8
op dit punt van de Julianalaan de volledige profiel
breedte wordt aangehouden.
De heer De Jong heeft gezegd: het lijkt wat „par-
venu-achtig" om een breedte van 5.50 m voor de vent-
wegen aan te houden, maar als dat hier ,,parvenu-ach-
tig" is, dan is het dat meer westelijk op de Julianalaan
ook. (De heer W. M. de Jong: Ja, ook.) Spr. vindt, dat
men, als het dan daar ook parvenu-achtig is, maar con
sequent moet zijn. De heer De Jong zegt, dat het lelijk
is, maar over de esthetische kwestie is de raad bij de
Heliconweg toch heengestapt en daar is veel ernstiger
ingegrepen. Hier blijft toch bepaald nog wel een stukje
voortuin over, dat die naam mag hebben.
De heer Drentje heeft in dit verband het woord „groot
steeds" verworpen. Hij zeide: Wij moeten niet groot
steeds gaan doen. Spr. zou hem bepaald willen waar
schuwen, om niet kleinsteeds te gaan doen. Deze rond
weg is een belangrijk element in de toekomstige ont
wikkeling van Leeuwarden en daar moet niet aan ge
tornd worden.
Spr. gelooft niet, dat de heren Santema, De Jong en
Drentje meer punten hebben aangeroerd dan hij nu heeft
besproken.
Spr. wil nu nog even de opmerking behandelen, dat
de belanghebbenden niet gereageerd hebben. Dat be
hoeft niet te liggen aan het feit, dat ze de advertentie
niet hebben begrepen. Er is inmiddels een aantal muta
ties geweest, waardoor men even anders tegen deze
zaak kan aankijken. De heer Santema heeft gezegd, dat
de meerderheid van de raad in 1956 een andere oplos
sing voor de Julianalaan wenste. De vraag is nu, wat
de meerderheid van de raad thans zal doen; de raad
van 1956 was n.l. een andere dan die van 1959.
De heer Drentje vraagt: wat gebeurt er, als het voor
stel van B. en W. verworpen wordt Dan is het natuur
lijk niet zo best. Dat kan men op het ogenblik eigenlijk
niet hebben. Nu zou de heer Drentje B. en W. kunnen
tegenwerpen: Wat heb je er aan, als je iets mengt in
dit uitbreidingsplan, wat er eigenlijk niet in hoort
Maar spr. heeft zojuist al betoogd, dat de wijziging van
het profiel van de Julianalaan wel degelijk bij dit plan
behoort. Wanneer men de tekening ziet en wanneer men
weet, wat er verder mee aan de hand is, dat G.S. alle
mogelijke interesse hebben, dan komt men tot de con
clusie, dat deze profielwijziging nu bij deze wijziging
van het plan-Nijlan moest worden ondergebracht. Wat
zal het geval zijn, als de raad het voorstel van B. en W.
niet „slikt" Dan komt het hele plan op losse schroe
ven te staan, met alle mogelijke vertraging. Dan wordt
ook de gedeeltelijke straataanleg voor Nijlanstate en de
ambachtsschool in het plan-Nijlan gestagneerd en dat
is iets wat de raad bepaald niet moet doen, om de grote
belangen, die daarmee gemoeid zijn. Men moet in zo'n
geval de ploeg niet laten rusten om een muis te vangen.
Spr. gelooft nu alle punten, die zijn genoemd, te heb
ben beantwoord; hij meent, dat de raad zeer wijs zal
doen om het voorstel, zoals het nu gepresenteerd wordt
en dat bij G.S. een zeer goede kans heeft in deze vorm
te worden aanvaard, nu ook te accepteren.
De heer Bootsma maakt uit het betoog van de wet
houder op, dat het college bereid is de wijziging van het
profiel van de Julianalaan niet eerder tot uitvoering te
brengen dan strikt noodzakelijk is. Hij neemt althans
aan, dat de wethouder op dit punt namens het gehele
college heeft gesproken.
