8
hij daar bezwaar tegen heeft. Het wegruilen van het
ene stuk levert naar onze mening geen bezwaren op,
omdat dit gelegen is op een plaats, waar wij er in de
komende tijd geen last van zullen krijgen. Dit voorstel
komt het college daarom verantwoord voor. Over de
prijzen is, zoals U weet, een taxatie-advies uitgebracht.
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel
van b. en w.
Punt 6 (bijlage no. 311).
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel
van b. en w.
Punt 7 (bijlage no. 315).
De heer Bootsma: Uit de stukken blijkt, dat een
gedeelte van het gevraagde terrein momenteel nog in
huur is bij de Coöp. Ver. Excelsior. Nu is het mij uit
deze stukken niet duidelijk geworden, hoe het terrein,
dat door de tegenwoordige gebruiker ontruimd moet
worden ten behoeve van de aanleg van het viaduct, voor
andere gegadigden nog wel aantrekkelijk is. Ik heb
dat niet recht kunnen vatten en zal dus graag van de
wethouder willen horen, hoe dit met elkaar valt te
rijmen.
De heer Van der Schaaf (weth.): Het bezwaar van
de heer Bootsma geldt het feit, dat het gebruik van
het terreingedeelte door de ene huurder wel hinderlijk
is en door een andere huurder niet. Het terreingedeelte,
dat Excelsior gebruikt, is bestemd voor kolenopslag.
Men kan daar verschillend over denken, maar men kan
naar mijn mening met voldoende grond stellen, dat
een kolenopslagplaats op deze plaats, ik wil niet zeg
gen esthetisch, maar ordelijk misschien minder ge
wenst is dan een overdekte ruimte. Het verwerken van
kolen levert altijd veel stof op. Om die redenen kan
men verdedigen, dat een kolenopslagplaats op dat punt
beter kan verdwijnen. In dat geval krijgt de fabriek
van De Boer daar een mooi afgerond terrein, waar,
naar wij veronderstellen, een aanvaardbare bebouwing
kan komen. Uiteraard vindt deze opzegging alleen
plaats, wanneer Excelsior een behoorlijk vervangend
terrein kan vinden. Of dit antwoord bevredigend is, kan
men natuurlijk verschillend beoordelen.
De heer Bootsma: Ik wil toch opmerken, dat het
antwoord mij eigenlijk niet bevredigt. Maar wanneer
Excelsior hiermee akkoord gaat, dan kan ik me in
denken, dat het terrein voor De Boer aantrekkelijker
wordt. Dat een kolenopslagplaats in een industriewijk
nu erg storend is en dat men in dergelijke gevallen
esthetische gevoelens moet laten meespreken, meen ik
te moeten betwijfelen. Overigens geloof ik, dat er in
dit industriewijkje nog wel meer is, dat men graag
ergens anders naar toe zou willen hebben. Ik heb inder
tijd een pleidooi gevoerd voor het verdwijnen van een
oudroest- en voddenopslag uit een woonwijk. Dat vond
ik veel ergerlijker. Maar wanneer dus Excelsior er mee
akkoord gaat, dat de huur opgezegd wordt, en de ver
eniging krijgt een terrein, waarmee ze ook kan in
stemmen, dan heb ik geen bezwaar tegen aanvaarding
van dit voorstel.
De heer Van der Schaaf (weth.): Ik wil toch nog
wel even opmerken, dat het de heer Bootsma niet ont
gaan zal zijn, dat daar de rondweg langs gaat. Dat
heeft nu bij ons juist wel een punt van overweging
uitgemaakt. Wanneer men vlak aan de rondweg een
kolenopslagplaats heeft, dan moet ik bepaald zeggen,
dat ik dat minder fraai vind. Een aardig industrie
gebouw op deze plaats zou beter staan. Maar over de
zwaarte van dat argument kan men natuurlijk verschil
lend denken.
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel
van b. en w.
Punten 8 t.e.m. 11 bijlagen nos. 319, 310, 320 en 321).
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig de voorstellen
van b. en w.
Punt 12 (bijlage no. 322).
De heer Ten Brug: Dat Uw college met een nieuwe
verordening komt en voorstelt om tot intrekking van
de oude verordening over te gaan, kunnen wij alleszins
billijken, omdat hiervoor zeker redenen aanwezig zijn.
Uit het voorstel hebben wij echter niet kunnen aflei
den, dat b. en w. ook hebben overwogen, dat er ver
band zou moeten zijn tussen de draagkracht van de
houders van honden en de door hen verschuldigde be
lasting.
