6 van een goede, m.i. zelfs verbeterde doorstroming, zou kunnen worden overwogen om een gedeelte Wirdumer- vaart tussen de Pot marge en de begraafplaats te laten vervallen, waarmede tevens de hierover liggende op haalbrug kan vervallen. De Wirdumervaarl kan dan langs de zuidzijde van de begraafplaats in verbinding worden gebracht met de Oude Potmarge. De genoemde demping opent tevens de mogelijkheid van sanering van de bebouwing langs dit gedeelte vaart en van een verbeterde toegang naar de begraafplaats van Huizum. Hoewel het vorenstaande niet direct het standpunt van mijn fractie is, wil ik U toch een voorstel over handigen, luidende als volgt: Ondergetekenden stellen voor om op de kruisingen van de zuidoostelijke ringweg met de Oude Potmarge en de Wirdumervaart geen bruggen te bouwen, maar hiervoor duikers te maken volgens een nader voor de dienst van gemeentewerken te maken plan en dien overeenkomstig het krediet voor uitvoering van de in de raadsbrief van 23 december 1959, bijlage no. 360, genoemde werken te verlagen met f 150.000,en te stellen op f 3.960.359, Het voorstel is mede ondertekend door mijn fractie genoot de heer Spiekhout. Hierbij wil ik het in eerste instantie laten. De heer Heidinga: Wat betreft die bruggen over de Potmarge en de Wirdumervaart, daarover is ook in onze fractie gesproken. Ook wij waren de mening toegedaan, dat wij het standpunt van de wethouder hierover nader zouden moeten horen. Het leek ook ons toe, dat het voor de gemeente voordeliger zou zijn en dat het niet minder fraai zou kunnen zijn, wanneer daar een duiker gemaakt werd. Dus wat dat betreft, geloof ik, dat er in onze fractie wel ongeveer gedacht wordt zoals het voorstel van de heer Bootsma luidt. Dan hadden we bovendien nog een ander punt, waar over we graag een inlichting zouden willen. En dat is over het voltooien van de Julianalaan. Het is ons, in ieder geval mij persoonlijk, niet helemaal duidelijk. Er wordt nu voorgesteld om van de Julianalaan de vent- wegen enz. aan te leggen. Deze liggen, zover mij be kend, in een gedeelte van het uitbreidingsplan, waar op nog geen goedkeuring van ged. staten is verkregen, terwijl bovendien tegen dit gedeelte van het uitbrei dingsplan enige bezwaarschriften zijn ingediend. Het zal misschien wel een domheid van mij zijn, maar ik begrijp niet hoe dat nu de raad kan passeren, terwijl die zaak nog niet afgedaan is. Ik wou toch graag weten hoe dat zit. En dan de verandering van het tracé van de rond weg vanaf de Groningerstraatweg tot de Dokkumer Ee. Ik lees in de raadsbrief: „Het tracé van dit ringweg gedeelte wijkt enigszins af van het tracé, zoals dit door Uw raad is vastgesteld in het uitbreidingsplan 't Ielan". En dan deze zin: „Deze wijziging was nodig om enige minder gewenste bochten in deze belang rijke weg te voorkomen". Ik vraag mij af: wie wenst deze verandering? „Minder gewenst" staat hier; door wie werd dat minder gewenst? Ik meen mij te her inneren, dat de kop van die rondweg op de Lekkumer- weg zeker al lang voor de oorlog daar lag. Ik meen ook, dat dat tracé al een keer eerder vastgesteld is. Hoe kan anders die weg daar in beginsel al liggen? Bovendien is later dat uitbreidingsplan in hoofdzaak in de raad geweest. Door de raad is aanvaard, dat die weg tussen de opening tussen de Geraniumstraat en de Valckenaerstraat doorliep. En nu krijgen we plot seling weer een plan, volgens hetwelk drie praktisch nieuwe huizen bij de Valckenaerstraat en daar vlak tegenover zullen moeten worden afgebroken. Dan vraag ik mij af: hoe komen we daar nu aan? Bovendien is het zo, dat de brug over de Dokkumer Ee nu een veel mindere brug wordt als die, welke in het uitbreidings plan, zoals wij dat toen hadden aangenomen, is ge projecteerd. Het is nu een brugdek met een vorm van een parallelogram. Het zal zijn weg ook wel vinden, maar nee, bepaald mooi is het niet. Ik wou toch wel graag weten hoe we daaraan komen. En dan heb ik eigenlijk nog een vraag. Waarom zijn byv. de Goudsbloemstraat en de Goudenregenstraat niet direct op de rondweg aangesloten Dan zou daar nog wat bebouwing mogelijk zijn. Er is hier in de stad een grote behoefte aan terreinen voor de bouw van een gezinswoningen. Achter de Bijenhofstraat zou misschien nog een straatje kunnen komen. Er