4
fan 'e merke in soad ütwassen foarkamen, b.g. in soad
gefallen fan iepenbiere dronkenskip, en doe hat spr. as
antwurd fan it kolleezje krigen, dat soks net in gefal
wie. Nou freget de hear De Jong, oft bikend is, hoe-
folle minsken yn dy trrje ynrjochtings forskynd binne
tusken 12 en 1 üre of sitten bleaun binne oan't 1 üre ta.
Dat is foar spr. ek wol in bilangrike fraech. Hy wol
der wol hiel graech mei de hear De Jong by it kol
leezje op oanstean, dat it dêr andert op jowt.
Fierders is it bikend, dat spr. syn fraksje der ek
net slim enthousiast foar is om dizze saken noch langer
iepen to hawwen as 12 üre. Mar as der oan trije yn-
stellings gelegenheit jown wurdt om iepen to wêzen,
dan komt der foar spr. c.s. minoftomear in binlik-
heitsfaktor by en freegje hja: Hwerom allinnich dy
trije en de oare 11 net?
Boppedat wolle hja der op wize, dat it mooglik dan
alderearst net foar de ynwenners fan Ljouwert, mar
foar de frjemdlingen, de hotelgasten, fan bilang wêze
sil, dat hja, neffens gewoante miskien, hwat langer
sitten bliuwe kinne as oan't 12 üre ta. Dat kinne spr.
c.s. har wol ynskikke.
Fierders leaut spr., dat it rapport, dat B. en W. op-
makke hawwe n.o.f. hwat de polysje konstatearre hat,
foar de rie ek wol in waerborch is, dat yn dit stik fan
saken wol goed tasjoch halden wurde sil en dat, soe-
nen der har yn 'e takomst ütwassen foardwaen, B. en
W. wol op 'e nij by de rie komme sille om dizze saek
wer yn syn aide foegen werom to bringen.
Spr. jowt nochris it stanpunt fan syn fraksje wer,
dat itjinge hwat trije saken tastien is, oan de oare 11
net ünthalden wurde mei.
De heer Kamstra gevoelt er ook wel behoefte
aan om zijn stem even te motiveren. Dat hij zelf zo
wild enthousiast is, zegt hij niet. Maar mèt de heer
Mani zegt spr., dat het college wel een doorslaggevend
argument moet hebben gehad om dit voorstel aan de
raad aan te bieden. Men kan, zo meent spr., niet blind
zijn voor de veranderde omstandigheden. In 1954 heeft
de raad het voorstel van B. en W. aangenomen om de
drie betreffende inrichtingen vergunning te verlenen
langer open te blijven. Maar aan de andere is dat toen
geweigerd. De veranderde omstandigheden zijn nu aan
leiding om met dit voorstel te komen en spr. c.s. me
nen mèt het college, dat, nu Leeuwarden aan inter
nationale wegen komt te liggen en ook verwacht mag
worden, dat hier meer industrie komt, de mensen, die
er te werk worden gesteld, graag in een levende stad
willen wonen.
Om deze redenen meent spr.'s fractie voor dit voor
stel te moeten stemmen.
Op de Voorzitter rust dan de taak om namens het
college de verschillende opmerkingen te beantwoorden.
Dat is in de eerste plaats de heer K. J. de Jong, die
gevraagd heeft, hoe groot het bezoek in de drie in
richtingen, die de laatste jaren tot 1 uur open mochten
zijn, is geweest. Het is spr. tot zijn spijt niet mogelijk
op diens vraag antwoord te geven, want dat bezoek
en dan speciaal van 12 tot 1 uur in elk van die
bedrijven is niet regelmatig gecontroleerd. Wel bestaat
de indruk en dat is trouwens niet alleen de indruk,
maar het staat voor B. en W. wel vast dat het
bezoek in deze drie inrichtingen niet in alle even groot
is geweest en dat in het bijzonder één van deze in
richtingen in dat uur over het algemeen nogal bezoek
heeft gehad. Maar spr. herhaalt, dat een juist ant
woord niet is te geven. Op grond daarvan kunnen
B. en W. dus ook niet een betoog leveren, dat dat be
zoek aanleiding zou zijn geweest tot het doen van dit
voorstel. Dat argument is dan ook in de raadsbrief niet
gebruikt.
