f
12
„De raad der gemeente Leeuwarden;
Gelezen het voorstel van B. en W. d.d. 11 februari
1959;
Besluit:
dat in de subsidieregeling voor de in deze gemeente
gevestigde Kruisvereniging de bijdragen van derden
voor Wirdum a f 1,en voor Goutum a f 0,50 niet in
mindering zullen worden gebracht op het subsidie".
De heer W. M. de Jong zegt, dat hij c.s. wel meegaan
met deze regeling, maar spr. moge er misschien even
aan herinneren, dat zij wel uiting hebben gegeven aan
hun waardering, maar daarnaast ook hebben geconsta
teerd, dat het een vrij ingewikkeld geval is. Zij hebben
verklaard de kwestie nu nog niet voor de toekomst te
kunnen overzien, maar dat zij er wel van overtuigd
zijn, dat het college een open oor heeft voor eventuele
wensen, die in de praktijk naar voren kunnen komen.
Zij hebben niet zoveel sympathie voor de aftrek van
f 1,en f 0,50 per lid voor bijdragen van derden, maar
er speelt hier in de vrij ingewikkelde materie deze
factor mee, dat men in het verleden geen subsidie gaf,
wanneer er geen tekort was. Nu vraagt spr. zich af,
of het voorstel van B. en W. en dat van de heer Bos-
graaf niet met elkaar in strijd komen. Spr. zou willen,
dat de gedachte van de heer Bosgraaf bij de eerstvol
gende herziening zou worden overwogen. Als het zo is,
dat door een subsidie een overschot verkregen wordt
dat zou in Wirdum kunnen gebeuren dan sor
teert, dit voorstel toch geen direct effect, gezien in ver
band met vorengenoemde factor. Spr. zit hier dus met
een moeilijkheid. Hij weet niet, hoe hij tegenover het
voorstel van de heer Bosgraaf moet staan. Hij zou
voorlopig alleen met diens gedachte willen meegaan,
wanneer de zaak, bijv. bij de eerstvolgende begrotings
behandeling, nog eens zou kunnen worden bekeken,
omdat hij de consequenties van dit voorstel niet kan
overzien. Is het niet mogelijk in deze richting te wer
ken?
De hear Santema mient to witten, dat de leden fan
de foriening yn Himpens f 5,f 7,en f 10,per
jier bydrage. Miskien is dat foar de bioardieling fan
dizze kwesje fan bilang.
De hear Tiekstra (weth.) mei itjinge de hear San
tema niis sei wol allinnich as meidieling biskögje.
Het gaat dus verder slechts over de kwestie van de
verrekening van de bijdragen in Wirdum. Spr. kan de
heer Bosgraaf wel zeggen, dat diens amendement voor
het voorliggende voorstel geen gevolgen zal hebben.
Hij gelooft te mogen verklaren, dat het college van
zijn kant stellig bereid zal zijn rekening te houden met
de situaties en ontwikkelingen, die zich nog kunnen
voordoen. Dit is ook uit spr.'s vorig betoog wel ge
bleken. Hij zou de heer Bosgraaf willen vragen: Laat
U dit voorstel liggen, vraag er geen stemming over en
laat het aan B. en W. over om op de gedachte, die het
inhoudt, bij een volgende gelegenheid nog eens terug
te komen. Spr. bedoelt het niet onvriendelijk, maar hij
meent, dat het voorstel in de huidige situatie min of
meer een slag in de lucht, een gebaar, wordt. Het zou
alleen consequenties kunnen hebben voor 1957 en 1958.
De heer Bosgraaf kan er gerust op zijn, dat met zijn
gedachte voor 1959 en volgende jaren rekening wordt
gehouden.
Als de heer Bosgraaf hiermee akkoord kan gaan,
zou spr. het er verder bij willen laten. Op het ogenblik
zijn de exploitatierekeningen over 1958 nog niet bin
nen. Het zou misschien is dit een wat academische
redenering niet uitgesloten, althans niet onmogelijk,
zijn, het door hem voorgestelde opnieuw te bezien, als
die rekeningen bekend zijn. Als de thans aanwezige
tekorten weggewerkt zullen zijn, dan is er weer geen
plaats voor wat hij bedoelt. De vraag wordt actueel op
het ogenblik, waarop bij gedeeltelijke verrekening in
derdaad tekorten zouden ontstaan, d.w.z. als grotere
tekorten geconstateerd zouden worden dan bij de toe
passing van het subsidiesysteem zouden blijken. In dit
geval kan beoordeeld worden, of er aanleiding is, aan
het verzoek van de heer Bosgraaf te voldoen. Spr.
zou het dus van de praktische situatie willen laten af
hangen.