Het tweede punt, dat betreffende de wijziging van
het Van Miereveltplantsoen, wil het college nog eens
extra in studie nemen. Aan het laatste punt wil spr.
heel graag toegevoegd zien hij gelooft trouwens wel,
dat dat vanzelf spreekt dat die toezegging tevens
inhoudt, dat de zaak ook weer bij de raad terecht komt,
want voor deze kwestie is wel een degelijke studie ver
eist. Spr. neemt aan, dat het niet mogelijk is de wijzi
gingen aan te brengen binnen het raam van de gewone
onderhoudspost en dan zal het toch noodzakelijk zijn
bij het aanvragen van een krediet de volledige plannen
over te leggen, waarbij de raad hopelijk ook kennis kan
nemen van de nadere studie van de zijde van het college.
Spr. wil nog naar voren brengen, dat een andere studie
vereist is, ook los gezien van de ene garage die daar
aanwezig is. De meerderheid van de mensen die hier
wonen zijn autobezitters, die hun auto voor huis moeten
parkeren vanwege het gebrek aan garageruimte. De
helft zou na de wijziging dit niet meer kunnen doen.
Spr. verzoekt daarom zijn in eerste instantie gegeven
suggestie bij de nadere studie in overweging te nemen.
De heer B. P. \an der Veen wil, wat betreft de
kwestie van de dagwinkels, graag afwachten, hoe de
ontwikkeling zal zijn. Spr. vertrouwt, dat het college
zo nodig de zaak nog eens zal bekijken.
Wat de andere kwestie aangaat, heeft spr. de indruk,
dat het betoog van de wethouder hierop neerkomt, dat
op dit moment eigenlijk de noodzaak om de enorme af
metingen voor de Julianalaan toe te passen, niet aan
wezig is. Maar wie het breed heeft, laat het breed han
gen. Spr. gelooft echter, dat in de toekomst nog wel
eens bezien kan worden wat dan nodig zal zijn en dan
is het prachtig, dat de wegbreedte potentieel voorhan
den is, zodat men later daarmee kan doen wat dan
nodig zal zijn.
De heer Bootsma heeft z.i. te optimistische verwach
tingen, als hij zegt, dat de zaak later nog wel weer door
B. en W. bekeken kan worden. Spr. zou de mogelijkheid
van opnieuw bekijken aan de raad zelf willen houden.
De raad moet zeggen: College, kom later maar terug;
dan nemen wij voorlopig genoegen met de situatie, zoals
die daar nu gegroeid is.
De heer Drentje heeft gevraagd wat de consequenties
zijn, als de raad niet meegaat met het voorstel van B.
en W. Daarop antwoordde de wethouder, dat dan de
hele wereld op losse schroeven zou komen te staan. Nu,
dat staat ze toch al, meent spr. (Gelach). Hij gelooft
echter niet, dat de zaak hierdoor op losse schroeven
komt te staan. Integendeel. Dit is juist het geval door
het voorstel van B. en W., waarbij de wijziging van het
profiel van de Julianalaan aan de wijzigingen van het
uitbreidingsplan-Nijlan wordt gekoppeld. De wethouder
schijnt de raad te suggereren, dat, als deze beide pun
ten niet gelijktijdig goedgekeurd worden, ook de bouw
van de ambachtsschool en van alle andere mogelijke din
gen in het plan-Nijlan geen doorgang zullen kunnen vin
den. Spreker moet een ernstig protest tegen combinatie
van beide punten laten horen. De wethouder heeft ge
zegd, dat het niet de bedoeling was om er iets „door te
drukken" of „door te smokkelen", maar spr. acht de
wijze, waarop het gebeurt, toch niet juist.
Spr. meent, dat de raad door de verdediging van de
wethouder aan het eind van diens betoog onder druk
wordt gezet en daar neemt hij geen genoegen mee. (De
heer Heidinga: Ik ook niet.)
