V De Voorzitter doet voorlezing van het bericht van Ged. Staten d.d. 9 februari 1959, 2e afd. no. 146, waarbij dezen voor kennisgeving aannemen de brief van bur gemeester en wethouders van Leeuwarden d.d. 30 januari 1959, no. 38 Verk., houdende mededeling van de toelating als raadslid van de heer A. Drentje te Leeuwarden. De heer Drentje wordt daarna door de Voorzitter beëdigd en legt daartoe in diens handen de voorgeschre ven beloften, bedoeld bij art. 45 der Gemeentewet, af. De Voorzitter wenst de heer Drentje geluk met diens benoeming en verzoekt hem de voor hem bestemde plaats in te nemen. Punt 2. De notulen worden onveranderd vastgesteld. Punt 3. De Voorzitter deelt mede: A. dat Ged. Staten van Friesland hebben goedgekeurd: 1. de raadsbesluiten van 26 november 1958: a. tot het aankopen van het pand Prins Hendrik straat 11/11 bov. van Doedijns Industriële- en Handelsonderneming N.V., te 's-Gravenhage; b. tot het stichten van een openbare kleuterschool ,,de Karekiet" op een terrein, gelegen ten zuiden van de Huizumerlaan; 2. de raadsbesluiten van 17 december 1958: a. tot het aankopen van de grond van de percelen Camstraburen nos. 7, 9, 11, 13, 15 en 17 en van het daarbij behorende erf, alsmede van het per ceel Oldegalileën 87; b. tot het aankopen van een strook grond, gelegen aan de oostzijde van de Verlengde Schrans, van A. Lindeboom, alhier; c. tot het verkopen van een perceel industrieterrein, gelegen aan de oostzijde van de Zwettestraat, hoek Voltastraat, aan de N.V. Internationale Transport maatschappij ,,Pax N.V.", alhier; d. tot het verkopen van een perceel grond, gelegen ten zuidoosten van de Sweelinckstraat, aan H. C. Geveke, alhier; e. tot het verhuren van het perceel Posthoornsteeg no. 5 c.a. aan de Coöperatieve Condensfabriek „Friesland", alhier; f. tot het verhuren van een perceel industrieterrein, gelegen aan de oostzijde van de Toutenburgstraat, aan W. C. de Zeeuw, alhier; g. tot het verhuren als volkstuin van een perceel grond, gelegen ten westen van de Dokkumer Ee, aan het Departement Leeuwarden van de Maat schappij tot Nut van 't Algemeen, alhier; h. tot het verpachten van twee boerderijen en van een aantal percelen wei- en gardeniersland i. tot het afstaan in erfpacht van een perceel bouw terrein, gelegen aan de noordzijde van de Dirk Boutsstraat, hoek Aert van der Neerstraat, aan de C.V. „Fries Bouwbedrijf", alhier; 3. de raadsbesluiten van 7 januari 1959: a. tot het aankopen van de grond van de percelen Achter Tulpenburg nos. 33 en 34; b. tot het bekrachtigen van de aankoop van de percelen Houtstraat no. 65 en Blekerstraat no. 8a; c. tot het aangaan van een onderhandse geldlening, groot f 320.000,met de N.V. Bank voor Ne- derlandsche Gemeenten te 's-Gravenhage; B. dat zijn ingekomen: 1. rapporten omtrent kasopneming en controle van de administratie van de geneeskundige- en gezondheids dienst, het woningbedrijf en het openbaar slachthuis, alsmede omtrent controle van kas en boeken van de gemeente-ont vanger 2. berichten van verhindering van de heren Kamstra en Spiekhout. Al deze mededelingen worden voor kennisgeving aan genomen. Benoemd wordt de heer Bootsma, met 34 stemmen (1 bilj. blanco). Punt 5 (bijlage no. 48). De voordracht van b. en w. luidt als volgt: 1. J. G. M. van Esveld te Beetgumermolen; 2. G. C. Schilt, alhier. Benoemd wordt de heer van Esveld, met 34 stemmen (1 bilj. blanco). Punt 6 (bijlage no. 49). De voordracht van b. en w. luidt als volgt: S. L. de Groot, alhier. Mevr. Hiemstra-Molenaar en de heer IJtsma vorm den het stembureau. Punt 7 (bijlage no. 59). De heer De Vries constateert, dat in dit voorstel o.a. geschreven wordt, dat de prijzen, die voor de percelen 2e Korte