6
geld destijds van het rijk hebben gekregen. Het is dus
de kringloop van het geld.
In sportkringen wordt gevraagd: Had de gemeente
voor de bouw van de school niet beter de oostelijke
terreinen, die in iets mindere conditie verkeren, be
schikbaar kunnen stellen? B. en W. menen, dat dit
niet moet gebeuren, omdat de school daar beduidend
minder gesitueerd is. Deze school spr. heeft het
zojuist al laten uitkomen moet, voor zover dat in
het centrum van de stad te bereiken is, de volle kans
gegeven worden om een eerste klas school te worden.
Dan moeten haar niet de twee oostelijke, maar de twee
westelijke terreinen ter beschikking worden gesteld.
Er is ook nog vanuit sportkringen gevraagd, wan
neer de overblijvende sportvelden aan de Fonteinstraat
zullen worden opgeknapt. Het kan mee- en tegenval
len, maar het staat wel vast, dat gedurende enige tijd
vier sportvelden niet in gebruik zullen kunnen zijn. Dat
is nu eenmaal onvermijdelijk, als men terreinen gaat
opknappen. Er is geen andere keuze. Wil men een ter
rein blijven gebruiken, dan kan van opknappen geen
sprake zijn. Ten aanzien van het in behandeling zijnde
punt speelt deze kwestie echter geen rol. De oplossing
van de met het opknappen der velden samenhangende
problemen, eventueel door tijdelijke vervanging, is een
punt op zichzelf.
De heer De Jong heeft gewezen op het belang van
de H.T.S., hetgeen spr. volkomen kan onderschrijven.
Evenals het college van B. en W. is de raad overtuigd
van het grote belang van deze school voor Leeuwar
den. Het heeft spr. goed gedaan, dat hij hiervoor in
de raad zoveel begrip heeft ontmoet.
De heer Mani ligt dit voorstel erg moeilijk. Hij heeft
gevraagd, waarom nu juist dit terrein voor de nieuwe
H.T.S. moet worden afgestaan. Hij had de daarvoor in
de raadsbrief aangevoerde argumenten graag sterker
gehad. Spr. is er de heer Mani erkentelijk voor, dat
deze zelf die argumenten al enigszins heeft aangevuld.
Hij wil hier nog aan toevoegen, dat de nieuwe H.T.S.
zoals de raad zich die moet voorstellen, niet een school
is, die van 's morgens half negen tot 's middags 4 uur
in werking is. Ze wordt eigenlijk haast een continu
bedrijf. Zoals het college is ingelicht, worden er op deze
school zeer veel bijkomende cursussen gegeven, die
tot 's avonds laat doorgaan. Van alle kanten uit de
provincie moeten de leerlingen hier naar toe reizen
om de een of andere applicatiecursus te volgen en het
is daarom van groot belang, dat de school centraal
staat en niet op een zodanig terrein, dat de afstand
tot station en autobusstation onaanvaardbaar groot
wordt. Dit argument acht spr. zeer sterk.
Dan heeft de heer Mani even getwijfeld, of de stich
ting van de H.T.S. in de nabijheid van de U.T.S., zodat
er een technisch onderwijscentrum ontstaat, wel zo be
langrijk is. In ieder geval, meent spr., is de nabijheid
eerder een voor- dan een nadeel, hoewel men dit on
gelijk zwaar kan waarderen.
De heer Mani heeft gesteld en daarin is hij ge
volgd door de heer Van Balen Walter dat de ge
meente niet geheel vrij is, dat de raad niet helemaal
zonder bij-overwegingen tot een beslissing kan komen,
omdat bij de aanvraag voor deze school een zekere
mate van haast is. Dat is nu eenmaal zo. Het gebeurt
maar zelden, dat de problemen ons ongecompliceerd
worden voorgelegd. Wat dit geval betreft, moet spr.
erkennen, dat er een enkele complicatie is, die de oor
deelsvorming bemoeilijkt, maar die toch, naar de me
ning van B. en W., niet aan de aanneming van dit
voorstel in de weg behoeft te staan. Het belang van
deze school is wel zo groot, dat wij, aldus spr., deze
dwangpositie op de koop toe moeten nemen.