De hear Santema. hoecht nei de wurden fan de hear
Van der Veen net folie mear to sizzen. Hy wol allinnich
mar opmerke, dat, as de rie it ütstel van B. en W. op
dit stuit oannimt, dan hat hy in posityf plan oannom-
men, dat yn 'e takomst ütfierd wurde sil; dizze konse-
kwinsje sit der oan fêst. En de kapitulaesje fan de hear
Bootsma, dy't al daelks, yn earste ynstansje, syn yn-
stimming öfhingje lit fan in „soepele houding" op dit
punt fan it kolleezje, haldt it gefaer yn, dat de rie yn
de takomst neat mear oer dizze saek to sizzen hawwe
sil. Spr. leaut ek net, dat de twang, dy't de wethalder
efter dizze saek set troch to forklearjen, dat dêrmei
alle oare plannen op losse skroeven soene komme to
stean, opgiet. Men moat net forjitte, dat der by de ear
ste bihanneling fan it plan-Nijlan nea sprake fan west
hat dit plan to kombinearjen mei de kwesje fan de Ju-
lianaleane. Dy is der nou, op dit stuit, by kommen. Spr.
sjocht dan ek net yn, hokker reden de wethalder oan-
fiere kin om sokke geweldich greate konsekwinsjes oan
it forsmiten fan dit ünderdiel troch de rie to forbinen.
Hwat spr. dus persoanlik oanbilanget, is hy it der al
hielendal mei iens, dat oer dizze saek letter noch ris
praet wurde kin, as de urginsje dêrfan wierliken oan
de oarder is. Hy bliuwt by syn bitinken, dat it in ün-
rjochtfeardige died is om de lju, dy't dêr al in hüs ünder
in biskate roailine hienen, hjoed-de-dei bineidield wurde
soenen troch in diel fan harren tunen óf to nimmen,
hwertroeh ek noch it hiele strjittebyld skeind wurdt.
Miskien sil it forkearstechnysk net 100% wêze, mar
hy c.s. achtsje dêr dan dochs in ridlik forkear mooglik.
Spr. leaut ek, dat yndied de Julianaleane net in leane
wêze sil, dêr't yntensyf forkear pleats fine sil. Hy
mient, dat hwat de hearen De Jong en Drentje dêroer
sein hawwe as in reëel ding ünder eagen sjoen wurde
moat en spr. bliuwt dan ek tige sterk öfwizend stean
tsjin dit ünderdiel fan it ütstel oer. En hy soe B. en W.
9
fan herten forsykje wolle dit punt falie to litten en
allinnich mar in bislissing fan de rie to freegjen oer it
plan-Nijlan, dus sünder dat de Julianaleane en it Van
Miereveltplantsoen dêryn bitrutsen wurde.
De heer W. M. de Jong zegt, dat er een vrij belang
rijk verschil blijft bestaan tussen de wethouder en hem,
wat betreft de procedure, als spr. het zo mag noemen.
Als waar is wat de wethouder stelt en spr. wil hem
dat toegeven dat ook de grensbewoners van het
uitbreidingsplan de eerste maal, dat dit plan aan de
orde was, hiervan hebben kunnen kennisnemen, dan
komt spr. weer tot de conclusie, dat die grensbewoners
de eerste keer geen reden hadden om bezwaar te maken.
Zij hebben begrepen, dat het besluit van de raad van
12 februari 1958 niet geheel werd goedgekeurd door G.
S. en dat er nu voor twee gedeelten een nieuw voorstel
is gedaan. Meer hebben zij niet begrepen. Spr. moet dus
tot zijn spijt met de wethouder op dit punt van mening
blijven verschillen. Er was geen aanleiding voor de
grensbewoners om zich opnieuw naar het stadhuis te
begeven, omdat niet te veronderstellen was, dat de gren
zen van het plan-Nijlan zouden veranderen. Daar zit
de kneep. Dat dit nu toch het geval is, is ook voor de
raad min of meer een verrassing. Het is wel niet het
turfschip van Breda, maar wèl iets, waar je bijzonder
op verdacht moest zijn, anders zou het je ontgaan. (De
heer Van der Schaaf (weth.Het staat in het voor
stel.) Spr. wil toegeven, dat hij zich wat te sterk heeft
uitgedrukt wat betreft de kennis van deze feiten, die de
raadsleden konden hebben. Zij hadden inderdaad in de
bijlage kunnen zien, dat het hier ook ging om het pro
fiel van de Julianalaan, maar dat dit geheel gelijk is
aan het profiel, dat in 1956 is voorgesteld, kan men
eerst zien, wanneer men de kaart met zeer grote zorg
vuldigheid beziet en een toelichting is er niet bij ge
weest. En het thans weer voorgestelde profiel heeft de
raad de vorige keer in meerderheid niet gewild. Het
was dus wel prettiger geweest, wanneer men er iets
meer van gehoord had. En spr. herhaalt, dat er voor de
grensbewoners geen aanleiding bestond om naar het
stadhuis te gaan, om te zien, of wellicht de grenzen
van het plan-Nijlan waren verlegd, waardoor ze gedu
peerd zouden kunnen worden.
