V 4. - 4 kingscijfers De vorige keer lagen die wel bij de stuk ken, maar nu niet. Hoe is de verhouding tussen het aantal vierkante meters sportterrein per inwoner, dat Leeuwarden heeft, in vergelijking met andere, verge lijkbare, gemeenten? Hoe was dat aantal destijds en hoe is het nu? Spr. meent, dat het er toen slecht voor stond, dat Leeuwarden haast onderaan stond, verge leken bij andere gemeenten, maar inmiddels is die stand aardig verbeterd. Zou dat punt ook aanleiding kunnen geven om de urgentie van de sportvelden min der groot te achten dan toen? Ten derde vragen spr. c.s.: Kan de raad ook een be paald besluit nemen om aan de wensen en verlangens, die uit sportkringen naar voren gebracht zijn met be trekking tot het aanbrengen van voorzieningen t.a.v. de sportvelden zelf, zowel op het Fonteinland als ten noordwesten van de Harlingertrekvaart en ten westen van de nieuwe veemarkt tegemoet te komen? Is daar inderdaad voldoende kleedgelegenheid, voldoende toilet accommodatie of wordt dat weer zo summier, dat het opnieuw reacties in sportkringen zou kunnen wekken? Dit zou eigenlijk voorkomen moeten worden. Zijn die verlangens niet volkomen gerechtvaardigd en moet de gemeente niet zorgen, dat zij zo goed mogelijk in com pensatie voorziet, opdat men met lust en liefde de sport kan bedrijven en er niet altijd op moet behoeven te hameren om bepaalde wensen en verlangens ver vuld te krijgen? Het schijnt, dat het Fonteinland ook niet aan al de verwachtingen, die men zou mogen koesteren, voldoet. Nog een andere vraag: Heeft het onttrekken van terrein aan zijn besteming als sportveld ook financiële consequenties in verband met het feit, dat de aanleg der sportvelden destijds in D.U.W.-verband is ge schied Dan deze vraag, die in sportkringen wordt gesteld: Is het niet mogelijk in plaats van de beide westelijke de beide oostelijke terreinen voor deze schoolbouw te bestemmen? Ingeval van bouw op de westelijke ter reinen wat wordt voorgesteld zou men niet al leen twee sportvelden voorgoed missen, maar voor ge ruime tijd eigenlijk vier, gezien de gesteldheid van de oostelijke terreinen. Het is maar een vraag, maar het zou mogelijk zijn, om dit eens na te gaan. Het belang van de sport moet men, naar spr. c.s. menen, niet onderschatten. Het Sportcentrum telt al leen al 15.000 sportbeoefenaren in zijn kring. Dat is toch eigenlijk wel een cijfer, dat te denken geeft. Daarbij komt ook nog, zoals spr. zopas hoorde, de sportbeoefening door scholen en militairen. Dit op zich zelf al is van zo ontzettend veel belang, dat het de aandacht waard is. De betekenis van de sport als on derdeel van de actieve recreatie wordt door spr. c.s. zeer zeker niet verwaarloosd. Daar staat tegenover de zaak, die hun niet minder na aan het hart ligt: het industriële kli maat, waarover in verschillende begrotingsvergade ringen is gesproken. Hij gelooft, dat het industriële klimaat van Leeuwarden in belangrijke mate be paald zou worden door de onderwijsmogelijkheden en dat in het bijzonder het technisch onderwijs hier een belangrijk element in vormt. Juist een hogere technische school kan in verband met de ontwikkeling in de kern-physica van ontzaglijk veel belang zijn. Leeuwarden zal zijn plaats, die het in dezen heeft, eer der moeten trachten te versterken dan dat het zal moeten riskeren zich ook maar enige kans te zien ont nomen. Dit kunnen spr. c.s. niet zwaar genoeg onder strepen. Leeuwarden mag de H.T.S. niet kwijt en de belangen van dit onderwijs moeten hier zo goed moge lijk behartigd kunnen worden. Vandaar, dat zrj het voorstel van b. en w., wat dit gedeelte betreft, van harte toejuichen. Zij zien ook in, dat juist een centrum van technisch onderwijs, zoals de raadsbrief het stelt, in dit deel van de stad, waar dus straks een H.T.S. en een U.T.S. zullen staan, van groot belang is. Op de plaats, waar nu de U.T.S. is, zal dan technisch onder wijs in een andere vorm kunnen plaats hebben. Voor de H.T.S. en de U.T.S. is een centraal gelegen plaats van groot belang en in ieder geval ook een ligging dicht bijeen. Ook gezien de ligging van de industrie terreinen lijkt spr. de voorgestelde plaats van heel groot belang. Zij juichen het voorstel van b. en w. spr. herhaalt het van harte toe. Wel is het zo, dat zij op