2
verzuim voor Leeuwarden-Noord en Leeuwarden-
Zuid;
2. bericht van verhindering van de heer B. v. d. Veen.
Al deze mededelingen worden voor kennisgeving
aangenomen.
Punt 3.
Benoemd wordt mevrouw Hiemstra-Molenaar, met 31
stemmen (de heer Tiekstra 4 stemmen en 1 bilj. blanco).
Punt 4.
Benoemd wordt de heer Mani, met 32 stemmen
(mevr. Hiemstra-Molenaar en mevr. Ringenaldus-van
der Wal elk 1 stem en 2 bilj. blanco).
Punt 5 (bijlage no. 103).
De voordrachten van B. en W. luiden als volgt:
Van Sytzamaschool I:
a. G. C. Schilt, alhier;
b. J. Hendriksen te Stuifzand (Dr.).
Abbingaschool
a. M. Douma, alhier;
b. J. Hendriksen te Stuifzand (Dr.).
Benoemd worden de heren Schilt en Douma, met 35
stemmen de heer Hendriksen in beide vacatures 1
stem).
De heren ten Brug en Taylor Parkins vormden het
stembureau.
Punt 6 (bijlage no. 102).
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel
van B. en W.
Punt 7 (bijlage no. 98).
De Voorzitter merkt op, dat er in de derde alinea
van het voorstel een typfout is geslopen. Daar staat
een bedrag vermeld van f 2,25 per mDit moet zijn
,,f 6,25". Deze fout maakt echter voor het bijgevoegde
concept-besluit geen verschil. Daar is rekening gehou
den met een bedrag van f 6,25.
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het besluit
van B. en W.
Punten 8 t.e.in. 15 (bijlagen nos. 99, 97, 93, 96, 92, 91,
94 en 100).
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig de voorstellen
van B. en W.
Punt 16 (bijlage no. 101).
De heer Heidinga zegt, dat hij, toen in een vorige
raadsvergadering is besloten tot het aanleggen van een
stamriool in de Hobbemastraat enz., de opmerking
heeft geplaatst: „Laten wij maar zo spoedig mogelijk
ook de volgende hap nemen". Hij acht zich dan nu ook
verplicht zijn blijdschap over dit voorstel uit te spreken,
waarbij inderdaad een volgende hap wordt genomen.
Hij hoopt, dat op deze weg kan worden doorgegaan,
want het enige wat Leeuwarden kan doen, is volhouden,
doordrukken spr. zou haast zeggen: tot in het on
fatsoenlijke want dan kan iets worden bereikt.
De heer Van der Schaaf (weth.) is de heer Heidinga
erkentelijk voor zijn woorden van waardering en aan
moediging, maar wat betreft zijn woorden „volhouden
tot in het onfatsoenlijke", deze zullen worden overwo
gen op de wijze die ze verdienen.
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel
van B. en W.
Punt 17 (bijlage no. 104).
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel
van B. en W.
Punt 18 (bijlage no. 105).
De heer Hoekstra zou wel met de grote woorden van
de heer Heidinga verder willen gaan, want als men de
G.G.D. helpt door telkens weer zijn oude gebouwen te
herstellen, helpt men hem nog verder in de impasse.
Spr. heeft overigens bijna aan den lijve de noodzake
lijkheid van de herstelling der zoldering van het infectie
paviljoen, die bijna op zijn hoofd terechtgekomen is,
gevoeld. Hij noemt het onverklaarbaar, dat deze zol
dering niet beter gecontroleerd is. Daar een groot ge
deelte vermolmd en vergaan was, is het natuurlijk
noodzakelijk, dat ze hersteld wordt. Het reeds vernomen
onheilspellend gekraak deed wel vermoeden, dat er
enig malheur zou komen. Spr. wil echter, nu er sprake
is van herstelwerkzaamheden na de instorting, nog
maals de aandacht van de raad vestigen op de desolate
toestand, waarin het ziekenhuiswezen in Leeuwarden
verkeert en in het bijzonder geldt dit wel voor het
infectiepaviljoen. Bovendien wil hij er met nadruk op
wijzen, dat een dergelijke inrichting behoort aange
sloten te zijn bij een ziekenhuis. Ernstige infectie
patiënten hebben een andere behandeling nodig dan
mogelijk is in een zo geïsoleerd palviljoen. Gelukkig
behoeven tegenwoordig maar weinig van dergelijke
patiënten te worden opgenomen, maar als er een in
fectieziekte op grote schaal zou uitbreken, dan zou er
een ernstige ramp ontstaan. Men zal dan bovendien
haastig het paviljoen moeten ontruimen, omdat dit nu
vol ligt met andere patiënten.