De heer Mani komt in het slot van zijn betoog tot
de vraag, of het college ook kan garanderen, dat de
kwesties van schoolsport en bedrijfsvoetbal en derge
lijke op bevredigende wijze zullen worden geregeld en
of met de aanleg van de twee terreintjes aan het Bis
schopsrak spoedig kan worden begonnen.
Spr. kan zeker toezeggen, dat het college alles zal
doen om dit te bereiken. Daar kan de raad voor 100%
van overtuigd zijn. B. en W. hebben dan ook gemeend
in deze raadsvergadering een voorbereidingskredietje te
moeten vragen, om een plan voor dat terrein aan het
Bisschopsrak uit te werken. Daaruit blijkt voldoende,
dat het college ten zeerste ernst heeft gemaakt met
deze zaak. Maar dat niet alleen. B. en W. hebben, voor
dat zij met dit voorstel bij de raad kwamen, besprekin
gen gevoerd met de gem. commissie voor de lichamelijke
opvoeding en uiteraard ook met de gem. inspecteur
voor de lichamelijke opvoeding. De heer Tiekstra en
spr. zijn met genoemde heren tot een, naar zij menen,
redelijk aanvaardbare oplossing gekomen. Spr. heeft
zelfs uit sportkringen ook al klanken gehoord, die er
op wijzen, dat het spelen van het bedrijfsvoetbal op
een zelfstandig terrein een behoorlijk gunstige invloed
op het gebruik door de overblijvende verenigingen van
sportbeoefenaren zal hebben; het zal een belangrijke
verlichting betekenen. En spr. gelooft, dat dit juist is.
Verder zijn de feiten bekend; spr. behoeft ze dus niet
te herhalen. B. en W. kunnen wijzen op het demon
stratieterrein bij de veemarkt, dat in de loop van deze
zomer, in elk geval in de nazomer, in gebruik zal kun
nen worden genomen. Verder speelt de tijdsfactor mee.
Men mag n.l. verwachten, dat de bouw van deze school
en dus de onttrekking van de terreinen aan de tegen
woordige bestemming niet eerder zal plaats hebben dan
na 2 jaar, zodat er nog wel tijd is, maar B. en W. zijn
mèt de sprekei's, die in die richting hebben gesproken,
van mening, dat deze zaak zo spoedig mogelijk moet
worden aangepakt.
Spr. zou dus het volgende willen zeggen: Het college
zegt de raad toe, dat het zijn uiterste best zal doen
binnen het raam van de bereikbare mogelijkheden tot
de beoogde compensatie te komen.
De heer Van Balen Walter komt, na de beide grote
belangen, die hier in het spel zijn, ernstig tegenover
elkaar te hebben afgewogen, tot de conclusie en hij
spreekt hierbij namens zijn fractie dat hij c.s. het
voorstel van B. en W. zullen aannemen. Spr. gelooft,
dat dit de juiste beslissing is.
De heer Engels heeft ten slotte nog gevraagd, hoe
men in sportkringen over deze gang van zaken denkt.
De heer De Jong heeft dit al even aangestipt. Spr.
kan herhalen, dat de gem. commissie voor de lichame
lijke opvoeding in een bespreking met de wethouder
voor de sportzaken zich na een zekere aarzeling en
met een enigermate bloedend hart bij dit geval heeft
neergelegd, omdat zij ook het grote belang van deze
zaak zag. Na maandag is nog ingekomen een schrijven
van de genoemde gemeentelijke commissie en van het
Sportcentrum, waarin de standpunten zijn weergege
ven. Het komt er op neer, dat men zich bij de onttrek
king van de onderhavige terreinen aan de sportdoel-
einden neerlegt, mits er een compensatie wordt aan
geboden, een compensatie, die de raad eigenlijk ook
verlangt. Men zou graag willen, dat er voor de over
blijvende terreinen verbeteringen worden toegezegd.
