4
Wat gebeurt er hier nu jn Leeuwarden? Het college
was op de hoogte met de circulaire van de minister.
Dat moet ik tenminste aannemen. De firma Zwolsman
was het evenzeer. Die wist het ook, want we wisten het
allemaal. En men gaat in zee met een bouwwerk,
waarvan de prijsopgave geschiedt op 24 april, dus een
datum, welke valt na die, welke in de circulaire van de
minister is genoemd. Er mocht dus volgens hetgeen
toen bekend was niet meer bijbetaald worden voor de
invoering van de nieuwe C.A.O. Maar men stelt de peil
datum op 1 april, waardoor we nu een voorstel op tafel
hebben om aan de aannemer een bedrag van f 300.000,
bij te betalen wegens invoering van de nieuwe C.A.O.
En nu vraag ik: wat heeft het college van b. en w.
bewogen tot deze handelwijze, die afwijkt van het door
de raad aanvaarde basiscontract en die ook afwijkt
van de uitdrukkelijke wens van de Minister van Volks
huisvesting en Bouwnijverheid?
Dan heb ik nog een vraag. Ik lees in de raadsbrief
iets over de kosten van extra toezicht. Daar wil ik wel
enige opheldering over hebben. Er was volgens de
stukken in eerste instantie voor het toezicht uitge
trokken f 31.000,per complex. Dat is een bedrag,
dat mij persoonlijk hoog voorkomt, maar dat doet niet
ter zake. Nu blijkt echter, dat er in werkelijkheid nog
f 13.000,per complex meer uitgegeven moet worden.
Voor alle 4 complexen is dit dus een bedrag van
f 52.000,Ik wil gaarne weten, waarvoor dit extra
toezicht nodig is, en of het tot de competentie van
b. en w. behoort om hierover te beslissen met negatie
van de raad.
De heer Van der Schaaf (weth.): Het is misschien
wel goed om t.a.v. deze zaak even terug te tasten. De
heer Heidinga heeft bij de verschillende vragen, die hij
heeft gesteld, en bij de opmerkingen, die hij daarbij
heeft gevoegd, ook teruggetast tot vóór juni 1958, het
tijdstip, waarop de raad heeft besloten de bouw op te
dragen aan de VAM. Ik mag het even in het kort re
capituleren en ik zal dat in enkele hoofdpunten doen.
Het is zo geweest, dat in de vergadering van de raad
van juni 1957 de basisovereenkomst als zodanig is aan
genomen. In de vergadering van 21 november 1957 is
de wijziging van artikel 2 van de basisovereenkomst
aangenomen. Toen is tevens besloten om met de VAM
een overeenkomst aan te gaan voor de bouw van 192 wo
ningen tegen de prijs van f2.964.000,(de honderdtal
len worden verwaarloosd). Op 21 juni 1958 is de basis
overeenkomst voor de tweede maal gewijzigd. Toen is
daaruit geschrapt het 2e lid van artikel 7, dat inhield,
dat de aannemer op de berekende kosten 3% z.g. onder
nemers-risico mocht berekenen. Deze prijs van
f 2.964.000,is niet de uiteindelijke prijs geworden.
Toen het college met deze prijs bij het ministerie kwam,
bleek dit bedrag boven de toelaatbare curveprijs te
liggen. Na langdurige en moeilijke onderhandelingen is
die curveprijs uiteindelijk terecht gekomen op
f 2.717.000,In ronde getallen dus een verschil van
f245.000,Met dit bedrag is de prijs gedrukt sedert
de totstandkoming van het eerste contract in novem
ber 1957. We waren er echter nog niet en het is uit
eindelijk zo gelopen, dat in juni 1958 door de raad het
plan om de bouw van 192 woningen op te dragen voor
de prijs van f 2.717.000.is goedgekeurd. De peil
datum werd vastgesteld op 1 april 1958. Dat is een
punt, dat vaststaat. Toentertijd heeft bij de stukken ter
inzage gelegen de aannemersverklaring, waarin de VAM
zich bereid verklaarde de woningen te bouwen voor
f 2.717.000,aangevende als peildatum 1 april 1958.