Gelukkig zijn de verpleegsters hier van uitstekend
gehalte. Zij kunnen aan de moeilijke omstandigheden
het hoofd bieden, maar minder gemakkelijk is het
dikwijls voor de omwonenden. Geestelijk onvolwaardige
patiënten, die in dit paviljoen terechtkomen, kunnen
hieruit gemakkelijk ontsnappen, en als zij dan bij de
buren in bed kruipen, is dit een onaangename zaak.
Behalve dat deze situatie dus ongerief voor de om
wonenden meebrengt, is deze voor de reële zieken ook
niet plezierig. Het is bekend, dat het bezoekuur
De Voorzitter zou de heer Hoekstra even willen in
terrumperen. Diens mededelingen zijn wel interessant,
maar als ver buiten de orde te kwalificeren. Het gaat
hier alleen maar over een begrotingswijziging ter voor
ziening in een dakreparatie. Dat is het enige punt, dat
hier op het ogenblik aan de orde is. En het bezoekuur
of het zichtbaar zijn van patiënten en alles wat de
spreker tot dusverre heeft genoemd is volstrekt buiten
de orde. Spr. moet hem dus verzoeken zich tot de orde
te bepalen en dat is een krediet van f 3.000,voor her
stel van het dak.
De heer Hoekstra zal zich tot de orde bepalen en
verder kort zijn. Hij spreekt de hoop uit, dat dit de
laatste verandering aan deze inrichting zal zijn, waar
voor de raad een krediet behoeft te verlenen.
De heer Van der Schaaf (weth.) wil zich wel bij de
opmerkingen van de geachte spreker aansluiten, maar
meent, dat de Voorzitter wel zal antwoorden.
De Voorzitter zegt, dat de dienst van Openbare
Werken de zorg heeft voor de gebouwen van de ge
meente, dus heeft spr. gemeend de wethouder terecht
te hebben gevraagd, de heer Hoekstra te antwoorden.
Overigens wil spr., als de wethouder dit punt naar
hem terugwijst, van zijn kant daar iets van zeggen,
al is dit ook buiten de orde, maar dit is dan het slechte
pad, waarop de heer Hoekstra hem gevoerd heeft.
Spr. wil de raad er aan herinneren, dat al heel lang
geleden een verzoek van het gemeentebestuur van
Leeuwarden naar de Minister van Sociale Zaken is uit
gegaan, met het verzoek om de bouw van een nieuw
ziekenhuis, waarin zo- en zoveel bedden zouden kunnen
worden ondergebracht, goed te keuren.
B. en W. zijn er, evenals de heer Hoekstra, van over
tuigd, dat de bestaande toestand op ziekenhuisgebied,
voor zover die dan rechtstreeks de gemeente Leeuwar
den aangaat, zo snel mogelijk dient te worden ver
beterd. Zij zullen dus mèt hem het ogenblik zegenen,
dat de tegenwoordige ziekeninrichtingen, voor zover
deze van de gemeente zijn, kunnen worden gesloten.
Spr. zal hier echter niet verder op doorgaan. Gelijk
gezegd, het is buiten de orde en B. en W. zouden een
X*
O-: i.
i
3
geschikter gelegenheid willen afwachten of anders
creëren, om, zodra de tijd daartoe gekomen is, deze
zaak opnieuw in de raad te brengen.
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel
van B. en W.
Punt 19 (bijlage no. 95).
De heer K. J. de Jong herinnert er aan, dat het punt,
dat vanavond in het geding is, in 1954 ook aan de orde
is geweest. Toen is besloten om aan een 3-tal inrich
tingen de gelegenheid te geven om van 12 uur af open
te zijn. En nu interesseert het spr. eigenlijk wel, hoe
groot het bezoek in deze inrichtingen van 12 tot 1 uur
geweest is in de afgelopen jaren, want daaruit moet
men destilleren, hoe groot de behoefte is, een behoefte,
die destijds met betrekking tot dit punt gepeild is.
