4 zijn uitverkoren om zitting te hebben in het dagelijks bestuur van de gemeente en van de overblijvenden zijn in elk geval twee van de drie in staat om de stukken goed te bestuderen (Gelach); althans bestaat voor hen de mogelijkheid om deze deskundig te bespreken. En dan gelooft spr., dat hij zich zelf mag prijzen, dat hij in de schaduw van die groten heeft mogen meelopen. (Gelach). Spr. wil de Voorzitter nogmaals hartelijk dank zeg gen voor hetgeen deze hier aan het adres van de jubi- ierenden heeft gezegd. Alleen vindt spr. het heel erg jammer als het mogelijk was, had hij een kleur ge kregen dat destijds verzuimd is aandacht te schenken aan het jubileum van de Voorzitter zelf. Als de pers dat geweten had, dan zou ze daarop zeker ook geatten deerd hebben. Spr. hoopt, dat de jubilarissen, dus ook hijzelf, nog lange tijd in het belang van de gemeente mogen werken. De Voorzitter zou, om elk misverstand, aangenomen, dat daar aanleiding toe is, te vermijden, graag wil len zeggen, dat de tractatie niet gefinancierd wordt uit een of andere post van de begroting. De zes jubilerende heren zijn zelf zo vriendelijk, om deze tractatie aan te bieden. Daarvoor wil hij hen heel hartelijk bedanken en hij vertrouwt daarbij namens alle andere aanwezigen te spreken. Thans wil spr. terugkeren tot de orde van de dag. Punten 7 t.e.m. 13 (bijlagen nos. 87, 85, 63, 66, 68, 77 en 69). Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig de voorstellen van B. en W. Punt 14 (bijlage no. 79). De heer De Vries heeft niet de bedoeling nader in te gaan op de wijzigingen, die n.a.v. enkele opmerkingen van Ged. Staten in het uitbreidingsplan 't Nijlan worden voorgesteld. Zoals de raad bekend is, heeft spr. de voorgeschiedenis niet meegemaakt; hij zou er dus niet zo heel veel van kunnen zeggen. Het enige, waarop hij zou kunnen attenderen, is datgene wat B. en W. in het tweede deel van het voorstel zeggen t.a.v. de wijzigin gen in de noordwesthoek van het uitbreidingsplan. Daar wordt gesproken over het bouwen van vier blokjes van elk vier dagwinkels en in verband daarmee over hel. aanvullen van de bebouwingsvoorschriften. Het zal de raad bekend zijn, dat een middenstander nogal enkele bezwaren heeft tegen het aanvaarden van een dag winkel. Spr. zou graag van het college willen ver nemen, of het invoegen van dagwinkels in dit project met middenstandskringen is besproken en zo ja, welke de redenen zijn, dat men van de oorspronkelijke opzet om geen dagwinkels te projecteren, is afgeweken. De heer Bootsma wil in de eerste plaats, mede na mens zijn fractiegenoten, het college en allen, die er aan hebben medegewerkt, dank zeggen voor de vrij snelle omwerking van het eerder niet goedgekeurde gedeelte van het uitbreidingsplan 't Nijlan. Dat dit ge wijzigde plan thans voor de raad ligt, is een logisch gevolg van het raadsbesluit van 14 mei 1958, waarbij werd besloten niet in beroep te gaan bij de Kroon tegen de gedeeltelijke onthouding van goedkeuring door Ged. Staten. Gezien in dit licht, heeft het weinig zin om thans te discussiëren over bijv. de aansluiting van de hoofdver keersader op het verkeersplein bij de Schrans. Overi gens kan worden gezegd, dat in de gegeven omstandig heden de noodzakelijke wijzigingen zijn aangebracht zonder de oorspronkelijke opzet al te veel geweld aan te doen. De nieuwe oplossing van de aansluiting van de Industrieweg biedt zelfs veel aantrekkelijks, hoewel zal moeten worden afgewacht, of de vrij lage dagwinkels met plat dak esthetisch zullen bevredigen. Tot zover zouden spr. c.s. zich volledig achter het voorstel van B. en W. kunnen scharen, maar een twee tal punten noodzaakt hun toch, om nader op deze materie in te gaan, n.l. Ie. het betrekken van de Julianalaan in het uitbreidingsplan 't Nijlétn, en 2e. de wijziging van het Van Miereveltplantsoen. Over het eerste punt is in de raadsvergadering van 25 juli 1956 breedvoerig gesproken, o.a. door een van de thans in het college opgenomen wethouders. Spr. vraagt: mogen wij aannemen, dat deze wethouder thans achter het voorstel van B. en W. staat, zulks volledig in tegenstelling tot diens standpunt in 1956? De indertijd naar voren gebrachte bezwaren