Voorts heeft de heer De Jong er op gewezen, dat
uitbreiding van het aantal inrichtingen, dat langer open
mag blijven, van 3 op 14 wel een forse uitbreiding in
eens is. Nu meent spr., dat het advies van de commis
saris van politie bij de stukken heeft gelegen en als
men dat gelezen heeft, dan heeft men daarin wel een
motivering van dit aantal gevonden, welke ook in de
raadsbrief is overgenomen, n.l. deze, dat van bedrijven,
die voor de mogelijkheid van dit verlate sluitingsuur
in aanmerking komen, een aantal min of meer op het
zelfde niveau ligt en dat het dus heel moeilijk zal zijn,
om, wanneer bepaalde bedrijven die uitbreiding krijgen,
deze aan andere te onthouden. Dat is de enige reden
geweest om het aantal bedrijven, waarvoor de genoem
de mogelijkheid geldt, op 14 te stellen. Dit wil echter
niet zeggen, dat nu direct morgen aan de dag 14 be
drijven in Leeuwarden ook inderdaad tot 1 uur open
zullen mogen zjjn. Dat zal stuk voor stuk nader be
keken moeten worden.
De heer De Jong heeft voorts nog gevraagd, of de
mededeling in het adres van het Centraal Drankweer-
comité, dat verlating van het sluitingsuur in de prak
tijk toename van het drankmisbruik en ontucht heeft
opgeleverd, speciaal dan in de kermisweek, berust op
gegevens, die het college ter beschikking heeft. Spr.
moet die vraag ontkennend beantwoorden. Hij komt
nu tegelijk al bij voorbaat bij de heer Santema, die deze
vraag herhaald heeft. Spr. kan bepaald niet stellen, dat
de politie met betrekking tot de verlating van het
sluitingsuur in de kermisweek bepaalde klachten over
toeneming van het drankmisbruik en ontucht aan hem
heeft voorgelegd.
Dan komt hij bij de heer Klijnstra, wiens opmer
kingen niet een uitvoerige beantwoording vereisen, om
dat hij zich heeft bepaald tot zijn persoonlijke mening
over de voorgestelde maatregel en daarbij heeft gezegd,
dat hij liever de maatregel in tegengestelde zin wilde
nemen, n.l. dat hij ook aan de bedrijven, die nu tot 1
uur open mogen zijn, deze faciliteit ontnomen zou
willen zien. Spr. kan niet van de kant van het college
stellen, dat daartoe noodzaak bestaat. Het volgt trou
wens ook uit het voorstel van het college, dat juist de
uitbreiding toestaat, dat het college het in dat opzicht
niet met de heer Klijnstra eens is.
Spr. kan ook de opmerkingen van de heer Van Balen
Walter voorbijgaan, omdat deze geen bestrijding, maar
een ondersteuning van het voorstel van B. en W. heeft
geleverd.
Dan komt hij dus snel bij de heer Mani, die heeft
gezegd, dat, wanneer de stelling van het Centraal
Drankweercomité juist zou zijn, er voor zijn fractie
reden zou bestaan voor nader beraad, maar hij heeft
er aan toegevoegd, dat zijn fractie, gegeven de omstan
digheden, achter het voorstel staat. En verder heeft
hij gezegd, behoorlijke controle nodig te achten, en, bij
het constateren van onjuiste toestanden, een krachtig
optreden. Ook hierover zou spr. wel erg kort kunnen
zijn. De eerste opmerking van de heer Mani heeft spr.