Is het juist, dat net van 12 uur af in dit drietal inrich
tingen zoveel bezoek kwam, dat men kan zeggen, dat
het aantal inrichtingen, dat na dit uur open moet zijn,
nodig uitgebreid moet worden? Het is voor hem ten
zeerste de vraag, of de getallen, die in de raadsbrief
genoemd zijn voor het bezoek, dat tussen 11 en 12 uur
in de andere 11 inrichtingen aanwezig was, wel bewijzen,
dat dit behoefte had om na 12 uur ook nog te blijven.
Ze gelden ook voor een belangrijk deel buspassagiers,
zodat spr. ten zeerste betwijfelt, dat dit allemaal men
sen zijn, die er behoefte aan hebben 's nachts na 12 uur
in deze inrichtingen te vertoeven. Zou in verband met
de centrumpositie van Leeuwarden deze uitbreiding
nodig zijn, dan kan spr. zich er mee verenigen, maar
dan is het voor hem toch nog de vraag, of het aantal
inrichtingen met latere sluitingstijd dan 12 uur van 3
op 14 gebracht moet worden. Is het dan niet mogelijk
om het bezoek aan de inrichtingen, die deze faciliteit
gekregen hebben, in het betreffende uur na te gaan en
op grond daarvan te bepalen, in hoeverre uitbreiding
aan het aantal inrichtingen met een latere sluitingstijd
gegeven moet worden
Spr. zou een vraag willen stellen in verband met een
brief, die het Centrale Drankweercomité heeft gericht
aan de leden van de raad, waarin wordt gezegd: „Het
lijkt moeilijk aan te tonen, dat met het later stellen
van de sluitingstijd voor meer dan drie inrichtingen het
algemeen belang zou zijn gediend. Voorts betwijfelt het,
dat in een gelegenheid als die van adressant daardoor
de ontvankelijkheid van het publiek voor de muzikale
gaven, die adressant zeer zeker bezit, zal stijgen. Het
meent eerder, dat drankmisbruik en ontucht zullen toe
nemen. Het wordt in deze mening gesterkt door de
ervaringen, welke in bevoegde klingen in de kermis-
week geregeld worden opgedaan, een periode, waarin
ook de sluitingstijden zijn gewijzigd".
Spr. vraagt: zijn die ervaringen bij het college be
kend? Hij meent, dat dit dan toch wel het geval zou
zijn. Dan zou toch in ieder geval de politie daarmee op
de hoogte moeten zijn. Misschien vraagt spr. te veel,
omdat de politiezaken niet de raad regarderen, maar
het interesseert hem wel, of bij het college klachten
bekend zijn. Dat zou spr.'s stem mede kunnen bepalen.
Hij kan zich voorstellen, dat het bij bevestiging van
deze suggestie beter zou zijn, niet op het verzoek in te
gaan.
Spr. zou graag willen vernemen, wat ter zake aan
B. en W. bekend is.
De heer Klijnstra weet niet, of het in het algemeen
en het gemeentebelang is om het sluitingsuur te ver
lengen tot 1 uur. Hij gelooft wel, dat het financieel enig
voordeel voor de betrokken caféhouders zal opleveren,
maar spr. wijst in dit verband op de uitspraak: „Wat
baat het een mens, zo hij de gehele wereld wint, maar
schade lijdt aan zijn ziel?" En hij meent, dat die schade
geleden zou worden. Al is hij dan geen geheelonthouder,
hij is toch van oordeel, dat het nadeel door het gebruik
van alcohol in dit geval groter is dan het financiële
voordeel. Wanneer men alleen naar het financiële voor
deel wil zien, zou spr. zeggen: Ja, wij moeten voor stem
men, maar er is iets, wat zwaarder weegt. Spr. zal dan
ook niet voor stemmen. Hij zou niet alleen voor de be
treffende 14, maar zelfs voor de 3 zaken, die al ver
lenging hebben, het sluitingsuur op 12 uur gesteld wil
len zien. Hij vindt het eigenlijk ook een beetje onbillijk,
dat 3 café's wel tot 1 uur open zouden blijven en de
rest niet. Verder is hem persoonlijk gebleken, dat er
ook wel eens vooral na 12 uur, wanneer de magen vol
alcohol zijn, onaangenaamheden in de café's voorko
men, ook wel spr. wil geen namen noemen in café's,
die bij de bedoelde drie behoren. Dat heeft hem zeer
verwonderd. Het is niet eenmaal, maar meerdere malen
gebeurd.
