De Voorzitter deelt mede: A. dat Gedeputeerde Staten van Friesland hebben goedgekeurd: 1. het raadsbesluit van 13 mei 1959 tot het aankopen van de panden Westerstraat 13 en 57, Camstrastraat 7, Blekerstraat 16, alsmede van een perceel grond, gelegen aan de westzijde van de Westerstraat; 2. de raadsbesluiten van 3 juni 1959: a. tot het bekrachtigen van de aankoop van het perceel IJsbaanstraat 46; b. tot het aantrekken van tijdelijke financierings middelen ter voorziening in de behoefte aan kas geld tot een totaal bedrag van ten hoogste f 11.000.000,gedurende het derde kwartaal van het jaar 1959. B. dat zijn ingekomen rapporten omtrent controle van de leges- en kledingadministratie van de politie en brandweer, alsmede omtrent controle van de legesadmi nistratie van het bureau huisvesting. C. dat is ingekomen een besluit van burgemeester en wethouders van 22 juni 1959: a. tot het intrekken van de plaatselijke benamingen van de Arubastraat, de Bonairestraat, de St. Eusta- tiusstraat, de St. Maartenstraat, de Sabastraat, de Surinamestraat, de Curagaostraat, alsmede van de Pieter Lastmanstraat en wel het gedeelte van de straat, gelegen ten zuiden van de Julianalaan; b. tot het toekennen van de naam Oostergooplein aan het plein in de Verlengde Schrans bij de samenkomst van deze straat en de Julianalaan en tot het toe kennen van namen aan straten, welke zijn of zullen worden aangelegd in het gebied van het uitbreidings plan ,,'t Nijlan"; c. tot het toekennen van de naam „de Bontekoe" aan het voor bungalowbouw bestemde gebied ten noor den van en grenzende aan het Valeriusplein en het Schapendijkje. D. dat is ingekomen een bericht van verhindering van de heren mr. B. P. van der Veen en J. T. Vellenga. Deze mededelingen worden voor kennisgeving aan genomen. Punten 2 t.e.m. 6 (bijlagen nos. 194, 203, 202, 201 en 199). Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig de voorstellen van b. en w. Punt 7 (bijlage no. 200). De hear Santema: Uteraerd binne wy it mei dit üt- stel wol iens; allinne soene wy oer de eftergroun miskien noch wol in fraech dwaen wolle en dan wol dizze: hwat binne de oarsaken, dat it tal learlingen yn Lekkum sa efterüt giet, dat dêr in ünderwizer oer-kompleet wurdt? De Foarsitter: It leit sa, hear Santema, dyjinge, dy't de krantebirjochten folge hat, sil wol sjoen hawwe, dat dit forskynsel him net biperkt ta Ljouwert en ek net ta Lekkum en ek net ta Wurdum, mar it werom rinnen fan de learlingenoantallen fan it g.l.ü. is in lanlik for skynsel. Dit forskynsel komt earstens foart üt it feit, dat binammen de greate learlingenstream fan de berte- jierren 1945 en 1946 troch de legere skoalle hinne is en dus nou it f.g.l.ü. yngiet en twaddens omdat de greatte fan de hüsgesinnen trochstrings lytser wurden is. Ik soe sizze, dat binne de forskynsels dy't ta dizze weromgong oanlieding jowe. Hwannear't de hear San tema de krante goed lézen hat, dan sil er sjoen ha, dat Den Haech seis bislute moat of oerweaget om ün- gefear 55 learkrêften by it g.l.ü. to üntslaen. Z.h.st. wordt daarna besloten overeenkomstig het voorstel van b. en w. Punt 8 (bijlage no. 190). Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van b. en w. Punt 9 (bijlage no. 195). De voordracht van b. en w. luidt als volgt: mevr. R. Bonnema-Hiemstra, alhier. Benoemd wordt mevr. Bonnema, met alg. stemmen. Punt 10. De aanbeveling van het college van curatoren luidt als volgt: G. A. A. Kortekaas, te Groningen. Benoemd wordt de heer Kortekaas, met alg. stemmen. Punt 11. De aanbevelingen van het college van curatoren lui den als volgt: a. leraar in de natuurkunde: ir. J. C. van den Berg, alhier; b. lerares in de klassieke talen: mevr. A. M. Veenbaas, alhier; c. lerares in de wiskunde: mevr. A. W. Ebels-Donia, alhier; d. leraar in het Hebreeuws: dr. A. S. van der Woude te Noordlaren; e. lerares in de lichamelijke oefening: mej. M. M. Duursma, alhier. Benoemd worden de aanbevolenen, met alg. stemmen. De heren Bootsma en Klijnstra vormden het stem bureau. Punt 12 (bijlage no. 208). De heer ir. van Balen Walter: Uit de raadsbrief heb ik gezien, dat het college gemeend heeft deze hoge prijs te moeten motiveren. Ik zou zeggen, gezien de rente van ongeveer 30 die het te investeren bedrag op brengt, lijkt mij zelfs die prijs extra laag. Ik zou daar omtrent graag een enkele inlichting van U willen heb ben. De prijs is f 1000 en de huur is ruim f 300. Hoe is dit te rijmen? De heer mr. J. van der Schaaf (weth.): De heer Van Balen Walter vraagt hoe dit te rijmen is en eigenlijk ligt het antwoord hierop al in de raadsbrief besloten. Het is nl. zo, dat die woning voor dit bedrag is ver huurd. Dat kunnen we dus als een feit aannemen en tevens is het een feit, dat bij de provisionele veiling het pand op f 1.026,is ingezet. Hoe dit te rijmen is, is niet met een grote exactheid te verklaren, maar wel is er dit van te zeggen, dat het hier een pand betreft, dat in een saneringsgebied ligt, zodat men hier dus niet kan rekenen op b.v. nog een levensduur van laten we zeggen 25 jaar. Daarom is het een algemeen verschijn sel, dat bij dergelijke panden de verkoopwaarde in een heel andere verhouding staat tot de netto-opbrengst, dan bij een pand, dat in een niet te saneren buurt staat. Dat is van vrij algemene bekendheid. Bovendien is het bekend, dat krotwoningen, het is merkwaardig maar toch is het zo, verreweg het hoogste rendement ople veren. Hoe dat economisch/theoretisch te verklaren is is mij eigenlijk na hetgeen ik gezegd heb een beetje te moeilijk, maar een algemeen bekend feit is het. We moeten het ook niet zo stellen, dat het rendement hier ongeveer 30 is. Van die huur gaan af: de kosten van assurantie, grondbelasting, straatbelasting en onder- houd.Door het niet toepassen van onderhoud op derge lijke panden wordt het rendement nog al hoog, maar dat wreekt zich natuurlijk in de toestand van het pand en daardoor ook in de verkoopwaarde. Al met al meen ik, dat deze koopprijs voor de gemeente aanvaardbaar is. Of die het is voor de verkoper, daar past ons nau welijks een oordeel over, nu hij deze prijs heeft geac cepteerd. Het voorstel van b. en w. wordt daarna z.h.st. aan genomen. 7 T 3 Punten 13 t.e.m. 18 (bijlagen nos. 207, 206, 189, 191, 196 en 210). Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig de voorstellen van b. en w. Punt 19 (bijlagen nos. 205 en 214). De heer De Vries: Wij hebben uiteraard met warme belangstelling dit voorstel van de zijde van het college gelezen en wij verheugen ons er over, dat het in het nieuwe uitbreidingsplan 't Nijlan mogelijk is om op deze schaal gronden uit te geven. In dit verband zou ik toch nog graag een enkele vraag willen stellen, nl. deze: om hoeveel woningen gaat het nu eigenlijk bij de voor gestelde uitgifte van grond? Met andere woorden, wat betekent dit ongeveer in het totale project 't Nijlün? En verder zou ik wel graag willen weten, of van de zijde van het college iets te zeggen is omtrent het tijd stip, waarop deze zaak