Nu zijn we wel ongeveer in de buurt van de vragen,
die de heer Heidinga heeft gesteld. Ik meen, dat na
deze summiere toelichting de raad ook wel in staat
zal zijn zich de zaak weer zo goed voor de geest te
halen, dat daarover kan worden geoordeeld. De heer
Heidinga brengt nu in het geding de onderhandelingen,
die er over de nieuwe C.A.O. voor het bouwbedrijf heb
ben gelopen. Deze regeling zou op 16 juni 1958 in
werking zijn getreden, maar het is bekend, dat daar
van tevoren al langdurig over is gesproken. Of dat
een jaar is geweest, kan ik niet bevestigen en ook niet
met grond ontkennen, maar dat het geruime tijd is
geweest, is wel duidelijk. Dat is dan ook voor de
minister reden geweest om in een circulaire van 10
april 1958, handelende over de doorberekening van het
effect van die C.A.O., de zaak enigszins te reguleren.
Nu staat in die circulaire, dat voor werken, die na 15
april 1958 zullen worden opgedragen, deze C.A.O.-ge-
volgen moesten zijn ingecalculeerd. Dat is in dit geval
een beetje anders geweest. We hebben hier n.l. niet te
doen met een normale aanbesteding, maar we hebben
hier te doen met een continu-contract en de onder
handelingen, die daarbij vereist zijn geweest, zijn zeer
langdurig geweest. Wij kunnen dus stellen, dat de
prijsvorming voor dit complex woningen heeft plaats
gevonden vóór 15 april 1958. De curveprijs was eerder
bekend en de begroting is zo langzamerhand in ver
schillende fazen vanaf f 2.964.000,naar de curveprijs
toegewerkt. Dat alles had zich afgespeeld vóór 15 april
1958. Daar waren alle betrokkenen het ook wel over
eens, zowel de begrotingsspecialisten van het ministerie,
als de aannemersmaatschappij en ook de gemeente.
De gemeente kon niet met recht en reden stellen, dat
de prijsvorming na 15 april 1958 was tot stand geko
men. Nu moet ik de heer Heidinga toegeven, dat dit
enigermate afwijkt van de gedragslijn, die de minister
in de circulaire van 10 april 1958 heeft uitgestippeld.
T.a.v. nog niet lopende werken wordt gezegd, dat, voor
zover ze aanbesteed zouden zijn na 15 april 1958, de
gevolgen van de C.A.O. geacht zouden worden daarin
te zijn verdisconteerd. Het onderhavige continu-con
tract heeft een eigen weg gevolgd en kan niet hele
maal onder die circulaire worden gerangschikt. Dat
heeft tot gevolg gehad, dat tussen de betrokkenen wel
vast stond, dat de prijsvorming vóór 15 april 1958 had
plaats gevonden. Ik kan hier verklaren, dat de minister
deze gang van zaken volkomen heeft geaccepteerd en
in het samenspel ook heeft gezegd, dat voor dit geval
de peildatum 1 april 1958 moet worden geaccepteerd.
Naderhand is er natuurlijk nog het een en ander ge
beurd en toen zijn er van de zijde van de VAM preten
ties op tafel gelegd, die de gemeente niet heeft kun
nen accepteren. Wij hebben haar deze betwist, het
geen, zoals U in de stukken kortelings vindt uiteen
gezet, tot gevolg heeft gehad, dat wij hebben voor
gesteld aan het Bureau Documentatie Bouwwezen te
vragen uit te rekenen wat de gevolgen zouden zijn van
het verschuiven van de peildatum van 1 april 1958 tot
1 augustus 1958. Toen daar iets uit de bus kwam, dat
naar onze mening te ver ging, hebben wij ook dat weer
bestreden. Het resultaat van dat alles ligt nu voor U.