al beantwoord bij de beantwoording van de heer De
Jong. Zijn tweede opmerking is een ondersteuning van
het voorstel van B. en W., en wat zijn derde opmer
king betreft, kan spr. zijn fractie en hem gerede
lijk toezeggen, dat, evenals tot dusverre, de politie
op deze bedrijven controle en een controle, die
ook inderdaad die naam verdient zal blijven uit
oefenen. En wanneer mocht blijken, dat de nieuwe rege
ling in bedrijven, die een ontheffing hebben gekregen
van de sluiting om 12 uur, een ontheffing in die zin,
dat zij tot 1 uur open mogen blijven, tot misstanden
aanleiding zou geven, is het, zo gelooft spr., vanzelf
sprekend, dat de vrijstelling dan ingetrokken zal moe
ten worden. Men moet echter aanvankelijk natuurlijk
vertrouwen, dat, zoals ook in de raad al is uitgespro
ken, de exploitanten van de betreffende bedrijven wel
het juiste inzicht zullen tonen en zelf zullen zorgen, dat
geen misstanden zullen voorkomen. Mocht echter dat
vertrouwen misplaatst zijn, dan is het even vanzelf
sprekend, dat daar een regressie op zal moeten volgen.
De heer Santema heeft ook goed toezicht verlangd.
Spr. kan hem verklaren, dat dit toezicht inderdaad
gehouden zal worden.
De heer Kamstra heeft zich ten slotte na motivering
namens zijn fractie met het voorstel van B. en W.
akkoord verklaard. Spr. gelooft dus, dat hier geen ar
gumenten weerlegd behoeven te worden.
Hij meent de verschillende opmerkingen te hebben
beantwoord en zou willen vragen, of iemand in tweede
instantie het woord verlangt.
De heer Heidinga wil beginnen met te zeggen, dat
hij vlak tegen dit voorstel is; het moet hem van het
hart, dat het hem erg is tegengevallen, dat de fractie
van de P.v.d.A. er voor is. Spr. kan zich levendig her
inneren, dat vroeger de S.D.A.P. aan grote optochten,
met blauwe vanen, meewerkte, en streed voor idealen,
- '^iSmem^S/ÊSS' -:.i-
7
5
waar Jan en alleman zich voor inzette.
Spr. vraagt zich af, wat voor belang de maat
schappij bij de verlating van dit sluitingsuur heeft.
Hij ziet er geen enkele vooruitgang in. Dit is ver
slechtering. Leeuwarden neemt hier de voorstap, want
uit de stukken blijkt, dat geen der vermelde gemeenten
in Nederland de sluitingstijd op 1 uur heeft gesteld.
Het is overal 12 uur met een enkele uitzondering van
12.30 uur. Er zullen heus wel andere dingen zijn, waarin
Leeuwarden de voorstap zou kunnen nemen. Dit is iets
spr. herhaalt het waarmee de toestand verslech
terd wordt. Wat een ellende sleept dat middernachtelijk
bezoek aan café's en dergelijke gelegenheden met zich
mee! Dat is allemaal niet in woorden uit te drukken.
Gebroken gezinnen, echtscheidingen enz. Spr. kan geen
enkel goed woord voor dit voorstel vinden. Er is vol
gens hem niets vóór te zeggen. Hij is er dan ook vlak
tegen.
De heer J. de Jong zou er, met goedvinden van de
Voorzitter, de heer Heidinga op willen wijzen, dat op
tochten met blauwe vlaggen niet van de S.D.A.P. zijn
geweest. Dat is een historische vergissing van de heer
Heidinga. Om legendevorming te voorkomen, heeft spr.
dit even willen zeggen.
De heer Mani zou alleen aan de heer Heidinga de
vraag willen stellen, of al de vreselijke dingen, die hij
naar voren brengt, het gevolg zullen zijn van het ver
laten van het sluitingstijdstip tot 1 uur. A 1 s dat het
geval zou zijn, zou er over te praten vallen, alle café's
om 12 uur te doen sluiten. Een oratie, zoals hij hield,
kan alleen maar bestemd zijn voor het doel om zonder
meer alle café's te sluiten.
