20 jaar geleden op school ging, waren verschillende van
de voorzieningen, welke men nu vraagt ik denk o.a.
aan de trap al hard nodig. Dus ik behoef me hele
maal niet af te vragen hoe de toestand nu is.
De heer Bosgraaf: Dit punt heeft ook in onze frac
tie een onderwerp van bespreking uitgemaakt. Het ligt
ons ook zwaar op de maag. Wij zijn met U van mening,
dat dit schoolgebouw zeer ongeschikt is en bij lange na
niet voldoet aan de eisen, die voor het geven van mid
delbaar onderwijs gesteld mogen worden. Ik vind het
dan ook onverantwoord, dat aan dit gebouw nog
f 130.000,ten koste wordt gelegd. In de eerste plaats
is het niet economisch verantwoord, aangezien alles
wordt afgeschreven lang voordat verschillende onder
delen technisch en economisch versleten zijn. De ge
meente wordt hier door het rijk onnodig op kosten ge
jaagd, behalve dan misschien voor enkele onderdelen,
die ook in een eventuele nieuwe school weer gebruikt
zouden kunnen worden, zoals de klassemeubelen en de
leerlingen-sets. Ik heb in de stukken niet kunnen ont
dekken, dat het rijk enige tegemoetkoming geeft in
deze uitgave van f 130.000,In de tweede plaats lijkt
ons deze uitgave niet verantwoord omdat daardoor de
bouw van een nieuwe school voor onbepaalde tijd wordt
uitgesteld. U rekent op 5 jaar, maar ik vrees, dat dit
nog optimistisch bezien is. Een h.b.s.-gebouw, zoals wij
hier in Leeuwarden hebben, is de Kern van Friesland
onwaardig. De enige afdoende oplossing is hier een
nieuw schoolgebouw. Ik vraag mij dan toch af, of het
niet verstandig zou zijn, dat de raad het gevraagde kre
diet van f 130.000,niet beschikbaar stelt en dat het
college zich blijft beperken tot het allernoodzakelijkste
onderhoud, zoals dat tot nu toe gebeurt, alleen maar om
op deze wijze zo vlug mogelijk een nieuwe school te
krijgen.
De heer K. J. de Jong: Ik geloof, dat ik gerust kan
zeggen, dat dit voorstel nu niet bepaald zo is, dat wij
enthousiast zijn hiervoor een groot bedrag beschikbaar
te stellen. Aan de andere kant is het ook weer zo, dat
we in de situatie verkeren, dat dit onderwijs gegeven
moet worden. Wanneer we dit voorstel niet zouden ac
cepteren dan zouden we Leeuwarden bepaald geen dienst
bewijzen. Hierdoor zouden we bereiken, dat het onder
wijs in de gemeente Leeuwarden ten zeerste in het ge
drang zou komen. Het is ons echter voldoende duidelijk
dat b. en w., zij het dan misschien met bloedend hart,
noodzakelijkerwijs met dit voorstel zijn gekomen. Niet
tegenstaande de bezwaren, die wij hieraan verbonden
achten, willen wij ons van harte akkoord verklaren met
dit voorstel en ik hoop ook, dat de plannen voor het
stichten van een nieuw schoolgebouw binnen niet te lan
ge tijd verwezenlijkt kunnen worden. Wij stellen ons
voor, dat het college te dien opzichte voldoende werke
lijkheidszin toont om binnen 5 jaren met plannen voor
een nieuwe school te komen. Uit de aanbiedingsbrief
hebben wij ook wel de overtuiging gekregen, dat deze
zaak niet op de lange baan zal worden geschoven.
De Voorzitter: De heer Van der Veen heeft gezegd,
dat in het thans in behandeling zijnde voorstel geen
rekening wordt gehouden met de te verwachten toename
van de leerlingenaantallen. Laat ik zo zeggen, op een
zekere hoogte begint het gelijk van de heer Van der
Veen; hij heeft alleen niet over de gehele hoogte gelijk.
Als hij het voorstel goed heeft gelezen en ik neem aan,
dat hij dat wel heeft gedaan, dan blijkt daaruit, dat
door de wijziging van een paar vaklokalen (het verwijde
ren van amphitheaters) de mogelijkheid ontstaat ik
geef toe met alle daaraan verbonden bezwaren tot een
veelvuldiger gebruik van deze lokalen te komen dan
bij de bestaande situatie het geval is. Nu zult U onge
twijfeld zeggen, dat dat beslist onvoldoende is. Ik ben
dit van harte met U eens. Men dient echter wel te be
seffen, dat, wanneer men in het bestaande gebouw de
lokalencapaciteit zou moeten opvoeren, men andere voor
zieningen buiten het gebouw zou moeten treffen. Het
ligt voor de hand, dat in dat geval aanzienlijk grotere
investeringen en tijdelijke voorzieningen moeten worden
gedaan. Deze voorzieningen zijn op dit moment, reke
ning houdende met de thans bekende leerlingenaantal
len, nog niet nodig. Het lijkt waarschijnlijk, ook naar
de mening van de directeur van de school, dat de school
na verbetering van het tegenwoordige gebouw de leer
lingen in september kan onderbrengen. Uiteraard wordt
dezerzijds niet beweerd, dat het allemaal even glorieus
en riant is. Zo is het bepaald niet.