B. en W. hopen, dat zij dat allemaal kunnen doen. Spr.
heeft reeds getracht de raad te overtuigen van de volle
ernst, die bij het college aanwezig is om deze compen
satie niet alleen toe te zeggen, maar ook te realiseren.
Spr. hoopt dan ook, dat de raad, ondanks de moei
lijkheden bij deze beslissing, er toch toe kan komen om
het voorstel van B. en W. te accepteren, gezien het
grote belang, dat B. en W. menen te moeten toekennen
aan de stichting van een nieuwe H.T.S.; anderzijds kan
op bevredigende wijze aan de sportbelangen compen
satie worden verstrekt.
De hear Tiekstra (weth.) soe earst efkes de hear
Santema fan antwurd tsjinje wolle. Dizze is ütgongen
fan 'e needsaeklikheit, dat de sportterreinen, dy't spé-
siael ornearre binne foar de middelbere skoallen, sin-
trael lizze. As spr. dêr antwurd op jowt, dan kin ta-
gelyk de opmerking fan de hear K. de Jong biant-
wurde achte wurde.
De hear Santema hat dus sein, dat it tige fan bilang
is, foaral foar de skoallesport, dat sintrael lizzende ter
reinen brukt wurde kinne. Spr. soe it folgjende sizze
wolle. Op it eagenblik moat der op rekkene wurde, dat
in oantal skoallen, dy't op dit momint foar de skoalle
sport gebrük meitsje fan it Fonteinlan, aensen net mear
yn it sintrum lizze, mar nei büten geane en dêr dan
fan harren eigen sportakkommodaesje gebrük meitsje
sille. Sadwaende sille dizze dus krekt yn de kommende
jierren fan it Fonteinlan öfgean. Dan soe spr. sizze
wolle, dat it eigentlik wichtiger is, dat in skoalle, dy't
mear in provinsiale funksje hat, sintrael stiet en dan
net foar it gemak fan 'e learlingen, mar üt ünderwiis-
7
bilang, hwant dat weacht it swierste. It is fan bilang,
dat in skoalle as dizze sa sintrael leit, dat alle learlin
gen de folie skoalletiden meimeitsje kinne. Nou al is it
in feit, dat foar learlingen, dy't mei bus of trein oan-
komme, faek 40 minuten skoalletiid forlern giet en as
dêr trochdat de skoalle net mear sintrael lizze soe,
eltse moarn en joun wer 20 minuten bykomme, dan
wurdt it al 80 minuten, dyt foar dizze jonges eltse dei
wer op 'e nij forlern geane en dy't hja dochs mear dan
nedich hawwe om to learen. Spr. mient sizze to moat-
ten, dat in sintrale lizzing krekt foar dizze skoalle tige
wichtich is.
De heer K. J. de Jong heeft de vraag gesteld, of de
onmiddellijke nabijheid van de H.T.S. hij doelde op
het terrein, gelegen tussen de tegenwoordige H.T.S. en
de R.K. kerk niet voldoende ruimte voor uitbreiding
zou opleveren. Oorspronkelijk is uitgegaan van het uit
breidingsplan, maar bij het opmaken van het lokalen-
plan en van de ruimten, die nodig zijn en die gebaseerd
zijn op de in deze tijd passende opleidingen, is geble
ken, dat de uitbreiding niet op het door de heer De
Jong bedoelde terrein kan worden gevonden. Bij ver
gelijking is dat onmiddellijk duidelijk. Men heeft een
ogenblik gedacht, of het mogelijk zou zijn een etage
op de tegenwoordige H.T.S. te zetten, doch daarvan
heeft men ook moeten afzien. Dat was niet een con
clusie van het bestuur van de vereniging, maar deze
conclusie werd getrokken na een dag van besprekingen
en studie van een drietal rijksfunctionarissen en het
bestuur van de school.