De Voorzitter zou van zijn kant nog iets willen
zeggen. Er wordt voorgesteld om een subsidieregeling
vast te stellen en wel met ingang van het jaar 1957.
Dat houdt dus in, dat de subsidieregeling zou moeten
gelden voor de jaren 1957, 1958 en ook voor 1959,
omdat daarvan de begroting door de raad is vastge
steld en in die begroting is ook al rekening gehouden
(men vindt dat op de laatste bladzijde van de raads-
brief) met een bepaald subsidie. Nu is de moeilijkheid
en dat heeft de wethouder juist opgemerkt dat
op het ogenblik niet kan worden nagegaan, of het voor
stel van de heer Bosgraaf voor het jaar 1958 en
dat geldt nog sterker voor 1959 terecht wordt ge
daan. En daarom gelooft spr., dat juister is, wat de
heer W. M. de Jong zopas heeft gesuggereerd, het
voorstel van B. en W. aan te nemen en het dan aan de
ontwikkeling in de toekomst over te laten, of er aan
leiding is om op verschillende onderdelen: één of meer
er zijn bijv. ook gedachten, door de heer Engels ont
wikkeld, die mogelijkerwijs tot nader beraad aanleiding
zouden kunnen geven in de toekomst nader terug
te komen. Spr. gelooft, dat dit, vanuit gemeentelijk
oogpunt gezien, de meest juiste gang van zaken is.
Men kan niet bij voorbaat een subsidie vaststellen,
waarvan op dit moment, althans voor een deel, zeker
is, dat het wel nodig zal zijn. Dat lijkt uit een oogpunt
van gemeentelijk financieel beheer niet wel mogelijk
te zijn.
Spr. zou mèt de wethouder dit in overweging willen
geven en aan de heren Bosgraaf en Santema, die sa
men dit voorstel hebben ondertekend, willen vragen,
hun voorstel in te trekken. Hun gedachte is tot uit
drukking gebracht; deze blijft en kan overwogen wor
den, als een ander standpunt zal moeten worden in
genomen, tenzij de heren bij nader inzien de gedach-
tengang, die van de kant van het college is uiteen
gezet, kunnen volgen.
De heer Bosgraaf zegt, dat de heer Santema en hij
zich met het voorstel van de Wethouder en van de
Voorzitter om deze dingen in de toekomst nader te be
kijken, wel kunnen verenigen.
De Voorzitter: U trekt dus Uw voorstel in?
De heer Bosgraaf: Ja, op dit moment trekken wij
het voorstel in.
Het voorstel van B. en W. wordt vervolgens z.h.st.
aangenomen.
Punt 25 (bijlage no. 47).
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel
van B. en W.
Punt 26 (bijlage no. 43).
De heer Heidinga is zeer verheugd over dit voorstel.
Hij is bljj, dat deze zaak nu uitgevoerd kan worden.
Hij wil hieraan toevoegen, dat hij heel graag zou zien,
dat meer gedeelten van het centrale rioleringsstelsel
in uitvoering zouden kunnen worden gebracht. Als het
maar enigszins mogelijk is, laten B. en W. dan de
kans grijpen en regelmatig een hap van dit grote werk
tot uitvoering zien te brengen. Laten wij, aldus spr.,
proberen steeds bij te blijven en niet alles naar de toe
komst verschuiven. Wij kunnen toch niet betalen.
De hear Santema seit, dat de bidoeling fan dit ütstel
is, dat op it ein fan de Borniastrjitte presiis is it
plak noch net bikend in lyts gemaeltsje komt, dat
it rioelwetter loaze sil op de Wurdumer feart en de
Potmarge. Mar sil dat net oanlieding jaen ta in folie
greatere üntreiniging Hy c.s. miene, dat by it bi-
sprek mei in oare ynstansje praet is oer it gefaer fan
it forsmoargjen fan it Van Harinxmakanael. Mar krijt
men dat nou net yn folie greatere mate troch it oan-
bringen fan dit lytse gemaeltsje? Spr. moat yn om-
tinken bringe, dat, hwannear't men de s.n. Swarte
Tille by Rapenburg oergiet, de rook fan it wetter ek al
net plèzierich is, mar hy stelt him foar, dat it dér
aensens, as it gemaeltsje it wetter loaze sil, fan dat-
oangeande net better wurdt. It liket spr. tige fan bi-
lang, dat it plan fan de rioelsuveringsynstallaesje by
13
de Greunswei sa gau mooglik effektuearre wurdt, om
dat men dan pas goed üt 'e need is.