De circulaire van 10 april 1958 was uiteraard aan
b. en w. bekend, maar als de heer Heidinga daaruit
afleidt, dat wij aan het aannemersbedrijf VAM een
bedrag van f 300.000,n.l. 4 x f 75.000,in handen
hebben gespeeld, zonder dat daar enige grond voor
was, dan moet ik dat toch wel met stelligheid be
twisten. De gang van zaken is hier inderdaad iets an
ders geweest dan in een normaal aanbestedingscontract
wellicht het geval zou zijn, maar in materieel opzicht
is hier werkelijk niets gebeurd, waardoor een onge
rechtvaardigd voordeel aan de VAM in handen is ge
speeld. Wij hebben deze zaak, omdat het een moeilijke
materie is, telkens van stap tot stap in nauw overleg
gespeeld met de begrotingsspecialisten van het mi
nisterie. Men heeft ons daar ook altijd tot het uiterste
bijgestaan en wanneer wij dan zover waren, dat het
zich ging uitkristalliseren in een nieuw voorstel, dan
hebben wij er ons steeds van vergewist, dat de ambte
naren van het ministerie die gang van zaken ook
konden aanbevelen. Dit wat het eerste en het belang
rijkste deel van het betoog van de heer Heidinga be
treft.
Het tweede punt, dat ook wel even mag worden
besproken, is de vraag: waarom wordt hier een bedrag
van f13.000,per complex van 192 woningen uitge
trokken voor extra toezicht Daar is het volgende
van te zeggen. Dit vindt zijn grondslag in artikel 11 van
de basis-overeenkomst, dat als volgt luidt:
De aannemer zal de opdrachtgever in de gelegenheid
stellen een volledig inzicht te verkrijgen in de arbeids-
behoefte en het kostenverloop der werken. De des
betreffende gegevens zullen aan de opdrachtgever
worden verschaft door tussenkomst van een in onder
linge overeenstemming te benoemen deskundige. Indien
de V.P.C. (dat is de Vaste Prijzen-Commissie) zulks
wenst, zullen deze gegevens ook aan deze commissie
beschikbaar worden gesteld. De in artikel 7, lid a.
onder 1 en 3, bedoelde posten zullen door de deskundige
5
niet in beschouwing mogen worden genomen.
Dit betekent, dat de Vaste Prijzen-Commissie, die in
de basisovereenkomst wordt geïnstitueerd en die dus
dient om de geschillen, die uit deze overeenkomst voort
vloeien, te beslechten, het materiaal ter beschikking
kan krijgen, dat op tafel wordt gelegd door genoemde
deskundige.
Wij hebben in de inhoud van dit artikel reden ge
vonden om aan het bureau Berenschot opdracht te
geven dit werk op de voet te volgen, het a.h.w. be-
drijfsanalytisch, of bedrijfseconomisch door te lichten
en aan ons te rapporteren, waar er eventueel iets zou
haperen. Verder moet dit bureau ons het materiaal
verschaffen om te kunnen nagaan, of het werk wel op
een economische wijze wordt uitgevoerd. Het is niet
de bedoeling, dat wij middels de deskundige aan de
aannemer zullen voorschrijven, wat hij in het verdere
verloop van het werk heeft te doen, maar wel om hem
er op te kunnen attenderen, dat er hier en daar met de
efficiency iets fout gaat. Waarom hebben wij daar be
lang bij Daar hebben wij, wat de gevolgen betreft,
voor 75% belang bij, omdat wij uiteindelijk in de over
winst, als die hier gemaakt wordt, voor 75% partici
peren. Die overwinst moet worden berekend door een
accountant, die men ook ergens in de basisovereenkomst
tegenkomt. Die accountant zou dat naar onze over
tuiging niet bevredigend kunnen doen, indien hij alleen
zou zijn aangewezen op de administratieve gegevens,
die de VAM hem ter beschikking zou stellen. Het
onderzoek is dan ook nodig, om deze accountant ma
teriaal te geven voor het verkrijgen van een basis voor
het calculeren van de claim, die de gemeente heeft
wegens overwinst.
