hebben er behoorlyk bezwaren tegen. De jongens komen 's avonds als negers thuis. En nu weet spr. helemaal niet, of de toestand door drainage te verbeteren is, maar zoals de zaak er nu ligt, is het wel een onbe vredigende situatie. Zou het niet mogelijk zijn, nu het terrein als speelplaats is bedoeld, er ook een speel plaats van te maken door betegeling? En als het geen speelplaats is, dan moet het hek er weggehaald en het grasveld weer in orde gemaakt worden en moeten er geen kinderen meer mogen spelen. De heer Volbeda heeft in de sectie gevraagd, of on bebouwde terreinen, die eigendom van de gemeente zijn, niet benut kunnen worden voor speelplaatsen, vooral voor die kinderen, die 's middags na 4 uur geen plaats vinden in de speeltuinen. Zij zitten vol energie, maar moeten tot 4 uur rustig op de schoolbanken zitten. Waar moeten ze na die tijd hun energie kwijt Als ze hoela hoep spelen op de trottoirs, worden ze door de politie veggestuurd. En waar moeten ze dan wel naar toe? Er liggen in de stad verschillende stukken grond; spr. denkt ook aan de Westkant. Deze stukken liggen er nu als een wildernis. Is het mogelijk ze te egaliseren Spr. denkt voorts aan bepaalde groenstroken. B. en W. zijn er hier huiverig voor de groenstroken te laten be treden, maar spr. gelooft, dat het zal meevallen. Er is ook oppositie geweest tegen het inrichten van een speelweide in het Rengerspark, maar die ziet er toch beslist niet minder uit dan andere grasvelden in dat park. De Wagnerstraat en de Valeriusstraat hebben behoorlijk brede groenstroken, waar men geen last van de spelende kinderen zou hebben. De stad breidt zich steeds meer uit en spr. gelooft, dat men aan het door hem bedoelde probleem te weinig aandacht schenkt. De jeugd, die om 4 uur vrij is, kan pas na 6 uur op de sportterreinen terecht. Ze moet dus iets uitvinden. Bij volgende uitbreidingsplannen zal rekening moeten wor den gehouden met dit probleem door grotere school pleinen aan te leggen, die ook na schooltijd voor de jeugd beschikbaar gesteld kunnen worden. De heer Van der Schaaf (weth.) zegt, dat men inder daad zou kunnen stellen, dat er tussen vraag en be antwoording t.a.v. het Oranje Nassau-park, een scha kel is uitgevallen. En wel deze, dat in deze gemeente altijd als richtsnoer is aangehouden, dat een buurt- speelplaatsje eigenlijk alleen kan bestaan, als een buurt vereniging zich er voor interesseert en zich belast met het toezicht. Dat is ook bij dit parkje geprobeerd. Ver schillende pogingen zijn ondernomen, maar men is niet tot blijvende activiteit kunnen komen, zodat daar nu bewezen wordt, hoe het gaat met speelplaatsen, die niet worden „gedragen" door de gedachte tot instand houding van een groep omwonenden. Wanneer daar dus niet voldoende interesse voor bestaat en men wil er niet wat tijd en moeite voor geven, dan gaat het deze weg op. Nu kan men inderdaad, zoals de heer Heidinga zegt, óf het één óf het ander doen: men kan van dit geval weer een groene plaats maken door in zaaiing van graszaad en er misschien wat struikjes op zetten, maar het is niet gezegd, dat de jeugd daar dan afblijft. Wanneer de loop daar naar toe is en men ge legenheid om daar een balletje te trappen men kan het dan niet direct voetballen noemen dan is dit niet afgelopen, wanneer er nu graszoden op komen. Spr. is daar zeer pessimistisch over. Men zou het ter- reintje ook kunnen betegelen, maar dat kost „duur geld" en dat achten B. en W. niet verantwoord, als niet een buurtvereniging deze zaak steunt. Daarom ziet spr. eigenlijk geen betere weg dan het voorlopig nog maar eens zo te laten. Misschien mag van dit gesprek, dat in de raad ter zake wordt gevoerd, nog weer eens een opwekking uitgaan tot de bewoners van de buurt, alsnog een initiatief te nemen, waarna