de vragen die zij met be trekking tot de sport gesteld hebben, zo enigszins mo gelijk, graag een positief antwoord ontvangen, opdat de ongerustheid in sportkringen kan worden weggenomen. Aan de hier gewenste voorzieningen dient naar de me ning van spr. c.s. op zo kort mogelijke termijn uitvoering te worden gegeven. De heer Mani zou ook graag over dit punt iets willen zeggen. Dit voorstel ligt hem c.s. moeilijk. Over de verschillen, die er bestaan tussen het voorstel, dat vijf jaar geleden in de raad is behandeld, en het voorstel van nu, behoeft spr. op dit ogenblik niet verder te praten. De heer K. J. de Jong heeft die heel juist uiteen gezet. Er zijn inderdaad verschillen in beoordeling; de zaak ligt nu inderdaad anders dan toen. Maar- er blij ven toch moeilijkheden voor spr. c.s. En hij gelooft, dat zulks mede het geval is door het feit, dat de raadsbrief toch niet zo heel duidelijk zegt, dat het noodzakelijk is wat hier gebeurt. De moeilijkheden ontstaan niet door dat er een nieuwe H.T.S. moet komen en dat daarvoor grond beschikbaar gesteld moet worden, maar wel doordat juist d i t terrein gebruikt zou moeten worden. Spr. c.s. hadden graag gezien, dat t.a.v. de noodzake lijkheid, dat juist hier moet worden gebouwd, wat na ders was gezegd. Het argument, dat het van eminent belang zou zijn, dat de H-T.S. en de U.T.S. zeer dicht bij elkaar komen te staan met het oog op uitwisseling van leerkrachten, vinden zij niet heel sterk. Zij geloven, dat dit in de praktijk niet zo heel erg zwaar zal wegen. Van buitenaf hebben zij een ander geluid, een sterker argument, gehoord; zij hebben horen spreken over het feit, dat, wanneer de opnamecapaciteit van de H.T.S. hier niet vergroot kan worden, en ook uitbreiding van het leerplan niet mogelijk is wat in de gegeven om standigheden, in het thans bestaande gebouw, het ge val is dit zeer zeker met zicli meebrengt, of zou kunnen meebrengen (spr. wil het wat voorzichtig zeggen), dat in de provincie op een andere plaats activiteiten zouden kunnen worden ontplooid, waardoor een deel van wat deze school hier kan bieden, zou wor den overgenomen. Als dat het geval zou zijn, zou dat wel een heel sterk argument zijn om op zijn hoede te zijn. Er wordt gezegd, dat op dit ogenblik het klimaat in Den Haag zodanig is, dat Leeuwarden juist nu op dit gebied wel wat kan bereiken. Spr. legt speciaal de nadruk op ,,op dit ogenblik", want dat houdt ook weer in, dat met deze zaak niet te lang gewacht kan worden en het betekent voor spr., dat de gemeente dus op zeer korte termijn aan de Vereniging voor Middelbaar Technisch- en Ambachtsonderwijs een terrein voor een nieuwe H.T.S. moet kunnen aanbieden. Nu vraagt hij zich slechts af: Is dat dit terrein of zijn er ook andere mogelijkheden? De raadsleden weten allen wel, dat bouwrijpe terreinen van deze afmetingen zeer zeker niet voor het opscheppen liggen. Dat vindt spr. dan ook een sterker argument dan het door het college ge noemde. De argumenten om hier te bouwen, moeten wel heel sterk zijn, want hier zitten belangrijke conse quenties aan vast, die voor spr. c.s. heel zwaar wegen. De nuttige vrijetijdsbesteding in de vorm van lichame lijke opvoeding en sport ligt hun zeer na aan het hart. Als dit terrein dus niet het enige beschikbare is voor bouw van deze school of, als er geen voldoende com pensatie op het gebied van de sport zou worden ge geven, indien dit terrein wèl het enig beschikbare is, dan zullen spr. c.s. zich ernstig moeten beraden, of zij wel met het voorstel van b. en w. kunnen meegaan. Nu is er wel iets meegedeeld over plannen tot com pensatie, maar spr. zou zeer graag willen weten, in de eerste plaats, of het college kan garanderen concreet gesteld dat voor schoolsport het terreinencomplex aan de Greunsweg, Sonnenborgh en het veemarkt terrein daar bedoelt spr. dan mee het zuidwestelijke terrein, dat daar aangelegd wordt beschikbaar kun nen worden gesteld, in de tweede plaats, of de accom modatie van de overblijvende terreinen de twee ter reinen aan de oostkant zo wordt, dat men inderdaad van sportterreinen kan spreken, want de toestand laat op het ogenblik de heer K. J. de Jong heeft het reeds gezegd nogal wat te wensen over en in de derde plaats, of op zeer korte termijn de beide ter 5 