blijft dan een 70 a 80 meter bouwterrein over, dat zeer geëigend is voor eengezinswoningen. Wanneer die straten nu met dat stuk rondweg werden meegenomen, dan zou daar weel een gelegenheid ontstaan om de woningbouw te be vorderen. De hear Santeina: Ek üs fraksje is tige bliid, dat oan de plannen, dy't wy yn de rin fan dit jier oan- nommen hawwe, nou al sa gau gefolch jown wurde sil. En dat foaral, omdat üs ek yn de rin fan dit jier gauris frege is foaral fan de kant fan de yndustry üt it easten fan de stêd hwannear't dy südeastlike rounwei der ris komme sil. As sadanich binne wy dus tige bliid. Ik wol noch wol efkes herhelje, dat ik troch tiidgebrek dy hiele dikke portefeuille net bisjen kin nen haw. Mar dy biswierskriften, dy't de stik of trije, fjouwer biwenners fan de Julianaleane oan de Steaten rjochte hawwe en der't wy de ütslach noch net fan witte, spylje hjir dochs nei myn idé wol in rol. Stel. dat de Dippetearre Steaten dy biswierskriften yn skikke; it soe der fan komme kinne, dat dat diel far de rounwei dan in profyl kriget, dat öfwykt fan it oare diel. Ik bin der lykwols wol foar, dat, hoe't dai dan ek ütfalle mei, dit greate plan fan b. en w. troch- giet. Sa't ik sei, ik haw dy tekeningen net allegearre bi sjen kinnen, mar ik haw dochs de hope, dat ek op dy trije of fjouwer brêgen, dy't hjir projektearre binne. noch in pear kunstwurken oanbrocht wurde sille. Op sokke geweldige bidragen moatte wy yn alle gefallei krekt as by de fémerk, dit net forjitte. Ik soe der tige by b. en w. op oanstean wolle. De heer Van der Schaaf (weth.)Ik wil graag be ginnen met dank te zeggen voor de waardering, die i uitgesproken voor de punten, waarmee de verschil lende raadsleden zich hebben kunnen verenigen. Het is dus nu zo als ik ook even de raadsbrief mag volgen dat ten aanzien van de Julianalaan nog een kwestie is overgebleven, die door de heer Heiding;i is aangesneden. Deze vraagtwil mij nu eens uit leggen hoe het kan, dat voor een gedeelte van het uitbreidingsplan, waaraan tot nog toe geen goedkeu ring is verleend, toch een plan wordt opgesteld. Nu is dat alleen maar in schijn een zekere tegenstelling. Het feit is, dat ged. staten aan het uitbreidingsplan 't Nijlan, dat werd uitgebreid met een stukje van de Julianalaan, op dit punt nog geen goedkeuring hebben verleend. Dat neemt niet weg, dat op het moment, dat dit werk tot uitvoering zou kunnen komen, die goed keuring wel eens aanwezig zou kunnen zijn en daarom hebben wij gemeend dit plan zo aan de raad te moeten voorleggen, opdat, wanneer straks de goedkeuring ei komt, wij niet opnieuw bij de raad behoeven te ver schijnen met een zeer incidenteel en klein plannetje. Ik moet daar wel aan toevoegen, dat, wanneer binnen kort een beslissing zou afkomen van ged. staten, waar bij het uitbreidingsplan, zoals de raad dat heeft vas' gesteld met inbegrip van het tracé van de Julianalaan. niet zou worden goedgekeurd, dat uiteraard op dit werk terugslaat en dat dan een wijziging zou moeten worden ingediend, want wij kunnen dit werk natuur lijk niet gaan uitvoeren in strijd met het uitbreidings plan. Daarom moet men dit voorstel dus zien als een poging van het college om het plan (overigens in ovei eenstemming met het meerderheidsbesluit van de raad, laten we dat wel even vaststellen) zo aangenomen te krijgen, in de hoop, dat, wanneer straks het moment van uitvoering daar is, ook de beslissing van ged. sta ten zo zal zijn. Nu zitten we nog met een aantal eigen domskwesties. Er is een drietal bezwaarschriften bij ged. staten ingediend tegen het afnemen van gedeelten van voortuinen. Zolang wij die grond niet hebben, zul len we daarop natuurlijk niet het werk kunnen uitvoe ren. Wanneer men de tekening nauwkeurig beziet dan blijkt ook, dat het geprojecteerde trottoir tegen een muur van een voortuin aanloopt en daar voorlopig hall houdt. De bedoeling is om met een nood-oplossinkje daar een tegelbreedte van ongeveer een meter- te ma ken, zodat het lopende verkeer toch kan doorgaan Maar wanneer, zoals wij met de meerderheid van Uw raad hopen, het plan uiteindelijk toch wordt goedge keurd zoals de raad het heeft vastgesteld, dan zullen we die voortuinen moeten onteigenen, als aankoop niet mogelijk blijkt. De heer Bootsma heeft er al op gewezen, dat ook