De heer Klijnstra heeft eigenlijk niet veel meer toe
te voegen aan hetgeen hij in eerste instantie heeft ge
zegd. Hij blijft van mening, dat er na 12 uur hij
heeft het zelf meegemaakt en moet eigen ogen en oren
toch wel geloven misstanden zijn geweest. Dat kan
hij hier dus persoonlijk verklaren.
Spr. vraagt mèt de heer Heidinga: Wat schieten we
op met de voorgestelde maatregel? Hebben de mensen,
die van buiten komen, er werkelijk zo'n belang bij om
tot 1 uur in de café's te zitten? Hij denkt speciaal aan
de mensen, die van buiten Friesland komen en wel eens
in Leeuwarden logeren. Maar hebben dezen er dan be
hoefte aan om na 12 uur in de café's te verblijven En
a 1 s die mensen er dan hun pleizier en vertier in zoe
ken, dan is de gemeente door dit te bevorderen op de
weg terug. Spr. ziet hier althans geen weg van vooruit
gang. Daarom blijft hij bij zijn standpunt, dat hij gaarne
het sluitingsuur van alle café's weer op 12 uur gesteld
zag.
De Voorzitter zal ook in tweede instantie namens het
college voor zoveel nodig op de gemaakte opmerkingen
antwoorden.
Dat is dan in de eerste plaats de stelling van de heer
Heidinga, dat de toestand in Leeuwarden anders zou
worden dan elders. Dat is, zo meent spr., een vergis
sing van de heer Heidinga. Want als hij de stukken
gezien heeft en ook het voorstel van B. en W. juist ge
lezen heeft, dan blijft ook in Leeuwarden het nor
male sluitingsuur 12 uur en wordt alleen de mogelijk
heid om dat sluitingsuur te verlaten vergroot. Dat zal
in het vervolg in plaats van 3 bedrijven maximaal 14
bedrijven betreffen. In andere plaatsen is een soort
gelijke toestand. Men heeft dat kunnen lezen in het
overzicht, dat bij de stukken ligt. Elders is over het
algemeen de sluitingstijd op 12 uur gesteld. Maar daar
kent men dan ook een stelsel van uitzonderingen en
nu was de toestand langzamerhand zo gegroeid, dat in
de meeste, althans in de meerderheid van de vergelijk
bare steden de mogelijkheid van uitzonderingen op het
gewone sluitingsuur groter was geworden dan het in
Leeuwarden was. En die ongelijkheid wordt nu bij aan
neming van dit voorstel tot zo ongeveer de toestand
elders teruggebracht.
Overigens kan spr. zich voorstellen, dat heren als Hei
dinga en Klijnstra bezwaren zien, maar dat is dan op
grond van hun standpunt t.a.v. deze bedrijven en de
consumpties, die in deze bedrijven gebruikt kunnen
worden.
Spr. moge herhalen, dat het standpunt van het col
lege in dat opzicht een ander is. B. en W. menen, zoals
zij het in de raadsbrief hebben uitgedrukt, dat de ont
wikkeling heeft meegebracht, dat verlating tot 1 uur
voor een aantal inrichtingen op haar plaats is.
Spr. gelooft, omdat verder ook in tweede instantie
geen nieuwe argumenten zijn aangevoerd, hiermede
thans te kunnen volstaan en hij zou de raad willen voor
stellen de beraadslagingen te sluiten.
De heer Heidinga vraagt stemming.
Het voorstel van B. en W. wordt aangenomen met
29 tegen 6 stemmen (die van de heren Klijnstra, Jong
bloed, Heidinga, Beuving, W. M. de Jong en Balt). De
heer Hoekstra is niet meer aanwezig.
Hierna sluit de Voorzitter de vergadering.