Houtstraat 11 en De Ruyterweg 74 moeten worden betaald, iets afwijken van het gebruikelijke be drag van f 6,25 per m-. Tegen de eerstgenoemde geringe afwijking hebben spr. c.s. uiteraard niet het minste be zwaar, maar t.a.v. het perceel De Ruyterweg 74, waar voor, naar uit de stukken blijkt, meer dan f 15,per m- moet worden betaald, willen zij even attenderen op de consequenties voor de toekomst. Gaarne zou spr. enkele inlichtingen ontvangen. De heer Van der Schaaf (weth.) zegt, dat de heer De Vries terecht over dit punt een nadere inlichting heeft gevraagd, want met het perceel De Ruyterweg 74 is er iets aan de hand geweest. Niet zo lang geleden zijn hier aan volgens de normale procedure in opdracht van de gemeente enige verbeteringen aangebracht om de be woonbaarheid nog weer te verlengen. Er waren n.l. klachten ingekomen. Uiteraard zijn de verbeteringen op kosten van de eigenaar geschied. Betrekkelijk korte tijd daarna werd het perceel ontruimd en toen bleek, dat de toestand zodanig was, dat het toch eigenlijk niet meer voor bewoning in aanmerking kon komen. Nu heeft de eigenaar de grief geuit: Mijne heren van de gemeente, waarom hebt U ons aangeschreven om kos ten aan deze woning te maken, terwijl betrekkelijk korte tijd daarna blijkt, dat de woning niet meer voor be woning kan worden uitgegeven? Spr. kan in de eerste plaats mededelen, dat het aan schrijven van gemeentewege aan de eigenaar van dit pand uiteraard volkomen legaal is gebeurd, n.l. met toepassing van de desbetreffende artikelen van de Woningwet. Toch hadden b. en w. het gevoel, dat er iets onbillijks in zat, omdat de eigenaar op last van ge meentewege kosten aan dit pand heeft gehad en zich reeds kort daarna in de positie ziet geplaatst, dat hij de woning niet meer verhuren kan. Zij hebben toen onderhandelingen met hem gevoerd en uiteindelijk is men de thans voorgestelde prijs overeengekomen. Daar bij heeft van gemeentewege deze gedachtengang voor gezeten: De eigenaar wordt uitbetaald de taxatieprijs van de woning, zoals die er vandaag-de-dag staat plus de helft van de kosten, die hij op last van de gemeente heeft moeten maken. Het bedrag is op nette wijze af gerond tot f 900,Hieruit moet dus in geen enkel opzicht worden afgeleid, dat de prijzen voor dergelijke woningen drastisch zijn verhoogd. Spr. meent, dat hij deze inlichting aan de heer De Vries moest geven en dat daarmee verklaard is, hoe men tot de voorgestelde prijs is gekomen, een prijs, die van gemeentewege op grond van billijkheid moest worden gegeven en waar mee de eigenaar zich akkoord verklaarde. De heer Van Balen Walter kan zich aansluiten bij de beslissing, die b. en w. hebben genomen, maar vindt het - W >JÊSS w i 3 toch wel een beetje bedenkelijk, dat iets dergelijks kan plaats hebben. Hij gelooft, dat het een waarschuwing moet zijn voor de betrokken dienst om in het vervolg zeer voorzichtig te zijn. Voordat men een aanschrijving tot verbetering zendt, dient uiterst nauwkeurig te worden nagegaan, of zo'n woning nog wel voor be woning in aanmerking komt. Spr. vindt wat thans is voorgevallen niet een heel fraaie figuur. Het is wel aardig, dat zoiets met overheidsgeld weer ongedaan kan worden gemaakt, maar het moet niet te gemakke lijk kunnen gebeuren. De heer Heidinga heeft helemaal niet over deze aan gelegenheid nagedacht, maar hij wil toch even opmer ken, dat een woning, die leeg komt, over het algemeen een heel andere indruk maakt dan dezelfde woning in bewoonde toestand. Hij kan zich levendig voorstellen, dat de functionaris, die de woning in aangeklede staat heeft gezien, heeft gedacht: Daar moet iets aan ge beuren. Maar wat er overblijft, als de mensen er uit gaan, valt in de regel