Ook wanneer er uit anderen hoofde een geschil zou
kunnen ontstaan, dat aan de V.P.C. moet worden voor
gelegd, hebben wij deze gegevens nodig. Nu we het
hier toch zo uitvoerig over hebben, lijkt het mij wel
gewenst, dat ik even meedeel, dat ons is gebleken, dat
het ministerie ook zeer geïnteresseerd is bij dit onder
zoek. Er zijn een aantal continu-contracten in den lande
geweest, die allemaal een eigen geschiedenis hebben.
Het onze, dat geldt voor een complex van ongeveer 1000
woningen, is het laatste geweest. Men had bij het mi
nisterie nog nooit een goed overzicht van het verloop
van een dergelijk geval. De mogelijkheid werd aan
wezig geacht om dit project van het begin tot het
einde van het werk volledig bedrijfs-economisch door
te lichten. Dit onderzoek is voor de gemeente ook nog
van belang om zich later beter te kunnen beraden over
de vraag, of men nog eens een continu-contract wil, of
dat men de traditionele bouw prefereert. Dat zijn ech
ter bijkomende dingen; het voornaamste is, dat wij door
dit onderzoek het materiaal in handen krijgen voor de
calculatie van de overwinst, waarin wij voor 75% par
ticiperen. Het kan dus best zo zijn, dat het geld, dat
hiervoor uitgegeven wordt, zichzelf verdient. Wij heb
ben daar in elk geval goede hoop op. Ik geloof niet,
dat de heer Heidinga zich kan beklagen over het feit,
dat b. en w. ter uitvoering van de basisovereenkomst
deze maatregelen hebben genomen. Ik ben er van over
tuigd, dat deze maatregel nuttig is.
Er is dus geen sprake van, dat b. en w. zich met
negatie van de raad een competentie hebben aange
trokken, die ze niet hebben. Het is wel degelijk zo, dat
in de basisovereenkomst voor deze gang van zaken de
grondslag aanwezig is, en dat b. en w. ter uitvoering
van de basisovereenkomst deze maatregel hebben ge
troffen.
De heer Heidinga: De wethouder heeft mij wel
over verschillende dingen een nieuw licht verschaft,
maar hij heeft mij niet helemaal bevredigd. Ik vermoed
echter, dat dat vanavond ook niet zal kunnen plaats
vinden; wij redeneren wat te veel uit verschillende ge
zichtshoeken. Ik bezie deze zaak wat meer recht
lijnig. Er liggen bepaalde gegevens en er is niet de
hand gehouden aan die gegevens. De wethouder heeft
natuurlijk met het college de hele ontwikkeling van
deze zaak meegemaakt en dat is ik weet er ook wel
iets van natuurlijk een zwaar karwei geweest. Ik
kan mij voorstellen, dat het zo gelopen is. Toch zit er
voor mij persoonlijk een heel onbevredigend element
in en dat is dit: Toen op 25 juni van het vorige jaar
de overeenkomst is gesloten voor een bedrag van
f 2.717.000,kwam dat bedrag dus bij de curve-prijs.
Bij b. en w. en ook bij het departement kon het echter
bekend zijn, dat het bedrag daar niet bij kwam, want
door de peildatum op 1 april 1958 te stellen was het
duidelijk, dat de verhoging zou komen, zonder man
keren. Die verhoging had er dus ook wel direct bij
gekund. Het was bekend. U kon het weten. Iedereen
kon het weten en iedereen wist het ook. Waarom is
dat er toen niet bijgekomen? Alleen om aan de curve
prijs tegemoet te komen. Het valt mij ook tegen, dat
het departement zich voor dergelijke dingen leent.
Aan de raad wordt a.h.w. voorgeschoteld, dat voor die
woningen de curveprijs bereikt is, maar dat zulks
eigenlijk gebeurd is langs een omwegje; en nu moeten
we er weer 3 ton bij doen, wat we toen evenwel ook al
wisten. Ik kan het niet anders zien. Het spijt me.
