14 door de bouw van ziekenhuizen in Drachten en Dokkum aanzienlijk verkleind. De vraag is dan ook, in hoeverre er momenteel behoefte bestaat aan uitbreiding van het aantal ziekenhuisbedden in Leeuwarden, vooral wan neer men rekening houdt met de uitbreiding van het Diakonessenhuis, in verband met de bouw van een nieuw kinderziekenhuis. Het zal B. en W. bekend zijn, dat er een 5-tal jaren geleden door een provinciale commissie, die destijds is ingesteld bij besluit van Ged. Staten van deze provincie, een rapport is uitgebracht, waarin op grond van het aantal inwoners, dat op bepaalde medische centra is georiënteerd, het aantal ziekenhuisbedden wordt be rekend. Hoewel het B. en W. ook bekend zal zijn, dat onmiddellijk n.a.v. dit rapport reeds een minderheids nota werd ingediend, waarin een geheel andere be rekening wordt voorgestaan, mag toch worden vastge steld, dat de situatie van 1953 sindsdien is gewijzigd en wel in deze zin, dat er een nog veel kleiner aantal inwoners der provincie op Leeuwarder ziekenhuizen georiënteerd is dan in 1953 het geval was. Spr. vraagt zich dan ook af, welke functie het gemeentebestuur heeft toegedacht aan een toekomstig stadsziekenhuis. Als men in Leeuwarden de situatie overziet en wanneer men aanneemt, dat binnen twee jaar ongeveer de uit breiding van het Diakonessenhuis gereed zal zijn en het St. Bonifatius Hospitaal daarnaast zijn tegenwoor dige omvang zal behouden, dan zal toch niet meer dan 10 van het aantal bedden, dat in Leeuwarden be schikbaar is, in het stadsziekenhuis zijn. Dat betekent, dat de gemeente Leeuwarden er een klein ziekenhuisje op na zal houden, een luxe, die zij zich, gezien het be grotingstekort, niet zal kunnen permitteren. Spr. vreest dan ook, dat er van de zijde van de specialisten weinig behoefte aan zal bestaan om naast het werk in de grote ziekenhuizen nog eens weer apart tijd te besteden aan het werk in een klein ziekenhuis. Wat de combinatie van een verpleeginrichting met een ziekenhuis aangaat, zal het ook B. en W. bekend zijn, dat meerdere deskundigen het oneens zijn over de vraag, of deze combinatie gewenst is of niet. Vast staat, dat een verpleeginrichting, waaraan, naar spr. aanneemt, hier wel behoefte bestaat, geen uitbreiding met een laboratorium nodig heeft en geen afzonderlijke röntgenafdeling, m.a.w. tal van accommodaties zal kunnen missen, die een modern ziekenhuis nu juist wel nodig heeft. Spr. zou daarom het college graag in overweging geven de vraag onder ogen te zien, of het algemeen ziekenhuis-gedeelte, waarbij men zich toch richt op de werkelijke ziekenhuisverpleging, met de accommodatie dus van een ziekenhuis, niet met meer succes kan worden overgedragen aan het particulier initiatief, dat hier in Leeuwarden toch zeer goed werkt. In dit verband zou spr. B. en W. dan ten slotte nog in overweging willen geven aan de raad in principe te vragen, of deze, gezien ook het belangrijke bedrag aan investeringen, dat hiervoor op het kleed zal moeten komen, inderdaad voor de bouw van een nieuw stads ziekenhuis gevoelt. De heer Hoekstra wil ook gaarne enkele woorden over het probleem van de zorg voor de chronische zieken en bejaarde chronische zieken zeggen, in verband ook met het ziekenhuiswezen in Leeuwarden en de ver zorging van patiënten. Leeuwarden besteedt aan bejaardenverzorging f287.000,aan het onderbrengen van bejaarden in andere gemeenten f 250.000,en aan verpleging van chronische zieken f 150.000,Met bijkomende andere kosten, o.a. vervoerskosten, wordt dus te zamen een bedrag van f 690.000,voor de verzorging van be jaarden en chronische zieken uitgegeven. En waar liggen nu de chronische zieken of bejaarde chronische zieken? Helaas moet spr. zeggen: voor een groot deel in de ziekenhuizen, de ziekenhuizen, die streven naar uitwerking van moderne geneesmethoden en die uiteraard een geweldig tekort aan bedden hebben. De specialisten, die op elke zaal enige van die chronische zieken of bejaarde chronische zieken zien, vragen zich af: Kan het nu zo wel voortgaan, dat deze mensen daar maanden en maanden liggen? Is het niet nodig een aparte inrichting voor hen te hebben? Maar dan dient men zich wel bewust te zijn, dat deze mensen in of in de nabijheid van een ziekenhuis moeten verblijven. Er