Ik kan U wel zeggen, dat dit in onze fractie een punt
van uitvoerige bespreking is geweest en zulks te meer,
daar in verordeningen op de hondenbelasting in andere
gemeenten wel dit verband tussen draagkracht en ver
schuldigde belasting is gelegd. Ik mag verwijzen naar
de Amsterdamse verordening, waarin de verschuldigde
belasting varieert van f 4,tot f 40,en ook naar de
Haagse verordening, waarin men een tarief van f 25,
heeft voor de luxe honden, maar met een ontheffings
mogelijkheid van 80, 70 enz. tot 20%, evenredig aan het
inkomen, dat de houders van honden hebben. Het voor
naamste doel van een verordening op de hondenbelas
ting is misschien het beperken van het aantal honden
uit een oogpunt van orde. Daarnaast heeft een derge
lijke belasting uiteraard ook betekenis als een bron
van inkomsten voor de gemeente. Maar wanneer deze
verordening een uniform tarief kent, dan betekent dit,
dat de honden van de minst draagkrachtigen zullen
moeten verdwijnen en dat degenen, die met wat meer
aardse goederen zijn gezegend, hun honden kunnen
houden. En ik neem niet aan, dat deze laatste honden,
gezien uit een oogpunt van orde, minder moeilijkheden
geven dan de honden van de eerstbedoelde groep.
Het spijt ons zeer, dat dit punt dat maken wij ten
minste uit het voorstel en ook uit de concept-verorde
ning op niet in overweging is geweest en we zouden
graag zien, dat het college dit alsnog in overweging
zou willen nemen. Misschien zou dit een aanleiding
kunnen zijn om dit voorstel in te trekken en deze zaak
nog eens te bezien, om daarna met een nieuw voorstel
bij de raad te komen.
De heer Tiekstra (weth.): De heer Ten Brug heeft
terecht opgemerkt, dat een verordening op de honden
belasting twee doeleinden dient. Het eerste doel is n.l.
het aantal honden zo goed mogelijk te beperken. Dat
is eigenlijk het voornaamste doel, dus een orde-maat
regel. Het tweede doel is en dat is uiteraard een
prettige bijkomstigheid dat daar geld mee binnen
komt. Het betekent, dat we hier met een, overigens
zeer bescheiden, eigen belastinggebied van de gemeente
te doen hebben. En wanneer we spreken over een zeer
bescheiden eigen belastinggebied van de gemeente, dan
moeten we toch wel oog hebben voor de noodzaak, dat
het tarief, dat wordt geheven, zo eenvoudig mogelijk
wordt gehouden, dat aan de heffing van deze belasting
geen hoge perceptiekosten zijn verbonden en dat de
controle op de aangifte en de betaling eenvoudig blijft.
Ook de plaatsing van de belastingschuldigen in de
juiste tariefklasse moet zo eenvoudig mogelijk gehou
den worden. Nu is het zo, dat in de voorgelegde ont
werpverordening alle andere dan bedrijfs- en waak
honden, die in kennels en asylen verblijven, onder één
tarief van f 20,vallen. Dat betekent dus, dat de ge
hele invordering eenvoudig is. De gemeente beschikt
niet over de gegevens, die het mogelijk zouden kunnen
maken om een tarief in te voeren, waarbij rekening
wordt gehouden met het inkomen en kan deze ge
gevens ook niet verkrijgen. Dat betekent dus, dat de
gemeente vrijwel uitsluitend gebruik kan maken van
de door de belastingplichtige verstrekte gegevens. Nu
geloof ik, dat de heer ten Brug stellig niet verlangt,
dat ieder, die in een door hem gedachte inkomstengroep
valt, een zekere ontheffing of volledige vrijstelling van
belasting kan verkrijgen, want daarmee bereiken we
niet het doel, dat we ons gesteld hebben, nl. de beper
king van het aantal honden. Naar mijn mening zou men
dit misschien t.a.v. een enkele groep redelijkerwijze
kunnen verdedigen, maar dan moet bij de invordering
van de belasting blijken, dat de belastingplichtige in
derdaad niet in staat is het verschuldigde bedrag te
betalen. De praktijk zal zich daarmee moeten redden,
hetgeen tot heden ook op vrij behoorlijke wijze heeft
9
plaats gehad. De heer ten Brug heeft evenwel ook ver
zuimd aan te geven, welke redenen er zijn om een tarief,
zoals hij bedoelt, in te voeren. Men moet bijv. ook
weten, of men een belangrijke groep, dan wel enkele
gevallen op het oog heeft.