Spr. komt dan meteen terecht bij de opmerking van
de heer Mani, die zei, dat op het ogenblik het klimaat
in Den Haag gunstig is, dat n.l. in het kader van het te
voeren industrialisatiebeleid de stichting van deze
school bijzonder belangrijk is. Het bestuur van de ver
eniging en het departement, de rijksinspecteur voor het
betreffende onderwijs en de Rijksgebouwendienst zijn
gemeenschappelijk tot de conclusie gekomen, dat een
nieuwe school gesticht moet worden. Gegeven het feit,
dat het totale plan van lokalen en daarbij behorende
i'uimten voor de stad Leeuwarden gunstige perspectie
ven opent, moet men heel voorzichtig zijn en niet in de
situatie komen, zoals de heer Drentje die zo juist in
het kort heeft geschetst. Door afwijzing zou n.l. een
aantal jaren vertraging ontstaan. Het is een hoogst
ernstige zaak, waar men inderdaad hoogst ernstig over
moet praten. Daarom gelooft spr. wel, dat, al wordt de
raad op al te korte termijn hiermee geconfronteerd,
evenals het college dat werd, toch snel een beslissing
noodzakelijk is. Er moet, ondanks de te duchten moei
lijkheden, die vanavond aan de orde gesteld werden,
snel een terrein ter beschikking worden gesteld. Dit is
het criterium, waaraan moet worden voldaan.
De heer K. J. de Jong heeft voorts gevraagd, hoe
het op het ogenblik in Leeuwarden staat met het aan
tal vierkante meters recreatiegebied per inwoner. Spr.
zegt hem toe, dat bij de uitvoering van het plan-Nijlan
gegevens hieromtrent zullen worden verschaft.
De heer De Jong koestert ook de vrees, dat het feit,
dat deze sportvelden destijds in D.U.W.-verband zijn
aangelegd, financiële consequenties zou kunnen doen
ontstaan. Hij behoeft echter geen vrees te koesteren,
want het eventueel terug te betalen subsidie is reeds
in de grondprijs, waartegen het terrein nu verkocht zou
worden, ingecalculeerd.
De heer Mani heeft een aantal interessante punten
genoemd. T.a.v. het punt: centrale ligging, heeft spr. al
een duidelijk antwoord gegeven.
Verder vroeg de heer Mani, of, als niet tot uitbrei
ding van de opnamecapaciteit van de school en tot uit
breiding van het leerplan wordt overgegaan, er ook
gevaar bestaat, dat er een andere opleiding op dit
niveau in de provincie wordt ingesteld.
Spr. gelooft dit te mogen zeggen: Wanneer men hier
in Leeuwarden geen blijk geeft van zoveel visie, dat
men inderdaad van harte en met grote snelheid mee
werkt, zou men het de rest van de provincie niet kwa
lijk kunnen nemen, als zij de kans gebruikte om deze
zaak over te nemen. Spr. bedoelt het niet onvriende
lijk. De H.T.S. heeft op het ogenblik inderdaad te
weinig opnamecapaciteit. Het blijkt uit het feit, dat
jaarlijks grotere aantallen leerlingen worden afgewe
zen dan bestuur en directie wel lief is. Men wil ten
minste tot vergroting van de opnamecapaciteit komen,
maar ook wil men meer leerlingen aantrekken door
het stichten van een modem geoutilleerde school en
het onderwijzen van nieuwe vakken op het terrein van
de elektronika en van de kemphysica in de elektrotechni
sche afdeling. De industrie zal het niet passief kunnen
aanzien, dat het onderwijs hier op dit gebied hopeloos
ten achter raakt. Dan zal zij wel zorgen, dat er een
opleiding komt, die „bg" is.