komen telkens complicaties in hun toestand voor, die behandeling in een ziekenhuis noodzakelijk maken. Spr. c.s. zijn er van overtuigd, dat een verpleeginrich ting voor chronische zieken of bejaarde chronische zieken, die niet in de onmiddellijke nabijheid van een ziekenhuis staat, een onding is. Men zou zich in dat geval voor zeer vele zorgen zien geplaatst. Ditzelfde geldt in nog heviger mate voor de verzorging van psychiatrische patiënten. Het kost de gemeente Leeu warden jaarlijks f 921.770,om de krankzinnigen elders onderdak te brengen. Maar dat deze mensen zelf hier door groot leed wordt berokkend, is nog het ergst. Door psychische verzorging van deze patiënten hier ter stede zou een groot bedrag kunnen worden be zuinigd niet alleen, maar zeker is ook, dat zeer vele z.g. krankzinnigen met moderne methoden weer bruikbare burgers zouden kunnen worden. De krankzinnigenzorg is een noodzakelijkheid en het ligt in de eerste plaats op de weg der overheid om voor deze mensen voor zieningen te treffen. Spr. wil niet te diep ingaan op de wijze, waarop dit zou moeten geschieden. Het is absoluut noodzakelijk, dat iemand, die buiten zijn po sitieven is geraakt, door „de sterke arm" apart wordt gezet. Maar waar komt zo iemand nu terecht? In het stadsziekenhuis en ten slotte in een cel onder de grond, waar hij pertinent niet behoort en waardoor hij vol komen van de kaart raakt. Het is echter thans bittere noodzaak, hem daarin te brengen. Spr. gevoelt intussen niets voor een psychiatrische inrichting, die niet in de buurt van een ziekenhuis staat. Het komt in Franeker en in andere plaatsen, waar dergelijke instituten gevestigd zijn, maar al te veel voor, dat er Leeuwarder patiënten worden opge nomen, die slechts tijdelijk krankzinnig zijn, bijv. door suikerziekte, nierinfectie of hartziekten. De leiding van die instellingen vraagt zich dan ook vaak af: Hoe is het mogelijk, dat deze patiënt bij ons terecht komt? Het antwoord hierop zou dan moeten luiden: Er was in Leeuwarden geen observatie-mogelijkheid. Het is dus noodzakelijk, dat een psychiatrische inrichting hier in de buurt van een ziekenhuis komt. De toestand in Leeuwarden is onhoudbaar. Ook voor het infectiepaviljoen is de nabijheid van een ziekenhuis absoluut noodzakelijk. De situatie, die in Leeuwarden gehandhaafd wordt, is niet gunstig. Het is een bekend feit, dat het infectiepaviljoen verschillende andere bestemmingen heeft, n.l. verpleging van chro nisch zieke ouden van dagen en van psychische pa tiënten. Maar een dusdanige onderbrenging moet zo spoedig mogelijk beëindigd worden, al was het alleen maar voor de rust van de omwonenden. Ook voor een kraaminrichting is de nabijheid van een ziekenhuis vereist. Spr. concludeert aldus: Wanneer men wil komen tot een verpleeginrichting voor chronische zieken en be jaarde chronische zieken, dan is het noodzakelijk, dat een ziekenhuis in de buurt is. En wil men de psychi sche patiënten een betere behandeling doen ondergaan, dan moeten er hier maatregelen worden genomen. Voor de verzorging van deze mensen wordt elk jaar f 1.733.295,uitgegeven, maar, als men zich afvraagt: waar en hoe geschiedt deze, dan zou men moeten ant woorden: in het infectiepaviljoen, in het stadsziekenhuis of in Huizum en op een wijze, die door spr. al reeds is beschreven, en niet op een wijze als men met het uit geven van een kleiner bedrag kan bereiken. Spr.. heeft de overtuiging, dat bij particulier initiatief een ziekenhuis met aanbouwsels, zoals hij die zojuist heeft genoemd (kraamkliniek, infectiepaviljoen en psychiatrische inrichting) self-supporting zal kunnen zijn. Hij meent ook te weten, dat een ziekenhuis met minder dan 200 bedden steeds met een nadelig saldo zal werken. Het is dus van belang, deze zaak zo te organiseren, dat er een ziekenhuis met minimaal 200 bedden komt. Dit klopt ook met de behoefte, die in Leeuwarden bestaat. Er zijn hier thans 790 bedden en het is de wens van de Leeuwarder specialisten, in ver band met de verdere uitbouw van hun werkzaamheden (maar ook een eis van de kernpositie van Leeuwarden), dat dit aantal 1020 wordt. Doordat het aantal inwoners van Friesland dat op 15 de Leeuwarder ziekenhuizen is aangewezen, is gedaald, noemt spr. een schatting van 250.000 of 220.000 