Wat de kwestie van het extra toezicht betreft, nog
het volgende. De aannemer zal de opdrachtgever in de
gelegenheid stellen een volledig overzicht te verkrijgen
in de arbeidsbehoefte en het kostenverloop der werken.
Dat is allemaal vrij ruim. De desbetreffende gegevens
zullen aan de opdrachtgever worden verschaft door
tussenkomst van een in onderlinge overeenstemming
te benoemen deskundige. Dat is dus nu het bureau
Berenschot geworden. Dat kost de gemeente f 13.000,
per complex. Ik kan mij heel goed voorstellen, dat het
departement er zeer mee ingenomen is, maar ik zou
zeggen, laat het departement het dan ook maar be
talen.
De heer Van tier Schaaf (weth.): De heer Heidinga
zegt, dat iedereen in juni 1958 wist, dat de curveprijs
van f 2.717.000,nog met een zeker bedrag zou moe
ten worden verhoogd. Wanneer iedereen dat wist en
U zegt, dat het departement het ook wist dan had
dat bedrag er meteen wel bij gekund. Wanneer dat
gebeurd was, dan was daardoor natuurlijk meteen ook
de curveprijs, die eerst op f 2.717.000.stond, iets ver
hoogd. Dat is de consequentie daarvan. Maar zo is het
niet. Het was toen niet bekend, welke consequenties dat
zou hebben. En ik wil U wel zeggen, dat wij de pre
tentie, die de VAM daaromtrent op tafel heeft gelegd,
met klem hebben betwist. En omdat wij er niet uit
konden komen, hebben we voorgesteld het verschil in
loon te laten vaststellen door het Bureau Documentatie
Bouwwezen. Toen dat bureau tot vaststelling was over
gegaan, was het daarmee naar onze mening iets te ver
gegaan en hoewel deze vaststelling eigenlijk voor de
gemeente bindend was, hebben we weer de voet dwars
gezet. In keiharde besprekingen met de begrotings
specialisten uit Den Haag hebben we daar nog een aan
val op gedaan en is er toen inderdaad nog weer iets
afgegaan. De heer Heidinga zegt nu, dat de VAM
f 300.000,extra krijgt, maar wij hebben ook een keer,
toen ik met twee van onze bekwaamste ambtenaren
na een hard gevecht uit Den Haag terugkwam, in de
auto kunnen vaststellen, dat wij toch eigenlijk ook
weer f 80.000,hadden verdiend. Zo is dat steeds ge
gaan. Maar het punt, waarover de heer Heidinga valt,
n.l. dat de raad hier eigenlijk mee bedot is, moet ik
toch bestrijden. Dat is helemaal niet het geval. Het
ministerie had kunnen zeggen, dat de curveprijs van
f 2.717.000,hierdoor wordt verhoogd met een factor
X; maar die factor X was toen niet bekend en door de
betwisting, die door de zijde van de gemeente is ge
daan, is die factor X wel geworden tot y2 X. De raad
heeft indertijd op basis van een bedrag van f 2.964.000,
een weekhuur van f 15,25 gemiddeld geaccepteerd. Niet
alleen hierdoor, maar ook door renteverlaging en door
prijsverlaging is dit huurbedrag gedrukt tot f 12,70.
Nu komt de huur weer iets hoger, n.l. op f 13,20.
Deze verhoging is een gevolg van het aanbrengen
van een centraal antennesysteem en van het uit
oefenen van extra toezicht. En wanneer hier de
gedachte zou bestaan, dat de huren nu tot een
onaanvaardbare hoogte zouden zijn gekomen, dan
moet ik dat bepaald bestrijden. Daarbij wil ik nog
opmerken, dat de laatstgenoemde huren niet de defi
nitieve huren zullen zijn en dat de loonsverhoging, die
we per 1 april 1959 krijgen en die doorberekend mag
worden, hier ook nog overheen zal komen. En wanneer
er later nog algemene loonronden zullen komen, die
niet worden bestreden uit de ruimte, die de produkti-
viteitsverhoging verschaft, dan zal het huurbedrag hier-