2 kopen van grond, gelegen ten zuiden van de Pot- marge, van H. van der Zee, alhier, en cons.; 2. de raadsbesluiten van 28 oktober 1959: a. tot het aankopen van grond, gelegen in te sane ren stadswijken; b. met betrekking tot het bouwen van 768 systeem woningen in het uitbreidingsplan ,,'t Heech- terp"; 3. de raadsbesluiten van 18 november 1959: a. tot het verkopen van een perceel bouwterrein, gelegen tussen de Julianalaan en de Spinnerij, aan de Staat der Nederlanden; b. tot het afstaan in erfpacht van een perceel bouwterrein, gelegen aan de westzijde van de Vogelkersstraat, aan P. M. Nagelhout, alhier; B. dat zijn ingekomen rapporten omtrent kasopne- ming en controle van de administratie van het Woning bedrijf, de Energiebedrijven en de Markt- en Haven dienst, omtrent de controle van de voorschotkas en de legesadministratie van de afdelingen algemene zaken en interne zaken der gemeente-secretarie en van de politie en de brandweer, alsmede omtrent controle van de legesadministratie van het Bureau Huisvesting en van de afdeling bevolking en militaire zaken der gemeente secretarie; C. dat is ingekomen een besluit van burgemeester en wethouders d.d. 7 december 1959, no. 15985, waarbij aan het park, gelegen ten oosten van de Pasteurweg, in het algemeen aangeduid met de naam Oosterpark, de naam Dr. Zamenhofpark wordt gegeven; D. dat de heer D. Bosgraaf bericht van verhindering heeft gezonden. Deze mededelingen worden voor kennisgeving aan genomen. Punt 2. De aanbeveling van het bestuur luidt als volgt: 1. J. A. Dortland, alhier; 2. F. van der Veen, alhier; 3. W. F. van Eijck van Heslinga, alhier. De heer Dortland wordt met alg. stemmen benoemd. De Voorzitter: Nu de heer Dortland in het bestuur van het N.S.W. is benoemd, in de plaats van de heer Kingma, acht ik het moment aangebroken om even stil te staan bij het feit, dat de heer Kingma gedurende een periode van meer dan 40 jaren lid is geweest van het bestuur van het N.S.W. en dat hij dit lidmaatschap steeds op een voortreffelijke wijze heeft vervuld. Het komt mij voor, dat dit zeer zeker waardering verdient en ik zou dan ook willen voorstellen, dat het college van b. en w. namens de raad aan de heer Kingma zijn hartelijke dank betuigt voor dit langdurige en zeer goed beklede lidmaatschap. De raad gaat hiermee akkoord. Punt 3. De aanbeveling van het bestuur luidt als volgt: 1. W. Kuipers, alhier; 2. drs. J. Bierma, alhier. De heer Kuipers wordt benoemd met 32 stemmen. De heer Bierma krijgt 2 stemmen. Punt 4 (bijlage no. 358). De aanbevelingen van b. en w. luiden als volgt: vacature mevr. D. H. M. Kuperus-Kooij 1. mevr. D. H. M. Kuperus-Kooij, alhier; 2. mevr. A. A. Moulijn-Carsjens, alhier; vacature R. J. Koopal: 1. R. J. Koopal, alhier; 2. J. ten Brug, alhier. Mevr. Kuperus-Kooij en de heer Koopal worden be noemd met elk 33 stemmen( 1 biljet blanco). Punt 5 (bijlage no. 346). De heer K. J. de Jong: Het is mij opgevallen, dat bij dit voorstel gesproken wordt over het gemeentelijk toezicht op het onderwijs in de lichamelijke opvoeding op diverse scholen. Dat zou dus betekenen, dat dit zowel het openbaar onderwijs, als het bijzonder onder wijs omvat. Nu is mijn vraag: is het juist, of betreft dit alleen het openbaar onderwijs? Wanneer het ook het bijzonder onderwijs omvat, dan zou ik willen vra gen, of hieromtrent dan ook met alle instellingen, die we op het gebied van het bijzonder onderwijs hebben, overleg is gepleegd. Ik heb toch de indruk, dat het bij zonder onderwijs vrij is om dit toezicht toe te laten op de instellingen, die het zelf wil. Dat is ook de opini< van de schoolbesturen. In de tweede plaats zou ik willen vragen, of de functie van ambtenaar, belast met dit toezicht, nodig is. Dus of het nodig is om een dergelijke functie tc creëren. Het is met deze instellingen vaak zo, dat wanneer eenmaal een functionaris benoemd is, het ge val uitdijt. Het is dan vaak