De heer Van der Schaaf (weth.) kan in antwoord op
hetgeen de heer Heidinga zei wel zeggen, dat de ge-
dachtengang van het college ook in de door hem be
doelde richting gaat. Er wordt dus gewerkt aan een
tweede coupure van dit plan en dat ontwerp hopen
B. en W. binnen niet al te lange tijd aan de raad te
kunnen voorleggen.
De hear Santema is bang foar de üntreiniging fan
it wetter dér yn it suden. Spr. moat sizze, dat soks
dan it wurk fan de Huzumers seis is. (Laitsjen) Hy
wol mar sizze, dat it net oars kin. It is nou ienkear
sa en krekt itselde bart yn de stêd dat hwat yn
'e grêften to finen is, „üs eigen skuld" is. Sa is it yn
Huzum yn it lyts ek. Mar spr. docht nou alle gekheit
op in stokje.
De hear Santema leit de klam op de winsklikheit
fan de sintrale rioelearring. It is yndied sa, dat dy der
om freget klear to kommen. B. en W. binne altiten
aktyf dwaende om de plannen foarüt to bringen, mar
it sil wol in hiel great biswier wêze, om it finansieel
foarinoar to krijen. Yn technysk opsicht wurdt der
oan arbeide.
De heer W. M. de Jong zegt, dat het vooral gaat om
het hemelwater dat niet spoedig afgevoerd kan wor
den. Hij gelooft, dat het overige rioolwater nu al te
recht komt waar het aanstonds ook terecht zal komen.
Spr. kan zich als Huizumer wel troosten daarmee,
maar wil zich wel aansluiten bij de heer Santema. Wij
zien, aldus spr., allemaal uit naar de rioolwaterzuive
ringsinstallatie.
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel
van B. en W.
Punt 27 (bijlage no. 44).
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel
van B. en W.
Punt 28 (bijlage no. 61).
De hear Santema soe n.o.f. punt 9 fan de wiziging
fan de gemeentebigreating efkes hwat sizze wolle. Dér
lést hy, dat B. en W. ütstelle, om yn de nije wiken 't
Heechterp en 't Nijlan „verfraaiingen" oan to bringen.
Spr. mist eigentlik wol hwat ünder dit punt en dat is
in plein, dat op it eagenblik foar in diel al in feit is,
nammentlik it Europaplein. Noch altiten is de forsie-
ring fan it middenfak net ta stün kommen. Spr. soe
B. en W. forsiikje wolle harren gedachten dêrre yn
alle gefallen oer gean to litten en oan dit plak boppe
de forsiering fan de twa hjir neamde nije wiken de
primeur to jaen.
De hear Van der Schaaf (weth.) soe optheden net de
primeur jaen kinne oan it Europaplein, sa as de hear
Santema dat freget. It Europaplein freget om in great
ding, in djürder ding as de gemeente har op it eagen
blik permittearje kin. En dér soe spr. de forsiering
fan de twa bidoelde wiken net op wachtsje litte wolle.
Hy leaut fierders net, dat dizze kwesje alhielendal oan
de oarder is, mar hy kin hy herhellet it de
frege tasizzing ek net jaen.
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel
van B. en W.
Punt 29 (bijlage no. 40).
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel
van B. en W.
Punt 30 (bijlage no. 45).
De Voorzitter herinnert er aan, dat met dit voorstel
ook de wijzigingen, vervat in de brief van B. en W.
aan de raad d.d. 16 februari 1959, aan de orde zijn.
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het bij ge
noemde brief gewijzigde voorstel van B. en W.
Punten 31 t.e.m. 34 (bijlagen nos. 42, 39, 46 en 56).
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig de voorstellen
van B. en W.
Hierna sluit de Voorzitter de vergadering.