golden voornamelijk het verkleinen van de voortuinen van de bestaande bebouwing, terwijl twijfel bestond, of de voorgestelde afmetingen voor de Julianalaan toen reeds noodzakelijk waren. B. en W. zijn op voornoemde raads vergadering uitgenodigd om deze kwestie nog eens te bezien en eventueel met nieuwe voorstellen te komen. Zulks geschiedt dus nu door wijziging van het uitbrei dingsplan. De thans voorgestelde afmetingen stemmen volkomen overeen met die, genoemd in de raadsbrief van 18 juli 1956 (bijlage no. 182). Het was voor de raad wellicht prettiger geweest, wanneer bij het thans aan de orde zijnde punt nog eens was gewezen op de voorgeschiedenis, onder mededeling, dat het college nog gesterkt was in zijn opvatting om trent de noodzakelijke afmetingen van de Julianalaan. Deze kwestie is in spr.'s fractie breedvoerig besproken en de overgrote meerderheid is wel van mening, dat voor deze weg de verkeersbelangen prevaleren. Wel zouden meerdere leden van spr.'s fractie het op prijs stellen, dat de aantasting van de voortuinen niet eerder tot uitvoering komt dan strikt noodzakelijk is. Als zij de zaak in dit licht zien, kunnen zij wel akkoord gaan met het vaststellen van het nodig geoordeelde profiel, zulks als onderdeel van het uitbreidingsplan. Het tweede punt: wijziging van het Van Mierevelt plantsoen, vloeit voort uit de wens om het aantal krui singen met de Julianalaan zo veel mogelijk te beperken, een streven, dat uit een oogpunt van verkeersveiligheid door spr. c.s. kan worden gewaardeerd. Dat de helft van de bestaande bebouwing echter alleen uitgang zal verkrijgen via een vrij smal tegelpad, is naar hun mening minder aantrekkelijk en ook niet noodzakelijk. Hetzelfde effect zou kunnen worden verkregen door slechts één straat vanaf de Julianalaan toegankelijk te maken en de andere bij de aansluiting aan deze laan af te sluiten met een doorgaand trottoir. De woningen zijn dan vanaf de andere zijde, n.l. resp. van de Prins Bernhardstraat en de Gerard Terborchstraat, nog met voertuigen te bereiken. Deze oplossing willen spr. c.s. nog gaarne onder de aandacht van het college brengen, zodat tegen de tijd, dat de toestand gewijzigd moet worden, eventueel een wijziging in het uitbreidingsplan kan worden aangebracht. Wanneer het college kan toezeggen, dat dit punt nog nader in studie zal worden genomen, zullen spr. c.s. zich tegen het voorstel, zoals het er nu ligt, niet ver zetten, zodat hopelijk het geheel nu de vereiste goed keuring van heren Gedeputeerde Staten zal kunnen verwerven en voortgang kan worden gemaakt met reeds op stapel staande plannen voor bebouwing van 't Nij- léin. Nou't de hear Santema heart, dat de troch B. en W. ütstelde öfmiettings fan it strjitteprofyl krekt gelyk binne as dy fan 1956, bikrüpt him it gefoel, dat men hjir dochs wol efkes rekken halde moat mei itjinge de rie doe, yn 1956, yn mearderheit mei spr. eigentlik wol sizze, bisprutsen hat. De hear Bootsma stelt it sa, dat der sa lang mooglik wachte wurde moat mei it oantaesten fan de tunen. Spr. leaut, neidat hy in persoanlik petear mei de wet- halder dêroer hie, dat foaral de tunen fan de huzen, dy't it earst set binne, ünder in hiel oar ütwreidings- plan falie as dat hwat letter makke is. Men kin dy huzen dochs net forwite, dat hja dér as foarposten stienen. Dy saek is foar spr. c.s. wol fan safolle bi- lang, dat hja it mei de hear Bootsma iens binne, dat op dizze saek tasjoen wurde moat, dat der net tof olie fan dy foartunen öfhelle wurde moat. Spr. wol net deselde arguminten fan doe herhelje, mar as hy it profyl fan de wei bisjocht en derby konstatearret, dat foar it trottoir in breedte birekkene is fan 3% m, dat foar de parallelwegen in breedte öfbeakene is fan 5% m en dat de grienstroken 2.25 m wurde sille, dan moat hy opmerke, dat hy dy grienstroken oer it algemien to breed fynt. Men soe folie better fan dy stroken hwat 5 öfnimme kinne en de tunen noch safolle mooglik yn har wêzen litte. Spr. c.s. bliuwe der noch minoftomear in biswier tsjin fielen, dat dizze öfmiettings sa yn it ütstel opnommen wurde. Hy soe B. en W. dus mei klam forsiikje wolle, dat hja hjir wol rekken mei halde en dat hja har net al to