zo, dat er nog een typiste moet komen en de volgende trap is, dat er nog eer. auto bijkomt. Misschien dat het straks weer zo'n f 50.000,per jaar gaat kosten. Ik heb mij afgevraagd, of dit punt wel eens naar voren gekomen is, toen de heer Kamphuis destijds werd aangesteld. Ik vind het eigenlijk wel noodzakelijk, dat we kunnen aantonen, dat deze functionaris bepaald niet gemist kan worden. Het betreft hier het toezicht op het onderwijs in d>. lichamelijke oefening, dat vrij duidelijk verband houdt met de scholenpositie. Deze positie wijst nog een te kort van meerdere gymnastieklokalen aan. Wij zullen naar mijn mening toch in zeer bijzondere mate hebben te rekenen met de moeilijkheden, waarvoor de over heid staat en we moeten daarom laten schieten wa: niet absoluut dringend noodzakelijk is. Ik heb wel de indruk, dat we hier te maken hebben met een instelling, die we, als het er op aan komt, toch eigenlijk wel kun nen missen. En ik heb dan ook wel enige moeite om het voorstel zo te accepteren. Ik zou daarom van het college graag enige sterke argumenten en nadere mo tiveringen willen ontvangen. De heer Tiekstra (weth.)Als ik het betoog van de heer De Jong in twee elementen deel, dan kan ik allereerst wijzen op de wettelijke kant van dit voor stel, waaronder valt de verhouding tot de besturen van de bijzondere scholen, en in de tweede plaats kan ik vragen: is deze functionaris wel nodig en welke omvang heeft de gemeentelijke taak op dit terrein Nu geloof ik, dat de raadsbrief zich over de bevoegd heid van de gemeentebesturen met betrekking tot dit toezicht in het algemeen duidelijk uitgesproken heeft De Lager-onderwijswet zowel als de Kleuteronderwijs wet verlenen aan het gemeentebestuur dat staat dus in de vierde alinea van de eerste pagina van de raads brief de bevoegdheid om voor het plaatselijk toe zicht gemeentelijke ambtenaren aan te stellen. Reke ning houdend met de inhoud van een ander artikel van de Lager-onderwijswet dient het rijkstoezicht geheel onaangetast te blijven. Nu vraagt de heer De Jong: van welke inhoud is dat toezicht? De gehele onderwijs - wetgeving berust op de vrijheid van het onderwijs en de eigen verantwoordelijkheid van de schoolbesturen Dat betekent, dat deze vrijheid en deze eigen verant woordelijkheid in geen enkel opzicht aangetast mogen worden. Door vaststelling van dit raadsbesluit zal het geen in het verleden ook reeds vanwege de gemeente plaats vond, officieel geregeld worden en verricht wor den door een daartoe door de raad benoemde func tionaris. Dat wil zeggen, dat deze functionaris zich niet begeeft op het terrein van de wijze, waarop het onderwijs gegeven wordt, maar zich uitsluitend ophoudt met de technische voorzieningen. Ik hoop, dat dit de heer De Jong duidelijk kan zijn. Dan de tweede vraag, n.l. de vraag, of er overleg met de schoolbesturen is gepleegd over deze aange legenheid. In dat opzicht kan ik de heer De Jong gerust stellen. Ik wil niet een verschrikkelijk formeel gezicht trekken en gaan zeggen, dat dit overleg niet nodig was. Er is met deze schoolbesturen uitvoerig overleg gepleegd en dat overleg heb ik zelfs persoonlijk mogen leiden. Ik geloof te mogen stellen, dat daarbij dit voor 3 stel aan de schoolbesturen wel duidelijk is geworden en dat in dat opzicht geen enkel misverstand meer mogelijk is. De andere vraag van de heer De Jong dat moet de heer De Jong mij wel ten goede houden komt rijkelijk laat. Ik zeg dit omdat deze post in een van de aan deze begroting voorafgaande begrotingen reeds was uitgetrokken. Ik bedoel hiermede de post voor de inspecteur van de lichamelijke opvoeding. Maar dat was op zichzelf niet zoveel nieuws, want ook voordien werkte er bij een andere dienst een ambtenaar, die belast was met het toezicht op de sportaccommodaties, die eigendom zijn van de gemeente, zodat dus, al be treft het dan een ambtenaar op een ander niveau, ge zegd zou kunnen