ontzettend tegen. Volgens de heer Van der Schaaf (weth.) wijst het feit, dat b. en w. in dit geval boven de richtprijs zijn gegaan, er wel op, dat zij dus mèt de heer Van Balen Walter van mening zijn, dat er in dit geval iets recht te strijken was. Nu verzoekt spr. de heer Van Balen Walter wel in aanmerking te willen nemen, dat hier deze factor bij is, dat de dienst van bouw- en woningtoezicht niet op elk gewenst ogenblik een geval als dit ten volle kan overzien. Dit huis bijv. was be woond en de bewoning liet te wensen over. Dan kan het gebeuren, dat bij de dienst klachten worden inge diend. Die klachten worden dan op normale wijze in behandeling genomen en wanneer men dan op een be paald ogenblik zou weten, dat de desbetreffende wo ning over 6 weken of 3 of 4 maanden van de bewoning zou worden uitgesloten, dan zou het bezwaar, dat de heer Van Balen Walter oppert, volkomen opgaan. Maar op datzelfde moment weet de dienst niet, wanneer die woning leeg komt. Dat zou kunnen zijn over enige maanden, maar ook over twee of drie jaar en dat is het element, dat men bij een billijke beoordeling van dit geval nog wel in aanmerking moet nemen. Want het is duidelijk, dat geen enkele dienst aan iemand zou voorschrijven om in april kosten te maken, wetende, dat die woning in juni leeg zal komen. Dat is natuur lijk hier ook niet het geval geweest. Er zat een on zekere factor in deze aangelegenheid: hoe lang zal de bewoning nog kunnen duren? Het doet spr. genoegen, dat b. en w. met de eigenaar uiteindelijk tot een rege ling zijn gekomen, waarmee deze zich akkoord heeft verklaard. Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van b. en w. Punten 8 en 9 (bijlagen nos. 33 en 60). Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig de voorstellen van b. en w. Punt 10 (bijlage no. 55). De hear Santcina seit, dat it net foar de earste kear is, dat dit punt yn de rie en dan bidoelt spr. net, yn 'e gearstalling lyk as dy forline jier wurden is bihannele is. De rie hat der alris faker oer gear west en wol doe't foar de ambachtsskoalle in plak socht waerd op deselde sportfjilden. En nou sjocht men, dat der hjir wer, krekt as doe, eigentlik twa wichtige bi- langen mei muoid binne. Beide bilangen weage ek spr. c.s. swier. Ommers, oan de iene kant wurdt troch b. en w. steld, dat de technyske skoalle dêr nou in hiel geskikt plak krije sil, omdat dêr dan in bilangryk sin trum, in soarte fan technysk sintrum, komme sil, mar oan de oare kant binne sportfjilden yn it midden fan 'e stêd fan great bilang, omdat men dêrfan wit, dat hja brükt wurde fan moarnsier oan t jouns let. Men hat yn in ynstjürd stik yn 'e krante léze kinnen, dat it moarns al bigjint mei de militairen en jouns einiget mei de bidriuwssportforienings en dat dêr tusken yn hast net in üre is, oft dat sportfjild wurdt brükt. Sa'n yntensyf gebrük fynt men eigentlik nearne. De sport fjilden oan 'e eastkant fan 'e stêd lizze in hiel ein üt 'e reek en binne uteraerd ek minder goed birikber foar de skoallen. De middelskoallen, dy't der in hiel soad gebrük fan meitsje, lizze byg. net yn it easten en nou stelle b. en w. dêr in kompensaesje foar oer, n.l. dizze, dat dy sportfjilden dan forpleatst wurde moatte foar in diel alteast nei in terrein by Skinkesk&ns of nei it sportfjildenkompleks oan 'e Greunswei. Sa kin men de saek yn theory wol maklik oplosse, mar spr. c.s. hawwe, doe't hja dizze dingen bisprutsen haw- we, dat altematyf mar net sa staf en af ünderskriuwe kinnen. Hja wolle hiel graech yn de fierdere diskusje, dy't sünder mis oer dizze saek fierd wurde sil, hearre hwat de forskillende arguminten fan har mei-riedsleden binne en boppedat noch wêze kinne fan b. en w. Dêrom wolle