reinen, geprojecteerd ten noorden van de Harlinger trekvaart en ten westen van de spoorbaan, gerealiseerd kunnen worden. Wanneer inderdaad die compensatie kan worden gegeven en alleen inderdaad dit terrein voor de bouw van de school in aanmerking komt en spr. is haast bereid dit aan te nemen dan zullen spr. c.s. op dit voorstel in tweede instantie niet nader terugkomen. De heer Van Balen Walter zegt, dat dit voorstel alle raadsleden zwaar op de maag ligt. Het terrein, waar het hier om gaat, is met het verleden belast en, zoals de vorige spreker reeds heeft gezegd, zijn aan het verlies van dit terrein natuurlijk heel grote bezwaren verbonden. De belangen van de sport, die hier op het spel staan, liggen ook spr. c.s. zeer na aan het hart, maar men heeft hier naar hun gevoelen twee bijzonder grote belangen tegen elkaar af te wegen en wel het sportbelang enerzijds en het industriebelang anderzijds. Ten aanzien van dit laatste is in Leeuwarden spr. c.s. komen daar straks bij een ander punt ook nog weer op terug toch vrij sterk de grote trom geroerd; Leeuwarden wil graag zijn Frieslands kern in dit op zicht. En dan zal Leeuwai'den naar hun mening moeten tonen, dat dit hem ernst is en dat het dus bereid is daarvoor zo nodig ook enige offers te brengen. Het beschikbaar stellen van dit terrein voor de bouw van een H.T.S. is inderdaad een zeker offer. Maar daar staat h.i. en ook naar spr.'s persoonlijk inzicht tegenover, dat men met dit plan eigenlijk wel enigszins in een dwangpositie verkeert. De heer Mani heeft er al op gewezen en het is naar spr.'s mening inderdaad zo dat het klimaat in Den Haag op het ogenblik gunstig is om voor Leeuwarden een nieuwe H.T.S. te krijgen, maar dan moet er aan bepaalde eisen worden voldaan en spr. gelooft, dat deze eisen op korte termijn daar gaat het om niet anders zullen kunnen wor den verwezenlijkt dan met dit terrein. Men verkeert hier inderdaad in een dwangpositie, maar, de twee grote belangen tegen elkaar afwegend van het gebruiken van dit terrein als sportterrein en het beschikbaar stellen er van als bouwterrein voor de nieuwe H.T.S., is er voor spr. toch in het geheel geen sprake van een alternatief. Voor het opofferen van dit terrein is voor de sport toch wel in zekere mate een compensatie te vinden. Men moge van mening verschillen over de vraag, of deze voldoende is, maar dat is een kwestie van meer of minder; een ander terrein voor de school is er, naar spr.'s mening, praktisch niet te vinden en als men dit overweegt, moet de schaal overslaan naar het accepteren van het door het college voorgestelde plan. Namens zijn fractie kan spr. wel verklaren, dat zij, zij het met bloedend hart en zij het met het verzoek aan het college om al wat het kan te doen om een zo goed mogelijke compensatie voor het aan de sport be rokkende nadeel te verlenen, voor het voorstel van b. en w. zullen stemmen. De heer Engels zegt, dat ook bij zijn fractie de be kende gemengde gevoelens leven; ook zij heeft hart zeer om de sportbelangen. Spr. mag echter kort zijn na alles wat reeds is gezegd. Hij wil alleen vragen, welke reacties uit sportkringen en uit sportorganisaties zijn gekomen met betrekking tot de compensatie, welke b. en w. blijkens de stukken denken te geven. De heer Drentje meent, na alles wat al door de an dere heren is gezegd, heel kort te kunnen zijn. Hij wil alleen een kleine aanvulling geven op hetgeen de heren De Jong en Mani naar voren hebben gebracht; hun woorden waren hem uit het hart gegrepen. Hij deelt hun bezwaren en ziet dezelfde voordelen. Hij wil echter even attenderen op het feit, dat zeer sterk in overwe ging moet worden genomen de omstandigheid, dat het na het raadsbesluit, dat viel op 17 november 1954, ruim 4 jaar heeft geduurd, vóór een grondaankoop voor de ambachtsschool tot stand gekomen is. Er moet dus vooral voor gezorgd worden, dat men met een eventuele vervanging van dit terrein niet weer op dezelfde weg komt als de vorige keer, toen het ging om de aan koop van een terrein voor de ambachtsschool, want dat zou wel eens kunnen betekenen, dat men het paard achter de wagen spant. Er dient voor gezorgd te wor den, dat er heel spoedig een terrein voor de te stichten school beschikbaar komt. De heer Van der Schaaf (weth.) zal beginnen met de