worden, dat hiermede een bestaande praktijk wordt gecontinueerd. Nu mag men misschien veronderstellen, dat in deze tijd de gemeentelijke be moeienissen met de sport niet zo verschrikkelijk om vangrijk zijn, dat die niet op een min of meer huise lijke manier zouden kunnen worden geregeld, maar ik geloof, dat dat toch een volstrekte miskenning is van de betekenis, die de lichamelijke opvoeding in deze maatschappij behoort in te nemen. Het is nu eenmaal zo, dat de plaatselijke overheid in de gehele ontwikke ling van de sportbeoefening en de lichamelijke opvoe ding een zeer belangrijke taak heeft. Ook kunnen we zien, dat op dit terrein nog grote tekorten en achter standen bestaan. Alleen deswege al geloof ik, dat het helemaal niet een vraag is, of de gemeenten zich ter zake op een goede wijze moeten outilleren. Zeker voor wat de mensen betreft. De heer De Jong vreest nu, dat dit raadsbesluit tot gevolg zal hebben, dat er een soort van uitdijing zal plaats vinden, waarbij dus het apparaat groot en duur zal worden. Het is voor mij de vraag, of dit groter en duurder worden inderdaad, vergeleken bij het verleden, in aanzienlijke mate het geval zal zijn. De taak groeit onvermijdelijk en de kosten zullen op een of andere wijze toch gemaakt moeten worden. Daar komt bij en dat is ook bij de behandeling van het raadsvoorstel tot oprichting van de sportstichting gebleken dat het voor de ge meentelijke commissie voor de lichamelijke opvoeding niet wel mogelijk is dit alles te doen. Maar ik zeg nog eens: hoe het ook zij, op enigerlei wijze zullen deze kosten ergens gemaakt worden in de gemeente-huis- houding. En daarom geloof ik, dat dit voorstel dan ook werkelijk geen nadere motivering nodig heeft. Ik geloof ook, dat de laatste vraag van de heer De Jong rijkelijk laat komt en dat die met dit voorstel alszo- danig weinig van doen heeft. De heer K. J. de Jong: Ik heb met belangstelling de antwoorden van de wethouder gehoord op de vragen, die ik gesteld heb. Ik ben, wat betreft mijn eerste vraag, n.l. of dit voorstel mede omvat het bijzonder onderwijs, wel tevreden gesteld, juist omdat de wet houder gezegd heeft, dat dit uitsluitend technische voor zieningen betreft. En omdat de gemeente deze uit gaven moet voteren ook ten behoeve van het bijzonder onderwijs, zou ik er geen bezwaar tegen hebben om met betrekking tot het technische gedeelte van de controle op de aanschaffingen en voorzieningen toe te laten. Ik geloof ook, dat de overheid de nodige be voegdheid daartoe heeft. Maar die indruk heb ik be paald niet gekregen uit de raadsbrief, want daar wordt juist gesproken over het toezicht op het onderwijs in de lichamelijke oefening. Dat was nu juist de vraag, waarmee ik een beetje zat. Als U dit nu zo concreti seert door te zeggen, dat dit enkel betrekking heeft op de technische voorzieningen en dat die controle tot nog toe op een andere wijze werd toegepast ik stel me voor door openbare werken, of door een ambtenaar daarvan dan kan ik vragen: hebt U daar nu een speciale ambtenaar voor nodig? Tot nog toe ging het ook goed en de controle gebeurde tussen het andere werk door door mensen, die ook goed onderlegd waren. Is nu voor dit werk speciaal een inspecteur nodig? Er zijn toch geen klachten over gehoord? In ieder geval kan ik er nog niet recht toe komen om te zeggen, dat dit een continueren is van wat we gehad hebben; in de plaats van A komt nu B en die doet hetzelfde werk, het wordt alleen een beetje anders gegroepeerd. Ik geloof, dat we door het scheppen van een dienst en het aanstellen van een aparte functionaris, met een eigen bureau en een eigen typiste en wat daar nog achter weg komt (Gelach!) juist het gevaar lopen, dat deze dingen ons een beetje over de vuist lopen. Ik heb met belangstelling van de wethouder gehoord, dat dit toezicht mee zou omvatten de werkzaamheden, verband houdende met de sportstichting. Daar heb ik wel oog