Ik geloof niet, dat men het voor bepaalde groepen
gemakkelijk moet maken om een hond aan te schaf
fen, maar men kan beter met de afdeling Leeuwarden
van de Vereniging tot Bescherming van Dieren zeggen:
als er eenmaal een hondje is en de betaling van een
bedrag van f 20,wordt in verband met het inkomen
wel erg zwaar, laat men dan met betrekking tot dat
geval bij de invordering de nodige zorgvuldigheid in
acht nemen. Het gemakkelijk maken van het houden
van een hond behoeft bepaald niet in het belang van
dat dier te zijn. Juist van de zijde van de dierenbe
scherming wordt bepaald bezwaar gemaakt tegen de
mogelijkheid om gemakkelijk een hond te houden, om
dat in dat geval heel vaak de liefde aan het dier voorbij
gaat en situaties ontstaan, waartegen deze vereniging
weer bezwaar heeft.
Nu is het wel juist, dat in enkele gemeenten, ik
meen 2, 3, of 4 gemeenten, sprake is van een tarief,
waarbij rekening wordt gehouden met de draagkracht
van de belastingschuldige.
Op het ogenblik hebben wij dit tarief niet en ik heb
de overtuiging, dat, als men met een tarief-reductie
moet gaan werken, men dan toch stellig de hoogte van
de andere bedragen aanmerkelijk moet opvoeren. Im
mers, stel, dat we de gedachtengang van de heer ten
Brug zouden volgen en dus deze percentage-reductie
zouden toepassen, dan zou dat betekenen, dat we op dit
mblik een stuk belastingopbrengst gaan afstoten en
we bovendien een belangrijk hoger bedrag aan per-
>tiekosten moeten besteden. Bij toepassing van de
gedachte van de heer ten Brug, verlenen van reducties
m 20, 40, 60 en 80%, zou het gemiddelde aanzienlijk
ger komen te liggen. Er zou in dat geval dus een
behoorlijk bedrag aan belastingopbrengst worden prijs
gegeven. Dat zulks in de tegenwoordige omstandig
heden aanvaard zal worden, is zeer de vraag. In de
tweede plaats zou men de gemeente op aanzienlijk
hogere kosten brengen en of dat financieel aantrekke
lijk zou zijn, is voor mij ook de vraag.
De voornaamste vraag voor mij is echter de volgende.
Verdraagt de gedachte van de heer ten Brug zich in
Leeuwarden wel met de doelstelling van de bestaande
verordening, welke mede ten behoeve van de hand
having van de openbare orde in het leven is geroepen?
ik heb de stellige verwachting, dat wij voor de ge
dachte van de heer ten Brug bij de Kroon weinig begrip
zullen ontmoeten, omdat juist en dat herhaal ik
het doel van de ordemaatregel bepaald niet wordt ge
diend.
Ik moge er tenslotte met nadruk op wijzen, dat er
tot nu toe bepaald niet gebleken is, dat in de gevallen,
'He de heer ten Brug bedoelt, moeilijkheden zouden be
slaan. Verder verwacht ik niet, dat bij uitvoering van
de plannen van de heer ten Brug grote belangen van
betrokkenen worden gediend. Ik heb de overtuiging,
ut eventueel bestaande moeilijke gevallen langs de tot
op heden gebruikelijke weg stellig op te lossen zijn.
Van mijn kant bestaat er dan ook bepaald geen be
hoefte aan dit idee van de heer ten Brug.
De heer ten Brug: De woorden van de wethouder
hebben mij niet helemaal overtuigd. Ik kan mij inden
ken, dat hij zegt: aan een progressieve heffing zitten
nogal wat administratieve moeilijkheden. Ik heb dat
ook wel gezien toen ik de verordeningen van Amster
dam en Den Haag onder ogen kreeg. Amsterdam va
rieert op basis van de huurwaarde en dat is iets, wat ik
in de tegenwoordige tijd, nu de verhoudingen tussen de
huren wat onevenredig liggen, bepaald niet zou ani
meren. Den Haag naar de inkomens en die inkomens
zullen dan moeten blijken uit de aangiften van de be
lastingplichtigen of uit de gegevens van de inkomsten
belasting. Maar om een vergaande progressie gaat het
mij in feite niet. Het gaat mij met name om die men-
u, die, wanneer zij op pensioengerechtigde leeftijd
i omen, of wanneer zij anderszins een klein inkomen
xomen te genieten, tengevolge van de hoogte van het
belastingtarief hun hond zouden moeten afschaffen.