folie halde oan dy roailine, dy't letter fêststeld is as doe't dizze earste huzen hjir kamen. Dat is bislist in ünbinlikheit tsjin dyjingen oer, dy't dér tafallich wen je. Dat moat men net üt it each forlieze. De heer W. M. de Jong heeft geen bezwaar tegen deze herziening, voor zover het het oostelijk deel van het plan-Nijlan betreft, maar het inbrengen van een nieuw element, waar ook de heer Bootsma over ge sproken heeft, geeft spr. wel aanleiding tot het opperen van zeer ernstige bezwaren, ook wat betreft de pro cedure. De advertentie, waarbij het college aankondig de, dat deze herziening van het plan-Nijlan ter inzage is gelegd, heeft hij er nog eens op nagelezen. Een mee levende burger van de goede stad Leeuwarden kan daar niet meer uit begrijpen dan dat men hier te maken heeft met de herziening van dat deel van het plan, waarvan de juistheid door het college van G.S. was betwist; dat is tenminste spr.'s opvatting van de zaak. En hij heeft zich zelfs gewaagd aan de veronderstel ling, dat sommige raadsleden nauwelijks hebben ge weten, dat het hier ging om de vaststelling van het profiel van de Julianalaan, precies op dezelfde wijze als destijds is voorgesteld, maar dit zegt spr. even voor zichtig. Dat kan hij natuurlijk niet helemaal bewijzen; hij mag eerder veronderstellen, dat het misschien wel de aandacht heeft gehad. Maar er is op de uitbreiding van het oorspronkelijke plan niet door belanghebbenden gereageerd. Spr. stelt zich op het standpunt, dat de be zwaren van die belanghebbenden, zoals die destijds ge opperd zijn, nu nog gelden, althans feitelijk, omdat hij veronderstelt, dat zij, wanneer zij hadden begrepen, dat het nu weer om diezelfde zaak ging, wel hun be zwaren hadden herhaald. Hij vindt de gang van zaken een beetje minder mooi. Verder gaat het spr. om de wijziging zelf. Hij zou de aandacht willen vestigen op de kwestie van de wij ziging van het Van Miereveltplantsoen. De heer Bootsma heeft er al op gewezen, dat het thans bestaande noor delijke gedeelte wordt verschoven als spr. het zo even mag zeggen van het westen naar het oosten en het zuidelijke naar het westen. Spr. sluit zich graag aan bij het betoog van de heer Bootsma op dit punt, omdat hem vandaag gebleken is, dat juist het noordelijke deel, dat naar het oosten wordt verschoven, de enige garage, die bij deze zaak betrokken is, afsluit van de openbare weg, want juist aan de oostkant van het noordelijke deel van het Van Miereveltplantsoen is een garage, die daar een uitrit heeft. Het is dus wel een beetje moeilijk om hiermee akkoord te gaan. Spr. gelooft, dat dit be wijst, dat men heel voorzichtig moet zijn met het aan brengen van een nadere wijziging in een historisch geworden situatie. Hij zou willen, dat het mogelijk was, dat in het schema van de raadsdiscussie dat is altijd een beetje stram nog zou kunnen worden gepraat over dergelijke dingen. Wanneer het B. en W. niet mogelijk is daar bout portant op te antwoorden, zouden zij dit misschien nog eens kunnen bekijken en dan zou deze zaak daar een ogenblik op moeten wach ten. Dat is heel vervelend, maar het is niet spr.'s schuld, in ieder geval niet, dat het vaststellen van het profiel van de Julianalaan wat nu moeilijkheden oplevert bij deze wijziging van het uitbreidingsplan 't Nijléin is gekomen. De zaak van het vaststellen van het profiel van de Julianalaan is precies dezelfde kwestie als de vorige keer. Er moet nog een trottoir naast het trottoir worden gelegd. 3% m gaat aan weerskanten van de tuinen af. De raad heeft er destijds lang en breed over gesproken en met 14 tegen 11 stemmen heeft hij uitgesproken, dat hij dit niet aandurfde. Spr. is het met de heer Bootsma eens, dat het plezieriger was geweest, dat het college even op deze kwestie ingegaan was, maar de zaak ligt er nu eenmaal zo en kan ook nu nog behandeld wor den. Spr. moet even mededelen, waar zijn bezwaar ligt. De rijbaan was reeds 9 m breed en blijft 9 m, maar tussen de buitenkant van de rijbaan en de achterkant van de trottoirs is op de Julianalaan op het ogenblik beschikbaar 8 m. De bestaande groenstroken zijn 2.50 m breed, de fietspaden 1.95 m (afgerond 2 m dat kan, omdat de breedte van de