de wijziging bij het van Miereveltplantsoen toch rekening houdt met de onzekerheid, die bestaat ten aanzien van de goedkeuring van het uitbreidingsplan. Overigens is het niet urgent en ik heb daar bij de behandeling van het voorstel tot vaststelling van het uitbreidings plan ook al op gewezen wij maken niet al te veel haast met het aanbrengen van de bajonetaansluiting bij het van Miereveltplantsoen, hetgeen dus in overeen stemming is met het gevoelen van de raad. De heer Bootsma gaat dan over tot het punt, be treffende het maken van bruggen over de Oude Pot marge en de Wirdumervaart. Hij brengt hiertegen be zwaren in en zelfs heeft hij een voorstel ingediend. Het voorstel is deze bruggen door een goedkopere op lossing te vervangen. Het is misschien goed, dat ik ter inlichting van de raad even enige cijfers meedeel. De kosten van de brug over de Oude Potmarge zijn geraamd op f 78.000,en ik heb laten navragen wat het aanbrengen van een duiker met een dam in de Oude Potmarge zou moeten kosten. Dat beloopt een bedrag van f 32.000,Dan moet ik daar bij zeggen, dat dat de meest eenvoudige oplossing is, waarbij dus het talud van de weg gewoon doorgaat en alleen een klein rondje wordt gemaakt op de hoogte van de dui ker. Dat is dus de meest eenvoudige oplossing. Door verfraaiing van de duiker, vooral van het zij-aanzicht, kan men ook nog wel wat geld kwijtraken, maar ik dacht deze cijfers maar aan de raad over te leggen. De kosten van de brug over de Wirdumervaart worden geraamd op f207.000,terwijl de kosten van een duiker in zijn goedkoopste vorm op deze plaats, kunnen worden gesteld op f68.000,—. De heer Bootsma heeft, omdat ik hem deze cijfers in de loop van de dag al had kunnen geven, daar een calculatie op gebouwd, en heeft gezegd: dat geeft een besparing van f 185.000,—waar van hij dan nog weer aftrekt de kosten van enig ver- sieringswerk, het maken van een leuning enz. Op deze wijze zou er dan een besparing overblijven van f 150.000,een cijfer, dat naar mijn mening de fei telijke situatie wel zodanig juist benadert, dat we dat in deze discussie wel kunnen aanhouden. Nu wil ik eerst even spreken over de merites van de voorstellen zelf, n.l. over het verschil tussen een brug over deze beide wateren en een duiker daarin. Het college staat op het standpunt, dat het aanbrengen van een brug om verschillende redenen de voorkeur verdient. Een brug geeft vooral in het beeld van het landschap in dit stadsgedeelte een ik wil niet over drijven duidelijk beter resultaat dan een duiker. Wanneer men zich de brug over de Wirdumervaart zo denkt, dat het water in zijn volle breedte onder die brug doorgaat en na het passeren van de weg ook weer meteen zijn volle breedte heeft, dan heeft men daar dus een aanzicht op, dat duidelijk een brug aangeeft. Ik wil daar nog bij vermelden, dat men bij de studies, die over het uitbreidingsplan voor dit gedeelte der ge meente zijn gemaakt, aan deze beide oude historische waterwegen een functie heeft toegedacht. Deze water wegen zullen, zoals de zaken er nu voor staan, niet worden gedempt, maar zij zullen een functie krijgen te vervullen als een soort watersingel, die in het open bare stadsbeeld de functie van passieve recreatie heeft. Bovendien krijgen deze waters nog een nevenfunctie en wel die van waterberging bij overstort uit de riolering. Wanneer wij straks onze riolering gereed zullen heb ben, dan is het de bedoeling, dat die zodanig wordt ingericht, dat er bij het vallen van veel hemelwater een overstort op het openbare water plaats vindt. Dan moet er ergens een gelegenheid aanwezig zijn, waar dat water kan worden geborgen. Daarvoor worden in sommige uitbreidingsplannen, waar geen water is, vijvers gemaakt, die dat water kunnen bergen. Hier hebben wij water aanwezig en we hebben dat water 'naai enigszins uit te diepen en mogelijk hier en daar nog iets te verbreden, en we hebben eenzelfde effect te verwachten. Deze functie is dus aan deze wateren toegedacht. Nu kan men zeggen, dat zulks ook wel mogelijk is wanneer men een duiker zou aanbrengen. Daar kan ik misschien niet zoveel tegen in brengen. Naar mijn persoonlijke mening, maar dat is ook de mening van het college en van onze diensten, dat wil ik er apart bij vermelden, zal een brug het hier echter