kan worden aangepakt. Dan wil ik alleen de slotopmerking maken, dat wij de snelle aan pak van de kant van het college zeer waarderen en ook, dat wij het zeer waarderen, dat het mogelijk is om met enkele hier en in Sneek gevestigde bouwbedrij ven op deze schaal zaken te doen. De heer Mani: Het sluit min of meer aan op het laatste, wat zoeven opgemerkt werd, want het gaat er mij om, tenminste wanneer U daarop antwoord zou willen geven, hoe het met de verdere realisering van het uitbreidingsplan 't Nijlan ligt. Er zou overleg ge pleegd worden met de woningbouwverenigingen om daar tot een bepaalde opzet te komen. Tot dusver hebben we daar niets van vernomen en ik zou het wel zeer op prijs stellen daarover enige mededeling te ontvangen. De heer mr. J. van der Schaaf (weth.): Aan de heer De Vries kan ik het volgende antwoord geven. Het aan tal woningen, waar het hier om gaat, is bij benadering 270. Dat is dus op de kaart aangegeven in de verschil lende blokken. Om precies te zijn is het meen ik 266. De heer De Vries vraagt dan verder: wanneer kan hier mee worden begonnen? Deze bouw is uiteraard afhan kelijk van het aanwezig zijn van de geprojecteerde stra ten. Daartoe heeft Uw raad in de vorige vergadering een plan aangenomen en er wordt dus aan gewerkt om de realisering daarvan te bevorderen. Nu is er een an der punt bij gekomen en dat is, dat dit plan waarschijn lijk een beperkende invloed voor het jaar 1959 zal on dergaan in verband met het feit, dat het op de rijksbe groting voor 1959 voorkomende aantal premie-woningen waarschijnlijk al is uitgeput. In negatieve zin kan ik hiervan dus zeggen, dat deze bouw niet kan aanvangen voordat de straten zijn aangelegd en ook niet dan nadat daarvoor de premie zal zijn toegekend. Daarna komt er natuurlijk nog weer iets anders bij en dat is, dat dege nen, die deze terreinen in erfpacht aanvragen en nu verkrijgen, ook hun eigen zaken zodanig zullen moeten regelen, dat zij, wat de financiering en hun kijk op de markt betreft, de tijd het meest gunstig achten om te beginnen. Het college van b. en w. is in dit geval niet de opdrachtgever en dus ook niet de motor, die hier zeer veel aan kan doen. Maar wij hebben alle hoop, dat door deze drie bouwondernemingen met voortvarend heid hieraan zal worden gewerkt. De heer Mani vroeg, hoe het nu verder zal gaan met de realisering van de woningwetbouw in dit plan. Daar over is indertijd in deze raad het een en ander gezegd geworden en toen is van de zijde van het college ver klaard, dat men in contact zou treden met de woning bouwverenigingen, die daarvoor in aanmerking wensten te komen. Het is de raad, althans de leden van de raad in zijn vorige samenstelling, bekend, dat dat waren de verenigingen „Beter Wonen" en „Leeuwarden". Het is zo, dat voor deze woningwetbouw een aantal plannen in portefeuile is, dat met deze beide verenigingen is besproken. Hun is daarvan inzage verstrekt en de plan nen zijn met hen doorgenomen. Het contingent, dat aan de gemeente Leeuwarden is toegekend voor het jaar 1959, laat tot nog toe echter niet toe, dat dit plan, dat in portefeuille gereed is, wordt gelanceerd. Men kan natuurlijk nog overwegen en daar is in het college ook wel eens over gepraat om te proberen of er niet nog een extra contingent woningwetbouw binnen te ha len is. Wanneer daar kansen voor schijnen te zijn, dan kunnen wij dus een plan uit portefeuille halen en naar mijn mening zullen wij dan dit plan in het toen geschet ste verband met de 2 genoemde woningbouwverenigin gen gaan realiseren. De Voorzitter: Ik zou hier van mijn kant aan willen toevoegen, dat het college uiteraard, voor wat betreft de woningbouw in 't Nijlan, op welke wijze dan ook, of het nu woningwet- of premiebouw betreft, tracht het aantal uit te voeren woningen zo hoog mogelijk op te voeren. Het voorstel van b. en w. wordt daarna z.h.st. aan genomen. Punten 20 t.e.m. 25 (bijlagen nos. 193, 188, 204, 192, 197 en 209). Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig de voorstellen van b. en w. Punt 25a (bijlage no. 213). De heer ir. Van Balen Walter: Onze fractie heeft zich de vorige keer verzet tegen de post van f 75.000 en consequent zouden we dus nu ook bezwaar tegen deze garantie moeten maken. En dat doen we dan ook. Ongelukkigerwijze heeft het college de post voor het onderbrengen van de jeugdleeszaal aan dezelfde post gekoppeld. Tegen de post voor het overbrengen van de jeugdleeszaal hebben we geen bezwaar. Maar wij zouden dus gaarne geacht willen worden tegen te stemmen te gen het eerstbedoelde gedeelte van deze post. De Voorzitter: Ik mag dus aannemen, dat de heren Van Balen Walter c.s. genoegen nemen met de aan tekening, zoals de heer Van Balen Walter gesteld heeft, nl. het bezwaar tegen het gedeelte van dit voorstel, dat betrekking heeft op het filiaal in het Julianapark. Het voorstel van b. en w. wordt daarna z.h.st. aan genomen. Punt 26 (bijlage no. 198). De heer B. v. tl. Veen: Ik heb met verbazing gecon stateerd, dat bij dit voorstel van het college geen reke ning gehouden is met de te verwachten toeneming van het leerlingen-aantal. Men spreekt over de nu in ge bruik zijnde 12 klassen, die in 10 lokalen moeten worden ondergebracht. Maar wanneer we alleen maar rekening houden met de hoge geboortecijfers van de jaren 1946/48, die dit jaar en de komende jaren het voorbereidend hoger en middelbaar onderwijs zullen bereiken, dan kunnen we toch rekenen, dat er in enkele jaren hier niet 12 maar 15 klassen nodig zullen zijn. Dan heb ik nog helemaal buiten beschouwing gelaten, dat Friesland, wat betreft het aantal leerlingen bij het voorbereidend ho ger- en middelbaar onderwijs, verhoudingsgewijs 40 achterblijft bij het landelijke gemiddelde. Zullen wij een poging willen en kunnen wagen om dit voor Friesland op te halen als Friesland's Kern ligt hier toch zeker een taak voor ons dan zullen die cijfers, wat het klasse-aantal betreft, dus nog hoger komen te liggen. Gezien deze gedachtengang, zou ik nog groter klem willen leggen op de nieuwe school. De situatie wordt volkomen onhoudbaar daar. Dertig jaar geleden werd de gem. h.b.s. voorlopig ondergebracht in een voormalige lagere school en daar zit ze nu nog. Ik ken eigenlijk Uw antwoord wel. Den Haag, die grote naamloze, staat nog steeds op het oude standpunt: wij stellen geen bouw volume beschikbaar voor vervanging. Ik had dus eigen lijk kunnen zwijgen, maar ik heb er behoefte aan om toch uit te spreken, dat ik een dergelijk regeren met het domme potlood niet kan bewonderen. Den Haag regeert zonder met de plaatselijke situatie rekening te houden. En die situatie is in Leeuwarden nog heel erg. Toch zal ik mij niet tegen het onderhavige voorstel ver zetten en wel omdat wij wel kunnen aannemen, dat wij toch nog enige jaren met deze oude school zullen moe ten voortsukkelen. En als oud-leerling van die school ken ik de situatie maar al te goed. Toen ik daar een

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1959 | | pagina 2