Dat zijn de gevallen, die ik op het oog heb. En dan
zegt de wethouder: Dat zijn er maar een beperkt aan
tal en daar behoeven we eigenlijk toch niet zoveel drukte
om te maken. Ik krijg zo de indruk, dat hij daarmee
bedoelt: Wij redden ons daar wel mee bij de invor
dering. En nu zou ik zeggen, dat dan vermoedelijk juist
de mensen, die in eerste instantie niet betalen van
een soepele toepassing van de verordening zullen
profiteren. Wanneer men dan die gevallen onderzoekt,
kan men inderdaad met billijke motieven tot de con
clusie komen: het is beter, dat wij dit niet doorzetten
en dat wij de aanslagen oninvorderbaar verklaren.
Maar de andere mensen, die minder brutaliteit opbren
gen en die bij ontvangst van een belastingbiljet volgens
een goede gewoonte in ons vaderland menen, dat ze dan
ook moeten betalen, zullen f 20,bij elkaar schrapen
om het bij de ontvanger te brengen. Die gevallen wor
den thans niet geregeld. En het gaat nu juist om die
kleine gevallen. En wanneer de wethouder dan zegt:
Dat zou ons een aanzienlijk of een vrij groot bedrag aan
inkomsten schelen, dan klopt dat niet met zijn mede
deling, dat dit maar een kleine groep is.
Ik heb hier ook helemaal niet gesproken over de
motieven van de Vereniging van Dierenbescherming,
want ik weet niet, of die zonder meer representatief
is voor alle mensen met een laag inkomen, die een
hond hebben. Zij stelt dat die mensen hun hond minder
goed verzorgen, zodat men uit een oogpunt van dieren
bescherming eigenlijk maai' goed doet om er maar aan
mede te werken, dat juist deze mensen hun hond kwijt
raken. Dergelijke motieven spreken mij helemaal niet
aan.
Ik kan mij indenken, dat de progressiviteit, zoals
die in de andere verordeningen, die ik heb genoemd,
bestaat, moeilijkheden zou opleveren. Nu ik begrepen
heb, dat de wethouder niet van plan is om dit voorstel
nog eens te bezien en daar in een volgende vergadering
op terug te komen, zou ik bij amendement willen voor
stellen artikel 8 van deze verordening dusdanig aan te
vullen, dat na het bepaalde onder f wordt gelezen:
g. De belasting is niet verschuldigd voor honden, waar
van de houder een inkomen heeft van minder dan
f 2.100,per jaar, met dien verstande, dat, wanneer
hij meer dan één hond heeft, voor al deze honden nor
maal belasting verschuldigd is. Het gaat n.l. juist om
die éne hond. Wanneer men drie of vier honden kan hou
den, dan kan men naar mijn mening ook de honden
belasting voor die éne hond wel betalen. Dus alleen in
d i e gevallen, dat men één hond heeft, zou ik willen
voorstellen bij dit bepaalde inkomen vrijstelling van
belasting te geven. Dat inkomen is vrij willekeurig.
Ik heb even gedacht aan de hoogte van de A.O.W.-
uitkering en aan de hoogte van de uitkering op grond
van de Weduwen- en Wezenwet. Waarschijnlijk zal dat
bedrag in de loop der tijden wel iets moeten verande
ren, maar wanneer dat nodig blijkt te zijn kan dat al
tijd nog bij wijziging van de verordening geschieden.
Mag ik dit amendement bij U indienen, meneer de
voorzitter
De Voorzitter 1 Ik heb het amendement van de
heer ten Brug nu ontvangen. Hij heeft het zojuist voor
gelezen, maar ik wil het voor alle duidelijkheid nog wel
even herhalen.
Artikel 8 is er niet bij genoemd, maar het zal wel
de bedoeling van de heer ten Brug zijn om in artikel 8
in te voegen: g. waarvan de houder een inkomen heeft
van minder dan f2.100,per jaar, met dien ver
stande, dat, wanneer hij meer dan één hond heeft, voor
al deze honden normaal belasting verschuldigd is.
Het amendement kan dus mee deel uitmaken van de
beraadslagingen. Het is ondertekend door de heren
Mani en ten Brug.
De heer Klynstra: Ik ben waarschijnlijk een even
goede dierenvriend en speciaal hondenvriend als de
heer ten Brug, maar ik ben het helemaal niet met hem
eens.
Ik zou graag het voorstel van het college willen
steunen en de belasting beslist niet lager willen stellen
dan f 20,ook voor de kleine luiden, als ik het zo
maar mag noemen. Dat klinkt misschien heel vreemd
van iemand, die zich ook nog wel socialist noemt, maar
in dit geval ligt de zaak toch wel iets anders, vind ik.
Van de wethouder heb ik gehoord, dat voor de men-