Daarom zou spr. willen voorstellen, de sluitingstijd
op 12 uur te handhaven.
De heer Van Balen Walter gelooft, dat het college
inderdaad een goed voorstel heeft ingediend. Wij pra
ten, aldus spr., graag over verbetering van het woon
klimaat van Leeuwarden, zonder dat wij misschien
precies beseffen, wat dat begrip „klimaat" betekent.
Spr. gelooft echter toch wel, dat het feit, dat Leeuwar
den voor ontspanning moet zorgen, zeker bijdraagt tot
verhoging van het woonklimaat. Nu kan men verschil
lend oordelen over de wijze van ontspanning, maar op
zichzelf is het al bedenkelijk, wanneer men dit zo uit
spreekt. Persoonlijk acht spr. het beter, dat men ieder
in de gelegenheid laat zelf te oordelen, hoe hij zich wil
ontspannen, mits hij niet de perken te buiten gaat en
de openbare orde dus niet verstoort. Met de organisa
ties der drankbestrijders is spr. het direct eens, dat
openbare dronkenschap zeker niet de juiste wijze van
ontspanning is en die moet hier dus ook bepaald niet
bevorderd worden. Maar het lijkt hem wel een wat be
denkelijk argument om te betogen, dat het langer open
stellen van de hier bedoelde inrichtingen direct tot
drankmisbruik moet leiden. Alsof mensen, die zich aan
drank te buiten willen gaan, nu uitgerekend steeds dat
uur tussen 12 en 1 daarvoor zullen uitzoeken. Dat wil
er bij spr. direct niet in. Verder gelooft hij, dat men
met evenveel recht zou kunnen betogen, dat het laatste
uur gebruikt zou kunnen worden om veel kopjes koffie
te drinken om datgene te compenseren wat te voren
heeft plaats gehad. Vooral voor heien automobilisten
is dat misschien niet een heel gekke oplossing. Nie
mand brengt spr. dus tot de overtuiging, dat deze argu
menten van het Drankweercomité in alle opzichten
steekhoudend zijn. Spr. kan dan ook wel verklaren, dat
hij c.s. het college zullen steunen t.a.v. dit voorstel.
De heer Mani zou willen beginnen met te stellen, dat
hij en dat betekent in dit geval ook zijn fractie
als waar is wat de heer De Jong zoëven naar voren
bracht uit de brief van het Drankweercomité, n.l., dat
bij bevoegde instanties bekend is, dat toestanden als de
geschetste zich voordoen en zich dus misschien meer
zouden voordoen, als men tot de latere sluiting kwam,
zich niet kan voorstellen, dat het college dit voorstel
had gedaan.
Spr. laat dit verder helemaal buiten beschouwing,
maar er blijft wel over het feit, dat men er natuurlijk
van mening over kan verschillen, of het zoeken van
gelegenheid tot amusement uitgerekend na 12 uur wel
de meest juiste vrijetijdsbesteding en de meest ver
antwoorde ontspanning betekent.
Men kan echter ook de vraag stellen, of het juist is,
deze mogelijkheid te onthouden aan die categorie men
sen, die daaraan wél behoefte heeft. Spr.'s fractie staat
op het standpunt, dat Leeuwarden, gezien de positie,
die het wil innemen, er niet aan ontkomt om gelegen
heid te scheppen voor inwoners en bezoekers om ook na
12 uur nog enige verpozing te vinden. Dat behoorlijke
controle op deze bedrijven zal moeten worden uitge
oefend, staat bij hen echter bij voorbaat vast. Indien
daarbij mocht blijken, dat als gevolg van deze regeling
een minder juiste toestand zou ontstaan, dan menen
zij, dat krachtig zal moeten worden opgetreden en dat
er ook niet geaarzeld moet worden om aan een bedrijf,
waar zich misstanden voordoen, de vergunning te ont
nemen. Wij vertrouwen echter, dat de exploitanten van
bedoelde bedrijven hun eigen belang wel zo goed zullen
inzien, dat zij mogelijke misstanden zullen weten te
voorkomen.
Alle aspecten van dit voorstel overwegende, is spr.'s
fractie tot de conclusie gekomen, dat ze hiermede wel
akkoord kan gaan.
De hear Santema wit hast net by hokker bigreating
hy mient dy fan twa jier lyn hy de fraech steld
hat oan it kolleezje, oft it ek bikend wie, dat yn 'e wike