Ik geloof wel, dat men mag zeggen, dat de toestand,
waarin het gebouw verkeert en in het bijzonder een aan
tal onderdelen van het gebouw bepaald slecht is. In dat
opzicht heeft de heer Van der Veen volkomen gelijk
als hij zegt, dat onderdelen, b.v. de trap, abominabel
slecht zijn, om niet te zeggen van gevaarlijk. Ik zal mij
verder niet bewegen in de cijfers van de heer Van der
Veen, wat betreft de te verwachten toename van de
leerlingenaantallen, hoewel ik met hem van mening ben,
dat, gegeven de gebleken achterstand van Friesland bij
de gemiddelde cijfers van het voorbereidend hoger en
middelbaar onderwijs, wij allereerst staan voor de taak
om deze achterstand in te halen. Wij hebben de stellige
overtuiging en de heer Van der Veen is het met het
college eens dat dit alleen maar kan door het bouwen
van een nieuwe school. Dit brengt mij tot de opmerking
van de heer Bosgraaf, die vraagt, of het niet verstandig
zou zijn dit krediet niet beschikbaar te stellen. Hij wil
alleen een krediet beschikbaar stellen voor het verrich
ten van het allernoodzakelijkste. Wel dames en heren,
wat in het voorstel is neergelegd, dat is het allernood
zakelijkste. Dat is geen goedkoop verhaaltje, maar als
U dus mee in aanmerking neemt wat ik in het begin
heb gezegd, nl., dat uitbreiding van de opnamecapaci
teit met enkele lokalen noodzakelijkerwijs voorzienin
gen met zich meebrengt, die vrij gemakkelijk een veel
voud van f 50.000,meer zullen gaan bedragen, dan
is het U duidelijk dat de voorgestelde werkzaamheden
niet meer betekenen dan een technische verbetering, die
bedoelt het gebouw beter bruikbaar te maken, maar die
in het bijzonder bedoelt een zeer gevaarlijk element in
het gebouw, nl. de trap, weg te nemen en te vervangen
door een trap, die deze gevaren niet meer heeft. Wan
neer men de capaciteit wil opvoeren, dan zal dat niet
anders kunnen en dat zal dus bij een volgende aan
gifte moeten blijken dan naast de lokalen in dit ge
bouw elders vrijkomende schoollokalen beschikbaar te
stellen. Uit het tot op heden gevolgde beleid van het
college hebt U kunnen concluderen, dat het college het
niet verantwoord vond aan dit gebouw aanzienlijke kos
ten te besteden, doodeenvoudig omdat men er van uit
ging, dat alleen maar een nieuwe school een doelmatige
vervanging zou zijn. Nu wel vast staat, dat van het
vervangen door een nieuw gebouw de eerste paar jaar
niets zal komen, is het duidelijk, dat het niet verant
woord is deze voorzieningen niet te treffen. Wel ligt
het voor de hand en ik wil U wel zeggen, dat wij te
dien aanzien bij voortduring werkzaam blijven dat
wij het pad van het nieuwe gebouw niet verlaten. Maar
dat is een thema, dat bovendien tegen de achtergrond
van de hoe dan ook te verwachten nieuwe wet voor het
voortgezet onderwijs moet worden bekeken. Meer kan
ik er op dit ogenblik niet van zeggen. Ik geloof, dat ik
de meeste vragen en opmerkingen heb beantwoord en
ik herhaal nog eens, dit programma is niet anders dan
het allernoodzakelijkste.
De heer Heidinga: Ik zou graag een kleine opmer
king willen maken naar aanleiding van wat U gezegd
heeft. U zei, dat in september deze voorzieningen zullen
zijn getroffen, en dat dan de school weer even vooruit
kan. Is men hier dan al mee begonnen? Want anders
zie ik eigenlijk geen kans dat deze voorzieningen ge
troffen worden voor september a.s. Of bedoelt U daar
misschien mee, dat de voorzieningen per 1 september
1960 zullen zijn getroffen? Dat zou ik nog wel graag
even willen weten.
De heer Bosgraaf: Wij willen geacht worden tegen
dit voorstel te stemmen, omdat wij er geen enkel ver
trouwen in hebben, dat hier inderdaad op vrij korte
termijn of misschien na 5 jaar een nieuwe school zal
komen.