hja it hjir yn dizze earste ynstünsje mar by litte en öfwachtsje. De heer K. J. de Jong zou, in aansluiting aan het geen de heer Santema heeft gezegd, ook enige opmer kingen willen maken i.z. het standpunt, dat destijds met betrekking tot ditzelfde terrein werd ingenomen. Er zijn enkele verschilpunten tussen toen en nu en het lijkt spr. wel van belang deze hier naar voren te brengen. Destijds heeft spr.'s fractie zich tegen het voorstel van b. en w. verklaard. Toen betrof het dus een ambachtsschool en nu een hogere technische school en dit op zichzelf al is van belang, omdat naar spr.'s mening de leerlingen van een ambachtsschool minder belang hebben bij een terrein, dat dicht bij het centrum ligt dan de leerlingen van een H.T.S. Eerstgenoemde leerlingen zijn n.l. in overgrote meerderheid aangewe zen op fietsen om naar school te gaan, maar dat is met laatstgenoemde leerlingen niet het geval. Spr. c.s. hebben de indruk, ook uit de raadsbrief, dat leerlingen uit alle delen van de provincie naar Leeuwarden toe getrokken zullen worden om deze school te bezoeken. Uit die overweging is een centrale ligging voor deze school van grotere betekenis dan voor een ambachts school. Een tweede verschilpunt met vroeger is de compen satie voor de onttrekking van terreinen aan hun be stemming van sportvelden. Die compensatie was bij het vorige voorstel bepaald niet groot. Nu is in de eer ste plaats aangewezen, zij het dan voor lichte sporten, het veemarktterrein en in de tweede plaats het terrein aan de Greunsweg. Thans zijn deze terreinen beschikbaar men stelde ze de vorige keer wel in uitzicht, maar ze waren er toen nog niet. In de derde plaats wordt nu in uitzicht gesteld en er wordt zelfs in deze vergade ring voorgesteld een voorbereidingskrediet er voor uit te trekken een tweetal sportvelden gereed te doen maken, n.l. ten noordwesten van de Harlingertrekvaart en ten westen van de nieuwe veemarkt. Als dit laatste op korte termijn gerealiseerd kan worden, dan betekent zulks, dat er compensatiemogelijkheden op kortere en op langere termijn (het terrein in het plan-Nijlan) in uitzicht kunnen worden gesteld. In elk geval zijn de compensatiemogelijkheden groter dan de vorige keer. Een vierde punt van verschil is, dat er destijds een veel heftiger en fellere reactie uit de sportwereld is gekomen dan nu. Er is nu meer overleg gepleegd met de sportorganisaties, althans met de gem. commissie voor de lichamelijke opvoeding en het Sportcentrum, die zich, zij het niet bepaald van harte en met kennis geving van bepaalde wensen en verlangens, toch wel akkoord konden verklaren met de compensaties. En dat maakt nogal even verschil met de vorige keer. Een vijfde vergelijkingspunt wordt opgeleverd door het feit, dat, als spr. goed is ingelicht, bij het vorige voorstel 4 van de speelvelden nodig waren voor het stichten van een ambachtsschool met 68 lokalen, ter wijl nu slechts twee speelvelden worden gevraagd. Dit punt van verschil maakt, dat men, althans spr.'s fractie, zich gemakkelijker uitspreekt ten gunste van dit voor stel dan van het vorige. Toch wil spr. niet zeggen, dat deze gehele zaak door het trekken van deze vergelijkingen voldoende bekeken is. Ook in zijn fractie zijn verschillende vragen gerezen. In de eerste plaats deze: Is er nu werkelijk in de om geving van de M.T.S. geen ander terrein te vinden dan dit? H.i. wel. Maar de vraag is, of dat terrein te krij gen is en of het geschikt voor de speciale doeleinden is. Zou die oplossing niet veel eenvoudiger zijn? Dan kun nen de sportvelden in tact gelaten worden. Een tweede vraag is: Zijn er ook bepaalde vergelij-

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1959 | | pagina 2