on juist. Zelfs vindt hij 160.000 een optimistische schat ting. Praktisch moet men rekenen met 130.000 in woners die op Leeuwarder ziekenhuizen zijn georiën teerd. Wil men bij een dergelijke daling een centrum van super-specialisten creëren, dan zal men wel de steun van de overheid nodig hebben. Anders zouden de artsen hun werkzaamheden moeten beperken, want de ziekenfondsen trekken geen geld voor het uitgebreidere specialistische werk uit. De overheidssteun is bij een betrekkelijk klein centrum noodzakelijk, omdat de arts dan heel veel tijd aan weinig zieken moet besteden. Spr. ziet deze zaak echter niet als zeer urgent, want deze medische hulp kan ook wel zonder uitgaven van de overheid gegeven worden. Spr. zou er vervolgens de aandacht op willen vesti gen, dat Leeuwarden in het gelukkige bezit is van een Provinciaal Laboratorium voor de Volksgezondheid. Maar doordat van gemeentewege getraineerd wordt met het toewijzen van een bouwterrein aan deze instelling, staat ze voor een uitgave fonds perdu van f 66.000, want er is absoluut op korte termijn uitbreiding nodig. Het is van het hoogste belang, dat dit laboratorium aansluit bij de instellingen, die spr. zojuist voor de raad geschetst heeft. Het is zelfs mogelijk om aan te duiden op welke wijze hier de beste maatregelen ge nomen kunnen worden. Het heeft spr. ten zeerste ver baasd, dat hij in de voortreffelijke op kaart gebrachte stadsuitbreiding geen enkel stukje grond heeft gezien, waarop het ziekenhuiscomplex zal moeten verrijzen. Juist het gebied, gelegen ten zuidoosten van de stede lijke bebouwing, is geheel verwaarloosd op de tekenin gen. Mogelijk is dat een gelukkig verschijnsel, omdat men daar dan nog geheel vrij is bij het maken van plannen voor een ziekenhuiscomplex. De situatie is thans zo, dat het stadsziekenhuis ge handhaafd zal moeten worden, al is het onvoldoende. Zouden daar door het voortreffelijke personeel niet zulke goede prestaties worden geleverd, dan zou het opge heven moeten woren. In de eerste plaats omdat er geen armen meer zijn en in de tweede plaats omdat het niet wel mogelijk is de maatregelen, die de artsen nood zakelijk achten voor de verschillende zieken, in het stadsziekenhuis uit te voeren, wat de verpleegsters buitengewoon teleurstelt. Spr. gelooft met dit summiere betoog voorlopig te kunnen volstaan. Hij vindt een gemeentelijk ziekenhuis voor deze stad in zoverre nodig, omdat de andere in stellingen geschetst ziekencentrum nodig achten. Wan neer men dus niet een verpleeginrichting voor chroni sche zieken en bejaarde chronische zieken zou willen bouwen en niet voor de psychische patiënten zou willen zorgen dus op de oude voet zou willen voortgaan dan zou het particulier initiatief in een nieuw zieken huis moeten voorzien. Maar zijn B. en W. van plan de (bejaarde) chronische zieken en de psychische patiënten te helpen en dat is beslist nodig dan is ook een nabijgelegen gemeentelijk ziekenhuis noodzakelijk. Spr. zou misschien beter in een persoonlijk onderhoud kun nen uiteenzetten, hoeveel succes men bij psychische patiënten zou kunnen oogsten door hen te laten in de plaats hunner inwoning. Dit zou niet alleen een ge weldige besparing voor de gemeente zijn, maar ook een groot geluk voor velen van hen, die nu buiten Leeu warden met nostalgie aan hun vaderstad denken. In verbinding dus met de instellingen, door spr. aangeduid, is een stadsziekenhuis dat spr. liever gemeentelijk ziekenhuis zou willen noemen nood zakelijk. Zijn deze instellingen niet te realiseren, dan lijkt ook hem de beste oplossing om het stadsziekenhuis op te heffen. Dat zou, wat het verkeer betreft, een zeer belangrijke verbetering voor de stad zijn en de uitbouw van de particuliere ziekenhuizen stimuleren. De heer Spiekhout zegt, dat de door hem te maken opmerkingen zeer algemeen zullen zijn en slechts in de verte verband met de gemeentebegroting zullen houden. Hij zou echter bepaalde beweringen, waarbij ook spr.'s partij is genoemd, niet onbesproken willen laten. Mr. Van der Veen is helaas vertrokken, maar spr. zou hem toch even willen antwoorden. Deze heeft blijkbaar behoefte gehad de V.V.D. te verdedigen met de opmerking, dat de stemmenwinst van deze partij niet van Poujadistische aard zou zijn. Spr. gelooft