Spr. heeft uit de discussie begrepen, dat er in de raad
een misverstand heerst, wat, zo meent hij, met de raads
brief in de hand niet nodig zou zijn. De discussie wordt
gevoerd, alsof er sprake is van sportbelang of onder-
wijsbelang. Spr. meent echter, dat men gevoeglijk kan
zeggen, dat langs de weg, die het college in de raads
brief heeft geopend, niet alleen het belang van het
onderwijs dat natuurlijk van essentieel belang is
voor de gemeente maar tegelijkertijd ook het belang
van de sport gediend blijft, in de omvang van dit ogen
blik. Spr. gelooft, dat men, naar de omvang gemeten,
kan zeggen: Men onttrekt twee velden aan de sport
beoefening, maar men doet daarbij het voorstel twee
velden aan te leggen; dat is nominaal een volledige
compensatie.
Dan komt spr. weer bij de vraag terecht voor welk
gebruik deze terreinen bestemd zullen zijn. Er wordt
thans van het Fonteinland een veelsoortig gebruik ge
maakt en spr. gelooft de heer Van der Schaaf heeft
er ook op gewezen dat men volkomen terecht kan
stellen, dat, wanneer een in een bepaalde periode zeer
intensief gebruik in zijn geheel wordt verplaatst naar
twee nieuwe velden spr. denkt aan de verplaatsing
van het bedrijfsvoetbal deze manoeuvre een zeer
gunstig gevolg heeft; de bespeelbaarheid van de over
blijvende velden wordt daarmede bepaald gediend.
Daarbij zou in de sector van de schoolsport dus nog
even daargelaten wat aan nieuwe schoolsportvelden in
de buitenwijken bij de bouw van nieuwe scholen zal
ontstaan - meer spreiding kunnen worden toegepast
bij het gebruik van de velden. Is het zo verschrikkelijk,
als bijv. de Gem. H.B.S. naar de velden aan de Greuns-
weg gaat in plaats van naar die van het Fonteinland?
Spr. denkt, dat de eerste zelfs aantrekkelijker zijn dan
de laatste. Mogelijk zou ook het terrein van de Leeu
warder Kaatsclub, Sonnenborgh, een oplossing kunnen
bieden door dit meer dienstbaar te maken aan de
schoolsport. Ditzelfde geldt voor het keuringsterrein bij
de nieuwe veemarkt. Dan zouden de op het Fonteinland
overblijvende terreinen voor de lichtere schoolsport be
schikbaar komen.
Dit betekent dus, dat niet alleen nominaal zeker
100% compensatie gegeven wordt, maar dat, naar het
gebruik gemeten, meer dan 100% compensatie mo
gelijk is.
Men gaat hier blijkens de discussie ten onrechte uit
van een keus. Het betekent, dat men rekening houdt
met het feit, dat nog twee jaar tijd moet verlopen.
Maar spr. zou graag de woorden van de heren Sante
ma en De Jong, n.l. dat in deze tijd, gezien de gehele
ontwikkeling van het noorden, waarin Leeuwarden toch
pretendeert een belangrijke rol te willen spelen, de uit
rusting van het technisch onderwijs van de grootste be
tekenis is en dat in het bijzonder de mogelijkheid tot
het geven van hoger technisch onderwijs op modern
niveau voor Leeuwarden een levensbelang geacht kan
worden, tot de zijne willen maken. Zo gezien, is de
keus als men spreken wil van een keus waar
achtig niet moeilijk.
Spr. wil graag onderstrepen, dat uiteraard voor de
zowel door de gemeentelijke commissie voor de licha
melijke opvoeding als door het Sportcentrum gevraag
de compensatie bij het college uiteraard een open oog
bestaat; B. en W. willen in de grootst mogelijke mate
medewerking in dezen verlenen, wat alleen al wordt
gedemonstreerd door het feit, dat zij het nuttig hebben
geoordeeld in het bijzonder ook over dit onderwerp
dus niet alleen over onttrekking van sportterreinen aan
hun bestemming hun gedachten te laten gaan. Want
als men de twee genoemde organisaties zou vragen, of
ze met „onttrekking van de sportvelden op het Fontein
land aan hun bestemming" akkoord kunnen gaan, zou
den ze prompt met „neen" antwoorden; men kan niet
anders verwachtenze zouden anders in hun taak te kort
schieten. Spr. kan echter toezeggen, dat met zeer rede-