De heer K. J. de Jong: Uit hetgeen door de heer
Bosgraaf is gesproken meen ik te moeten afleiden, dat
de heer Bosgraaf dus eigenlijk wil, dat men de eerste
5
jaren met het huisvesten van de school nog maar moet
voortgaan op de wijze, zoals dat op het ogenblik ge
schiedt. Ik vind dit wel een beetje wonderlijk.
De Voorzitter: Ik kan het volkomen met de heer
De Jong eens zijn, dat de consequentie van de medede
ling, die de heer Bosgraaf namens zijn fractie doet,
inderdaad zou zijn, dat de school blijft zoals zij is. Dat
zou dan een toestand scheppen, waarvoor de raad zich
geloof ik nauwelijks verantwoordelijk durft te voelen.
De heer Heidinga vraagt of dit allemaal nog wel vóór
september klaar kan. Of is het college misschien on
deugend geweest en inmiddels met de uitvoering be
gonnen. Het laatste is uiteraard niet het geval. Of dit
allemaal vóór september kan, is inderdaad een vraag,
maar het is vanzelfsprekend zo, dat dit soort werkzaam
heden in de vakanties pleegt te gebeuren, omdat anders
de schoolorganisatie zeer zou worden verstoord. De va
kantie staat voor de deur en wij hopen, dat, nadat de
raad een beslissing ten gunste van het voorstel zal heb
ben genomen, we met grote snelheid met dit project
kunnen beginnen zodat we misschien toch kunnen be
reiken, dat het leerlingenaantal van september 1959 in
het bestaande gebouw kan worden opgevangen. Daar
zou ik het op dit moment bij willen laten.
Het voorstel van b. en w. wordt daarna z.h.st. aan
genomen.
Punt 27 (bijlage no. 211).
De heer Bootsma: Het gaat hier om het beschikbaar
stellen van kredieten ten behoeve van de energiebedrij
ven, in verband met de aardgasvoorziening. Ik zou spe
ciaal even willen attenderen op punt b, het ombouwen,
c.q. vernieuwen van de thans in gebruik zijnde gastoe-
stellen. Hiervoor wordt gevraagd een krediet van
f 650.000,—, te besteden in 1959. Gelet op het besprokene
in de vergadering van 3 juli j.l. waarbij onze raad ak
koord ging met de door het college voorgestelde ver
goedingsregeling voor afgekeurde toestellen en waarbij
o.a. ook is toegezegd, dat voor de niet erg oude (dus de
toestellen van latere datum) een ruimere vergoedings
regeling mogelijk zou zijn, meen ik de vraag te moeten
stellen of bij het ramen van deze post van f 650.000,
wel voldoende rekening is gehouden met deze ruimere
vergoedingsregeling. Naar ik meen te weten zal deze
regeling zeker wel toegepast moeten worden, gelet op
het grote aantal toestellen, dat nu reeds wordt afge
keurd. Daarom zou ik U willen vragen of men dit be
drag inderdaad voldoende acht, temeer wanneer ook de
belanghebbenden meer kennis kunnen nemen van deze
regeling.
De heer Pols (weth.): De heer Bootsma vraagt of
het bedrag, dat op het ogenblik is uitgetrokken, voor
dit jaar wel voldoende is. Een concreet antwoord hierop
te geven is natuurlijk heel erg moeilijk. Hoeveel en
welke bijzondere gevallen er in dit jaar komen weten
we niet. Wat we wel weten is, dat we gisteren de eerste
1100 gezinnen hebben aangesloten op aardgas. Wat we
ook weten is, dat bij het college en ook bij de wethouder
praktisch geen klachten zijn binnengekomen. Wij moe
ten die ook uit de krant lezen. Wat wij ook weten is
en dat kun je ook uit de krant weten dat het bewuste
ringetje een heel grote rol speelt in deze goede stad. Ik
wil U wel zeggen, dat dat ringetje anders geen beteke
nis heeft dan dat het betreffende toestel gesignaleerd is
en dat men dit, als het aan het bedrijf komt, nauwlet
tend moeten bekijken. Ik geloof, dat het goed is, dat ik
dat vanavond ook eventjes zeg, want zo langzamerhand
kun je blijkbaar van dat ringetje een nachtmerrie krij
gen. Het zegt anders niet dan dat dit toestel afgekeurd
kan worden, maar het is ook best mogelijk, dat het nog
omgebouwd kan worden.
Het is zo, dat ieder toestel omgebouwd kan worden,
zou ik zeggen, want wanneer men alleen maar één
schroefje overhoudt en men zet daar een heel nieuw
toestel aan, dan is het oude toestel in zekere zin om
gebouwd. Zo komt men er nog wel eens een keer uit.