het gemeente bestuur stellig bereid zal zijn nader onder ogen te zien, wat moet gebeuren om dit terreintje op een beter peil te brengen. De heer Volbeda heeft gepleit voor de aanleg van verschillende terreintjes, die er in het Westen nog lig gen, maar dat is een punt, dat uiteraard niet nieuw is. B. en W. hebben sinds jaar en dag overwogen, of daar niet iets ten bate van de kinderen te maken is. Hunnerzijds is getracht enige hier in aanmerking ko mende terreinen in te richten met toepassing van de gemeentelijke sociale werkvoorzieningsregeling, maar dat heeft geen doorgang kunnen vinden. Daarmee is de vraag wel beantwoord. Er is weinig aan toe te voe gen. Het probleem wordt door het college wel onder kend. Er is een aantal kinderen, die tussen 4 en 6 uur ergens moeten zijn. „Met moat hjir of dér wêze, sei de man en hij stie yn de sleat." Zo is het met de kin deren ook: ze zoeken wel een plaats en komen dan wel eens een beetje vuil thuis, maar dat zijn nu een maal de ongerieven van het leven. Anders wordt het, wanneer het gevaarlijk wordt voor de kinderen. Dit probleem zien B. en W., zoals spr. reeds heeft gezegd, zeer wel. De mogelijkheden zijn beperkt, maar zy blij ven hier hun aandacht aan schenken. Of het beschik baar stellen van groenstroken, die zo hier en daar in de stad voorkomen, voor het „baltrappen" wenselijk is, betwijfelt spr. wel, want dan ziet hij ook deze groen stroken veranderen in modderpoelen, zoals het Oranje Nassau-parkje. Ook het beschikbaar stellen van school pleinen voor het spel van de jeugd buiten het school verband heeft zijn bezwaren. Dit punt is ook een- en andermaal in het college bekeken, maar de conclusie was toch steeds weer negatief, in deze zin, dat de be langen van de school bij een juiste wijze van gebruik van het schoolplein zich er tegen verzetten. Daarom hebben B. en W. er niet toe kunnen besluiten. Spr. meent, dat hij hierover niet meer behoeft te zeggen. Waar zich de gelegenheid voordoet en ook de mogelijk heden aanwezig zijn, om met de sociale werkvoorzie ningsregeling of anderszins tot het aanleggen van een speelterreintje te komen, zullen B. en W. de kans niet verzuimen. De Voorzitter wil er even op wijzen, dat het Oranje Nassau-park lange jaren plantsoen was, totdat B. en W. uit de buurt het nogal dringende verzoek bereikte, daar een speeltuin van te maken en toen hebben zij dit toch voor een vrij groot bedrag voor speelgelegen- heid doen inrichten, in de hoop, dat degenen, die dat vroegen, verder de zorg voor het oppassen enz. op zich zouden nemen. Maar toen het eenmaal zo ver was, gaf de buurt niet thuis en het gaat nu eenmaal niet aan om naast elk object een politieman te zetten. Daarvoor is het aantal agenten niet groot genoeg. Zij hebben wel iets anders te doen. En daarom kunnen B. en W. niets anders doen dan de zaak laten, zoals ze is. De heer Heidinga wil nog graag een kleinigheid over deze zaak te berde brengen. Hij komt niet meer terug op de toestand van het Oranje Nassaupark, maar de laatste woorden van de wethouder brachten hem op een gedachte, die hij hier graag even naar voren wil brengen. Spr.'s ouders wonen in de Pioenstraat, vlak tegen over de Koningin Emmaschool. Jarenlang is het ge woonte geweest, dat 's avonds de kinderen over het hek klommen en op het plein gingen spelen. Dat mocht niet. Het hoofd van de school, dat in het westen woon de, kwam apart om zes uur, halfzeven om de jongens er af te jagen. Een paar jaar geleden is men een nieu we gedragslijn gaan volgen. Men laat het hek open om 4 uur, om de kinderen gelegenheid te geven op het plein te spelen. Er gebeurt verder niets. Het werkt prima. Spr. wil hiermee even aangeven, dat het dus zó ook kan.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1958 | | pagina 25