niet, dat er een aantijging in deze zin in de raad is geuit en ook niet, dat ze van toepassing is. Het spreekwoord luidt: „Wie zich verontschuldigt, beschuldigt zich." Spr. wil toch nog wel een paar woorden in dit verband zeggen. Over de oorzaak van de stemmenverschuiving heeft hij n.l. een wat andere mening dan de heer Van der Veen. Hij gelooft, dat het niet schuwen van de regerings verantwoordelijkheid door de P.v.d.A., ook in een moei lijke tijd, een belangrijk aspect van deze verschuiving vertegenwoordigt. Spr.'s partij is wel zeer sterk ver eenzelvigd met de regering, ondanks het feit, dat ze daarin slechts een derde van het aantal ministerszetels bezet. Spr. is blij en trots, dat zijn partij in een tijd van economische neergang, een tijd van bestedingsbe perking, niet de regeringsverantwoordelijkheid heeft geschuwd. Het is echter duidelijk, dat het kiezersvolk daar steeds weer anders op reageert dan misschien wel juist geacht zou kunnen worden. Het wilde een zekere ontevredenheid, die was ontstaan door de bestedingsbeperking na de daaraan voorafgegane pe riode van hoogconjunctuur, afreageren. En waar moet men dan naar toe bij het partijenstelsel, dat in Neder land bestaat? De enige oppositiepartij is de V.V.D. en, om het voorzichtig te zeggen, deze partij heeft niet geschuwd met leuzen te werken, waarmee zij de onte vredenen tot zich kon trekken. Men kan moeilijk stellen, dat hier sprake is van een bewuste kiezerskeuze. Men zou vrede met deze verschuiving kunnen hebben, als men wist, dat de kiezers bewust de verkiezingspro gramma's van elke partij vergeleken hadden. Spr. wil niet zeggen, dat elke kiezer bij elke stemming een bewuste keuze doet was dat maar waar! maar de mogelijkheden, om die keuze te doen, moeten er toch beslist zijn. Door met duidelijke doelstellingen te komen, hebben de partijen recht op steun van de kiezers. Spr.'s partij en ook andere hebben dat steeds gedaan. Er bestaat een compleet, op een congres vast gesteld, plan, dat nader is uitgewerkt in „De weg naar de vrijheid". Spr.'s partij heeft dus behoorlijk gecon cretiseerd wat zij wil. Maar hoe moet een kiezer een bewuste keuze doen voor de V.V.D. Welk is haar economisch program? Dat is toch wel een zeer belang rijk aspect, als men in de tegenwoordige tijd politiek wil bedrijven. Hoe moet een kiezer, die een bewuste keuze wil doen, weten, welke kant de V.V.D. uit wil, als zelfs de voorzitter van de Kamerfractie der V.V.D. in de Kamer niet bij machte is om t.a.v. de doel stellingen der partij een woord uit te brengen? Men sla de Kamerverslagen er maar op na. (De Voorzitter vraagt de heer Spiekhout zich tot de gemeentepolitiek te willen beperken. Hij meent, dat de raad zijn tijd hard nodig heeft, om vandaag met de begrotingsbehandeling klaar te komen.) Spr. zal het doen, maar hij gelooft, dat bepaalde, zojuist door anderen gemaakte, opmer kingen toch om een weerwoord vragen. Er is aanleiding om te zoeken naar andere oorzaken voor de stemmen verschuiving. Er is zopas een of andere opmerking gemaakt, dat de P.v.d.A. een belangenpartij zou zijn; dat zij alleen de werkneniersbelangen zou willen behartigen. Op deze opmerking moet toch met goedvinden van de Voor zitter wel een antwoord van spr.'s kant volgen. Spr. gelooft niet, dat het juist is, dat de V.V.D. zich op werpt als kampioene voor de verdediging van het al gemeen belang. De werknemers vormen 80 van de Nederlandse bevolking. Als men dus het algemeen be lang wil dienen, mag men dit deel niet buiten be schouwing laten en die schijn wordt bij een bepaalde partij wel eens gewekt. Spr. meent, dat de vrijheid van de groep der werknemers, ook de economische onaf hankelijkheid, het best gediend is met een socialistische politiek. Overigens is de belangstelling van de P.v.d.A. niet alleen op deze groep gericht; alle zwakkere groepen kunnen op haar steun rekenen. Zij wil een harmonische ontwikkeling van alle groepen bevorderen. Dit blijkt ook wel uit haar program, want welke partij heeft een even uitvoerig agrarisch middenstandsprogram gereed als het hare? De V.V.D. kan zeker niet zeggen, dat de belangen van de gehele bevolking alleen en het beste door haar worden voorgestaan.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1958 | | pagina 8