Ik heb het genoegen gehad met vertegenwoordigers van
onze pers gisteren verschillende nieuwe aardgasvlam-
men te zien branden. We hebben daarvoor heus niet
speciaal mensen uitgezocht, die wild enthousiast wa
ren. Neen, we zijn hier en daar binnen gestapt en ge
lukkig vond ik er helemaal geen klachten. Deze om
bouw is gistermorgen door 70 fitters tot stand gebracht.
Ik krijg nu de gelegenheid om een woord van dank aan
het adres van die heren uit te spreken. Het ging voor
treffelijk. Van het grote aantal aansluitingen was om
12 uur al het 2/3 gedeelte gereed. Maar wij weten nog
niet hoeveel bijzondere gevallen zich zullen voordoen.
We menen echter, dat wij in elk geval voor dit jaar
voldoende hebben aan het uitgetrokken bedrag. Mocht
dit het geval niet zijn, dan durven we heus wel weer bij
de raad terug te komen, maar wij menen, dat we hier
op het ogenblik wel voldoende aan hebben. Verder zou
ik nog willen zeggen, dat, wanneer het tempo zich ont
wikkelt zoals dat zich op het ogenblik laat aanzien, we
misschien 2 jaar nodig zullen hebben voor de voltooiing
van de ombouw. Ik zou daarom aan de mensen, die mis
schien over 1 y2 of 2 jaar aan de beurt zijn, willen vra
gen rustig te blijven en niet nu al te sputteren. Laten
we dit eerst per sector rustig afwerken, dan valt het
heus wel wat mee. Het bedrijf zal alles doen om iedere
klant tevreden te stellen.
De heer Bootsma: Misschien dat ik me buiten de
orde begeef, maar dan meen ik de voetsporen van de
wethouder te volgen, want ik heb niet over ringetjes
gesproken en de wethouder wel. Ik zou dan eigenlijk
willen vragen op welke wijze de ruimere vergoedings
regeling aan het publiek bekend is gemaakt.
De heer W. M. de Jong: Ik geloof niet, dat er van
een nieuwe regeling sprake is. Het is de bedoeling van
de wethouder om de zaak aan te zien, zo heb ik het
tenminste begrepen en zo hebben wij het ook in de
commissie voor de energiebedrijven begrepen. Dan zou
ik dus de vinger even hierop willen leggen, dat de wet
houder nog niet een nieuwe regeling heeft vastgesteld
en dat zulks ook niet in de commissie voor de energie
bedrijven aan de orde is geweest. Daar is deze zaak
besproken en alle leden van de commissie voor de ener
giebedrijven waren na de toelichtingen, die daar ont
vangen zijn, op dat moment zo niet content, dan toch
wel in de stemming om met enig vertrouwen de zaak
aan te zien. Zo heeft de wethouder het, meen ik, in de
vorige vergadering ook gesteld. Ik geloof dus, dat de
heer Bootsma iets teveel beweert wanneer hij althans
veronderstelt, dat er hier inlichtingen kunnen worden
gegeven over het bekendmaken van een nieuwe regeling,
die er naar zijn mening wezen moet. Indien dit niet
het geval is, dan is er een misverstand in het spel en
dan vervalt mijn betoog, (de heer Bootsma: geen nieu
we regeling, maar de oorspronkelijke!) Het spijt mij, dat
ik het verkeerd begrepen heb, maar dan mis ik het
verband tussen het eerste en het tweede betoog van de
heer Bootsma.
De Voorzitter: Ik zou U wel willen verzoeken U zo
goed mogelijk tot de orde te bepalen. Ik heb er geen
bezwaar tegen, dat de heer Pols straks de concrete
vraag beantwoordt, maar ik zie dit voetspoor liever
niet verder gevolgd. Als de heer Spiekhout binnen de
orde wil blijven dan zal ik hem graag het woord geven.
De heer Spiekhout: Er is hier een misverstand en ik
meen even te moeten proberen om dat misverstand uit
de weg te ruimen. Ik wil even zeggen wat de heer
Bootsma bedoelde, dus ik snijd niet een nieuw punt aan.
Ik geloof, dat ik dan dus binnen de orde ben. Het is
geen nieuwe regeling, waarop de heer Bootsma heeft
gedoeld, maar de heer Bootsma heeft concreet gevraagd:
op welke wijze is de regeling, die in een vorige raads
vergadering aan de orde was, nl. de mogelijkheid om
buiten de f 12,50 per pit een hogere vergoeding te krij
gen voor de betere toestellen, aan het publiek bekend ge
maakt
De Voorzitter: Zo heb ik de vraag ook verstaan en
ik neem aan, dat we het daarover eens zijn. Rest dan
nog de vraag, of de vraag van de heer Bootsma voor
beantwoording in aanmerking komt. Waar een onbe
antwoorde vraag echter altijd een onaangenaam ver-