Thans zou spr. graag iets willen zeggen over het
risico, dat er in uitstel zou kunnen zijn gelegen. Hij
meent, dat, als de kwestie van de Julianalaan niet in de
herziening van het plan-Nijlan was opgenomen, maar als
apart plannetje was behandeld, er geen risico in gezeten
zou hebben. Hij mag toch veronderstellen, dat het col
lege zich er van bewust is geweest, dat de grieven, die
destijds bestonden, zullen zijn gebleven. Spr. had ten
minste niet bij voorbaat gedacht, dat die verdwenen
zouden zijn. Het college heeft dat risico echter volledig
genomen. Dat risico behoeft echter niet zo heel groot te
zijn, wanneer deze zaak een ogenblik zou kunnen wor
den uitgesteld om er over te spreken. Het is best moge
lijk, daar nog eens speciaal voor bij elkaar te komen.
Het lijkt wat radicaal, maar het kan, als het moet.
Spr. stelt dus voor, dat de volgende maten worden aan
gehouden: de middenweg blijft 9 m, de groenstroken
worden 0.75 m, de ventwegen 4.50 m en de trottoirs 2.75
m. Het lijkt een beetje cru, maar het is koek-eenvoudig.
Aan weerskanten van de middenbaan van 9 m is 8 m
beschikbaar; in totaal is de breedte, die spr. voorstelt,
dus 25 m, precies de tegenwoordige breedte van de Ju
lianalaan. Zopas heeft spr. al aangeduid, hoe dat te ver
delen is. Wanneer de raad tot het vaststellen van de
genoemde afmetingen besluit, gebeurt er niets hinder
lijks. Men behoeft ook niet te denken, dat spr. ruimte
vrees heeft, maar hij vindt 5.50 m breedte te veel voor
een ventweg, die toch een secundaire functie heeft en
die met het meer of minder drukke (daar kan men ook
nog van mening over verschillen) doorgaande verkeer,
waar de wethouder over gesproken heeft, niets van doen
heeft.
De heer Pols heeft eens gezegd, dat een weg, breder
dan 9 m, hoogst gevaarlijk is. Dus is een grotere breedte
van de rijbaan ook voor de toekomst niet nodig. En als
het dan al niet anders kan en er gebeurt, aldus spr.,
„ik-weet-niet-wat", dan kunnen de afmetingen, als in
het voorstel genoemd, altijd nog overwogen worden.
Het interesseert spr. minder, of een ventweg op pa
pier helemaal gaaf is of niet. Een ventweg van 4.50 m
kan het op zo'n betrekkelijk dood stukje Julianalaan,
zonder kruisingen, behalve dan bij het Van Mierevelt
plantsoen, best doen. Overigens kan spr. bewijzen, dat
een ventweg van 4.50 m aan tamelijk hoge eisen vol
doet. Het college is op het ogenblik bezig om veran
dering aan te brengen in de Verlengde Schrans. Daar
wordt de groenstrook tegenover de Ludolf Bakhuizen
en de Jan de Baenstraat en op nog enkele andere pun
ten doorgetrokken. Het college wil dus uit een oogpunt
van verkeersveiligheid die zijwegen niet meer laten uit
monden op de hoofdweg van de Verlengde Schrans. Dat
betekent, dat men per fiets, maar ook per auto, als men
bijv. uit de Lud. Bakhuizenstraat komt en natuurlijk
niet links af mag slaan, een eind langs de ventweg moet
rijden om ergens over te steken. Maar als dat op de
Verlengde Schrans bestaanbaar is, waar ventwegen van
4.50 m zijn, dan is het ook mogelijk op het stukje rond
weg Julianalaan tussen de Verlengde Schrans en de P.