voor, want ik meen juist, dat die functionaris destijds ook met dat motief benoemd is en daar heb ben we geen bezwaar tegen gehad. Die sportstichting beoogt een samenwerking tussen de in onze gemeente aanwezige sportorganisaties en de gemeente, om te trachten gezamenlijk de sport tot ontwikkeling te bren gen. Wanneer nu een speciale ambtenaar belast wordt met het secretariaat van die stichting, dan is dat naar mijn mening heel iets anders dan wanneer men een inspecteur aanstelt, die naar mijn mening voor een dergelijke functie, financieel gezien, toch wel een beetje te zwaar ligt. Dus, wat mij betreft, zou ik zeggen, dat wij het over het eerste punt van het bijzonder onder wijs wel eens worden. Daar ben ik wel in bevredigd. Maar wat de vraag betreft, of deze functionaris nodig is in de zin zo die hier voorgesteld wordt, ben ik be paald niet bevredigd. Ik heb de gedachte, dat we dat beter op de bestaande wijze zouden kunnen continu eren en dat het secretariaat van de sportstichting mis schien wel zou kunnen worden vervuld door een func tionaris, die op middelbaar niveau geschoold is. Nu krijgen we iets, wat naar mijn mening financieel zwaar overtrokken wordt en wat, juist doordat het een eigen instelling met een eigen bureau wordt, financieel een beetje te zwaar ligt, vooral wanneer wij onze begro tingspositie daarbij in acht nemen. Dan kan de wet houder zeggen, dat ik dat maar eerder had moeten zeggen, maar we worden nü met dit voorstel gecon fronteerd en we moeten nü zeggen, of we dit zo al of niet kunnen accepteren. Dit is een uitvoering van een zaak, die in het verleden wel eens naar voren gebracht is, maar niet in die zin, dat we geweten hebben, dat dit uit de bus zou komen. Dit is mij te zwaar over laden en ik heb op het moment nog geen vrijmoedig heid om het voorstel te aanvaarden. De heer Tiekstra (weth.): Ik geloof toch werke lijk, dat bij de heer De Jong een zeer groot misver stand bestaat. De heer De Jong gaat dus graag akkoord met het feit, dat er een speciale gemeentelijke functionaris is, die belast is met de taak, die de gemeente heeft met betrekking tot de sportwereld. Maar de heer De Jong heeft er bezwaar tegen, dat deze functionaris tevens de gemeentelijke inspectie op de lichamelijke opvoeding uitoefent. Het is een en dezelfde persoon. Laat ik het zo zeggen: door het uittrekken van de eerste begro tingspost is de taak ontstaan en is de man met deze taak belast geworden. Dit is een formele afronding van datgene, wat deze gemeente-ambtenaar op dit ogenblik doet. En of deze ambtenaar nu opgenomen is in de formatie van de dienst openbare werken, dan wel op het stadhuis zit als zelfstandige functionaris, maakt toch in wezen voor de hele zaak geen enkel verschil. De heer De Jong heeft gesproken over een man op middelbaar niveau. De thans aan te stellen functiona ris bezit met betrekking tot de lichamelijke opvoeding juist de middelbare bevoegdheid en wij mogen dus stellig verwachten, dat deze functionaris bijv. met be trekking tot de inrichting van de gymnastieklokalen en de kwaliteit van de toestellen in deze lokalen des kundiger zal kunnen worden geacht dan de ambtenaar, die daarmede in het verleden belast was. Ik geloof dus, dat er een groot misverstand bestaat bij de heer De Jong. De heer De Jong ziet dit als een volkomen nieuwe functionaris. Dat is niet het geval. Het is zo, dat de taak van deze functionaris wettelijk afgerond wordt. Dat is het enige. De heer Kamphuis wordt daarna met 23 stemmen aangesteld als ambtenaar, belast met de uitoefening van het gemeentelijk toezicht op het onderwijs in de lichamelijke oefening op de scholen voor lager onder wijs, de kleuterscholen en de gemeentelijke school tot opleiding van leidsters bij het kleuteronderwijs in de gemeente Leeuwarden. (Voor 4 stemmen, tegen 1 stem, blanco 6 stemmen.)

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1959 | | pagina 2