rijbaan ook iets meer dan 9 m is samen dus 4.50 m. Het trottoir van 3\2 m daar bij gevoegd, maakt samen 8 m. De vorige keer is ook gesproken over de wenselijke breedte van de ventwegen. Spr. kan zich niet voorstellen, dat het college zou willen vasthouden, ter wille van het verkeer, aan groenstroken van welke breedte dan ook. De groenstroken zouden misschien ook ligusterheggen kunnen worden in deze bestaande situatie. Spr. begrijpt wel, dat het prettig is, wanneer de rondweg overal hetzelfde profiel heeft, maar wie, komende van de hoofdweg, heeft er nu erg in, dat een stukje Julianalaan aan het begin even an ders ligt dan verderop. Spr. vindt dat helemaal geen bezwaar. Hy meent, dat het niet moet voorkomen, dat men om die reden stukken van de voortuinen der daar staande huizen afneemt. Traditioneel gezien en op pa pier is het wel keurig, dat de groenstroken zich vanaf de Schrans thans over de gehele rondweg uitstrekken, maar spr. vindt het lang niet zo'n groot bezwaar, dat hier even aan getornd wordt dan wanneer men aan de voortuinen gaat tomen. Spr. heeft het destijds gehad over de 8 m, die tussen de rijbaan en de achterkant van het trottoir beschik baar was. Hij heeft nu nog eens in de Valeriusstraat gekeken, waar ventwegen van 5.50 m breedte gereali seerd zijn. Het is een lekenoordeel en het blijft een leken- oordeel, al kan men wel een beetje ervaring opdoen, maar spr. is van mening, dat hier eigenlijk nog niet sprake is van een rondweg. Er rijdt slechts een enkele auto. Het is in ieder geval nog geen volledige rondweg. Spr. veronderstelt echter, dat er straks na enige jaren, wanneer de nieuwe veemarkt gereed is ook buiten de vrijdag om wel tamelijk veel verkeer zal zijn. Maar de heer Drentje heeft er destijds reeds op ge wezen met aanhaling van een ETIF-rapport dat men dit verkeer toch niet moet overschatten. Spr. vindt het haast wat parvenu-achtig te willen vasthouden aan zo'n brede ventweg van 5.50 m. Hij heeft vandaag nog eens zo'n brede vrachtwagen uit het internationale ver keer bekeken. De heer Pols weet uit het hoofd, dat deze wagens 2.40 m breed zijn. De gewone breedte van een vrachtwagen is 2.25 m. Maar wat moeten die hier doen Ze staan hier maar een ogenblikje. Er staan hier gewone huizen. Een verhuiswagen is ook maar 2.30 m breed, anders kan deze niet op de B-wegen rijden. Wel zal een vrachtwagen zich ook wel eens veroor loven hier te parkeren, als pakjes aan de huizen moeten worden bezorgd en ook zal er wel eens een enkele keer een verhuiswagen staan, maar dat kan ook nog wel op een ventwegbreedte van 4.50 m, zoals in de Verlengde Schrans. In de Valeriusstraat kunnen twee personen auto's elkaar passeren en er kan ook nog wel een bak fiets tussendoor. Spr. heeft met eigen ogen gezien, hoe riant dat is. Het wil er bij hem niet in, dat hier vent wegen van 5.50 m per se nodig zijn. Hij doet er niet aan mee, deze te bevorderen. Het spijt hem in dezen met zijn geachte mede-jubilaris: de wethouder van O.W., van mening te moeten verschillen. Hij kan het niet over zijn hart verkrijgen om stukken van de tuinen af te nemen ter wille van zulke brede ventwegen. Hij denkt hierbij aan de esthetica, niet aan de geachte mede-burgers van Leeuwarden die daar wonen. Op de Heliconweg vindt spr. het aanzicht ook niet bepaald fijn. Wanneer deze weg overgedaan zou kunnen worden, zou spr. het trottoir breder willen hebben en de vent wegen wat smaller. Maar omdat het daar ging om een weg, dicht bij het grote Europaplein gelegen, is spr. toen met het voorstel van B. en W. meegegaan. Ten onrechte, meent hij achteraf. Maar eerst meende hij, dat het zo moest. In ieder geval vindt hij voor de Julianalaan ventwegen van 4.50 m voldoende. Spr. komt nog weer even terug op de 8 m, die voor deze weg van de rijbaan tot de tuinen overschiet. Hij her haalt, dat hij in plaats van de groenstroken geen be zwaar heeft tegen een ligusterheg, waarvoor 75 cm nodig is, al is dit misschien iets te geforceerd. Dan blijft er 2.75 m over voor de trottoirs. Deze zijn op het ogenblik 3.50 m, maar hij ziet er geen onover komelijk bezwaar in deze te versmallen.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1959 | | pagina 3