beantwoording van de vragen van de heer K. J. de Jong, want de heer Santema heeft eigenlijk geen concrete vragen gesteld; deze wilde de dsicussie liever afwachten. Spr. kan zich aansluiten bij de vergelijking tussen toen en nu, die de heer De Jong heeft getrokken. Hij gelooft niet, dat hij er iets in gemist heeft. Hij behoeft dus niet in herhalingen te treden. De vraag van de heer De Jong was: Is er geen ander terrein in de om geving van de huidige H.T.S., waarop dit nieuwe bouw plan gerealiseerd zou kunnen worden Dit punt is uiteraard, zo zou spr. haast willen zeggen, onder ogen gezien. Er zijn door het comité, dat deze zaak heeft aangesneden, ter assistentie ook van het bestuur van de Vereniging voor Middelbaar Technisch- en Ambachts onderwijs met de functionarissen uit Den Haag ver schillende terreinen bezichtigd en daarbij is al vrij spoedig gebleken, dat men unaniem van mening was, dat uitbreiding van het bestaande H.T.S.-gebouw niet in aanmerking kwam. Spr. gelooft, dat het van een zekere visie getuigt, dat het bestuur tot deze conclusie is gekomen. Als Leeuwarden een serieuze en spoedige activiteit wil ontwikkelen om de kern van Friesland te worden, dan moet het de kans, die het hier geboden wordt om een nieuwe, ultra-moderne H.T.S. te krijgen, met beide handen aangrijpen. En als dus van de zijde van Den Haag niet wordt aangedrongen op verbouwing van de bestaande school, dan gelooft spr., dat men deze zaak moet zien in het licht van het volkomen nieuw opgezette plan, dat de aandacht van het noorden zal trekken en waaruit een grotere visie spreekt en een grotere vaart dan uit enige uitbreiding van de bestaan de school. Verder heeft de heer De Jong gevraagd: Hoe staat het op dit ogenblik met de verhouding met betrekking tot het aantal vierkante meters sportterrein per in woner tussen Leeuwarden en vergelijkbare gemeenten? Sedert de vorige stand van zaken is deze uiteraard verbeterd, maar de cijfers zijn niet opnieuw exact be paald, omdat dit punt naar de mening van het college tot de beslissing in dezen niet had kunnen bijdragen. B. en W. zijn er van overtuigd, dat het bedoelde aantal vierkante meters groter is dan destijds, maar hoeveel het groter is, kunnen zij op dit moment niet zeggen. Misschien weet de wethouder van de sportzaken er meer van. De beslissing i.z. dit punt kan er niet van afhangen, te meer niet, omdat het wel duidelijk is, dat dit cijfer gunstiger is dan toen. Nu vragen de heren De Jong en Mani (bij welke laatste spr. straks nog even terugkomt), of het college een bepaalde toezegging kan doen over de wensen, die van sportzijde zijn geuit i.z. de uitrusting van de twee overblijvende velden. Spr. wil deze zaak uiteraard niet te scherp stellen, maar hij gelooft, dat, wanneer de twee velden, die nu gaan verdwijnen, vervangen wor den, men weer is bij het uitgangspunt, waar men graag wil zijn, waar men in elk geval moet zijn, terwijl dat gene, wat daarbij nog meer gerealiseerd kan worden aan vergelijkbaar oppervlak en verbetering van de uitrus ting als meegenomen wordt beschouwd. Maar men redeneert niet helemaal zuiver, als men dit stelt als conditio sine qua non. Spr. kan dus wel zeggen, dat het college deze dingen met de meeste ernst bekijkt, maar dat het uiteraard niet mogelijk is om ze buiten het totale beleid van de gemeentebegroting te houden. Als B. en W. dus de kans krijgen om de overblijvende terreinen te verbeteren en kleedgelegenheid naar de eisen des tijds te maken, zullen zij dat zeker niet na laten. Integendeel, zij zullen er met voortvarendheid naar streven, om het zover te krijgen. Alleen en dat geldt voor alle gemeentelijke activiteiten valt het uiteraard onder de beperking, dat het financieel realiseerbaar moet zijn, dat het dus de goedkeuring van de toezichthoudende instanties moet kunnen verkrijgen, enz. De heer De Jong heeft verder gevraagd: Heeft dit ook nog enige financiële consequenties, omdat de sport terreinen als D.U.W.-werken zijn uitgevoerd Dat heeft inderdaad financiële consequenties, maar niet voor de gemeente, die bij het berekenen van de prijs de finan ciële consequenties heeft ingecalculeerd. Het heeft dus financiële consequenties voor de verenigingen, die het

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1959 | | pagina 3