beduidend beter doen dan een duiker. Nu rijst de vraag, of men dit kostenverschil daar voor over zal hebben. Ik wil nog een kleinigheid vermelden, dat misschien op dat kostenverschil van f 150.000,nog van invloed kan zijn. Wanneer men daar een duiker met een dem ping met zand gaat maken, dan moet men rekenen op nazakkingen. Daarom zou een dergelijke duiker dan ook moeten worden uitgevoerd met een bestrating en niet met een asfaltdek. Men krijgt daar dus naar mijn stellige mening, ook nog nakosten. Men zal deze na- zakking nog enige malen moeten aanvullen en opho gen, wat bij het maken van een brug natuurlijk niet het geval is; die brug staat daar en verzakt niet. En laat ik er ter ondersteuning van mijn betoog nog iets bij vermelden. Volledigheidshalve wil ik dat niet ver zwijgen. Het gevaar bestaat, dat men bij toepassing van een duiker in de dode hoeken, die er dan tussen de wal en de duiker ontstaan, drijf vuil krijgt, wat bepaald een lelijk gezicht kan worden. Men ziet soms in de grachten ook al, dat zich in de z.g. dode hoeken drijf- vuil verzamelt, wat bepaald lelijk is. En nu kom ik tot een beetje moeilijk chapiter, maar ik moet het toch aan de raad voorleggen. Wij hebben, in overeenstemming met het gevoelen van Uw raad, getracht deze voorstellen in een enigszins geforceerd tempo klaar te krijgen. De plannen voor wegaanleg zijn daarom niet door eigen dienst gemaakt, maar door de Grondmij. De plannen voor de bruggen zijn ont worpen door enkele ingenieursbureaux. De bedoeling daarvan was om deze plannen zo tijdig gereed te heb ben, dat zij nog zouden kunnen meespelen bij de ver deling van de gelden, die voor de verbetering van aller hande structuurverbeterde werken in het noorden be schikbaar komen. Wij hebben nu met medewerking van de provinciale autoriteiten deze plannen reeds daarvoor aangemeld en wij kunnen nu aannemen, dat deze plan nen, die voorzien zijn van een gunstig provinciaal ad vies, in elk geval in aanmerking komen voor het toekennen van gelden. Nu dreigt er een groot gevaar. Wanneer wij de plannen voor het maken van de brug gen zouden terugnemen en we zouden bij de instanties, waar de plannen al zijn ingediend, zeggen: deze plan nen moet u maar als niet-ingediend beschouwen, en we zouden over enige maanden met remplacantplannen komen, dan is de kans groot, dat dan het gehele plan voor de aanleg van de zuidoostelijke rondweg een te brokkelig geheel gaat worden in de ogen van degenen, die dat hebben te beoordelen. Wij hebben ons dus tot het uiterste ingespannen om dit te doen meespelen bij de verdeling van de gelden, die voor 1960 beschikbaar zijn gesteld en met de hand op mijn hart wil ik zeggen, dat ik de kans heel groot acht, dat de plannen op deze manier in een stadium worden gebracht, waardoor ze naar achteren zullen worden geschoven. Ik wil me daarbij niet verhelen, dat dit een argument is, dat voor de raad niet gemakkelijk te verteren is. Het argu ment moet de indruk maken, alsof wij van onze kant de raad onder pressie willen zetten en dat is iets, wat eigenlijk niet behoort voor te komen. Maar aan de andere kant is het zo, dat wij de raad onjuist zouden inlichten, wanneer we dit niet zouden mededelen. En daarom lijkt het mij toe, dat het voorstel, dat de heer Bootsma heeft gedaan, bedenkelijke gevolgen zal heb ben wanneer dat zou worden aangenomen. Nu wil ik dus volgaarne toegeven, dat dit een argument is, dat ons eigenlijk niet ligt, maar wij moeten ons afvragen wat het meeste resultaat en de beste kansen geeft om dit werk zo spoedig mogelijk tot realisering te bren gen. En dan geloof ik, dat we het in een andere rich ting moeten zoeken dan het voorstel, dat de heer Boot sma gedaan heeft. Ik zou het eigenlijk graag zo ge steld willen zien, dat de raad, gezien de situatie, waarin wij op het einde van dit jaar verkeren, met een groot programma van werken voor ons, waarvoor kansen komen in 1960, zou zeggen: laten wij het nu maar aannemen zoals het is voorgesteld. Ik kan dan wel de toezegging doen, dat het college wil aftasten, of het mogelijk is, dat deze plannen nog worden vereenvou digd zonder dat zulks de kans op een spoedige reali sering in gevaar brengt. Overigens zal in deze verga-

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1959 | | pagina 4