Lastmanstraat, waar in het geheel geen zijwegen zijn.
Hij voelt zich wel een leek, maar hij twijfelt niet aan
deze mogelijkheid; hij neemt dit wel voor zijn verant
woording; dit is O.K. Voor Amsterdam mogen misschien
ventwegen van 5.50 m nodig zijn, maar spr. kan zich
niet voorstellen wat men er hier mee moet doen. De
Valeriusstraat ziet er inderdaad grootsteeds uit, maar
de situatie is in de Julianalaan nu eenmaal zo gegroeid;
men kan er daar, evenals in de Verlengde Schrans, wel
mee toe. Dat is spr.'s antwoord op de opmerking van de
wethouder, dat spr. de overeenkomst niet zou zien tus
sen de nodige breedte voor een ventweg hier en elders.
Spr. vindt echter juist voor dit tracé een ventweg van
4.50 m voldoende. En dan behoeft men geen voortuin
muren af te breken. De groenstrook, de ventweg en het
trottoir kunnen van de beschikbare 8 m zonder „knij
pen" gerealiseerd worden. Spr. komt er tegen op, dat
men de breedte van de ventweg in verband brengt met
het feit, dat het hier gaat om een rondweg voor door
gaand verkeer, want dit verkeer heeft alleen te maken
met de middenbaan. Spr. herhaalt wat hij reeds enigs
zins in andere vorm heeft gezegd: er kan zonder be
zwaar met de beschikbare 8 m gewerkt worden. Mocht
er na vele jaren na vele jubilea van andere raads
leden! een situatie ontstaan, dat er ten slotte toch
nog een meter van de voortuinen af moet, dan zal het
college wel vrijmoedigheid hebben een voorstel ter zake
te doen. Voorlopig acht spr. dit niet gewenst, daar er
niets tegenover staat dan alleen een riante aanblik van
de weg.
Spr. wil een voorstel indienen om toch iets te doen,
maar hij geeft het graag voor een beter.
„Ondergetekenden stellen voor, voor het gedeelte Ju
lianalaan, in de voorgestelde herziening begrepen, de
volgende maten aan te houden: de middenbaan 9 m;
de groenstrook 0.75 m, de ventweg 4.50 m en het trot
toir 2.75 m. Totale breedte pl.m. 25 m."
(get.) De Jong en O. Heidinga.
Het is ook mogelijk voor te stellen, dat dezelfde grens
zal worden aangehouden bij deze wijzigingen van het
plan-Nijlan als bij het oorspronkelijke voorstel.
De Voorzitter doet lecture van het door hem inmid
dels ontvangen voorstel-W. M. de Jong-Heidinga.
Spr. wil, hoewel de heer Van der Schaaf er wel het
zijne van zal zeggen, opmerken, dat men in het plan,
dat hier ter tafel ligt, niet zo voetstoots veranderingen
kan aanbrengen. Dan zullen op zijn minst genomen
- die veranderingen weer 4 weken ter visie moeten
liggen en dan moet er opnieuw een raadsvoorstel komen,
ter vaststelling van het aldus gewijzigde plan.
Maar spr. wil verder van zijn kant eerst vragen, of
nog iemand van de raadsleden het woord verlangt.
De heer Drentje wil graag op twee punten van het
betoog van de wethouder ingaan.
Ten eerste het volgende. De wethouder heeft gezegd,
dat op de ventwegen om de vijf huizen een auto ge
parkeerd zal staan. Dit verzwakt toch wel zeer de ar
gumenten van B. en W. voor dit plan, want, als spr.
tenminste goed kan rekenen, dan verwacht de wethouder
dus op dat gehele 225 m lange stuk van de Julianalaan
tussen de Schrans en het park precies 3 auto's. Er staan
n.l. 16 huizen.
Ten tweede dit: De wethouder heeft gezegd, dat de
reserve uit de weg zou zijn, als het profiel wordt ver-