8 dering eerst een antwoord moeten worden gegeven op de vraag, of de raad van gevoelen is, dat de twee bruggen moeten worden vervangen door duikers. Wan neer deze vraag bevestigend wordt beantwoord, zou het college dus bereid zijn om te onderzoeken, of het voldoen aan deze uitspraak van de raad zonder ern stige gevolgen van vertraging zou kunnen blijven. En ik wil in deze omstandigheden daarom een beroep doen op de heer Bootsma om te overwegen, of hij niet tot intrekking van zijn voorstel zou kunnen besluiten. Ik ben mij er van bewust, dat ik daarbij een zware wissel trek op zijn gevoel m.b.t. de rechten van de raad, een gevoel, dat overigens bij zeer vele raadsleden waar schijnlijk aanwezig zal zijn. Ik meen echter, dat ik dat kan doen omdat het belang van onze gemeente hier op zo'n ingrijpende wijze mee gemoeid kan zijn. Bij de repliek zal de heer Bootsma zich over deze suggestie wel willen uitlaten. De heer Bootsma heeft vervolgens een suggestie ge daan t.a.v. de aansluiting van de Wirdumervaart op de Oude Potmarge. Ik kan wel zeggen, dat die sug gestie ook al bij de dienst van openbare werken aan wezig was, omdat men daardoor een betere circulatie kan krijgen, vooropstellende de gedachte, dat de wa tersingels in dit uitbreidingsplan nog een functie zullen behouden. Ik kom nu bij de heer Heidinga, wiens vraag t.a.v. de Julianalaan ik al heb besproken. De tweede vraag van de heer Heidinga was: wilt u ons nu eens uitleg gen, waarom het tracé van de noordelijke rondweg anders gekozen is dan dat van het uitbreidingsplan zo als dat door de raad is vastgesteld? Ook in dit geval hebben wij weer moeten ondervinden, dat de zelfstan digheid en de autonomie van de gemeente in deze tijd toch op een aantal belangrijke punten beslist wel pro blematisch zijn. U kent de kwestie waar het om gaat. Om een redelijk goede brug over de Dokkumer Ee te krijgen was daar een flauwe S-bocht in de weg ge maakt. Bij de voorbesprekingen, die wij in de loop van deze zomer met ged. staten hebben gehad, is met grote klem naar voren gebracht, dat die S-bocht uit de te projecteren weg moest verdwijnen. En dat werd daar zelfs zo sterk gesteld, dat men dan maar de Dokkumer Ee zou moeten vergraven om toch een bruikbare brug te krijgen met een tracé zonder die flauwe S-bocht. Wij hebben na het doormaken van verschillende gemoedsbewegingen in de loop van de zomer als college besloten dit te nemen. De motieven daarvoor waren deze. Wanneer we daaraan niet zouden hebben voldaan zouden wij thans op geen stukken na zover zijn geweest als we nu zijn. Immers, wij wachten nog op de goedkeuring van het uitbreidingsplan 't Ielan. Ik kan u wel meedelen, dat de beslissing daar omtrent zeer aanstaande is en dat die zo goed als zeker gunstig zal zijn. Maar wanneer wij indertijd niet hadden gezegd, dat wij de wijziging van dit tracé van de weg van de provincie overnemen, dan hadden we eind december een afkeuring van dat uitbreidingsplan kunnen verwachten, met het gevolg, dat wij de wijzi ging toch zouden moeten accepteren. Daarna zou het nog wel een half jaar moeten duren, voordat wij een gewijzigd plan aan uw raad zouden kunnen voorleggen. Hier is dus duidelijk aanwijsbaar, dat wij door deze wijze van doen, die het college van b. en w. allerminst heeft bevredigd, dat kan ik zonder scrupules zeggen, toch een tijdwinst van minstens een half jaar hebben be haald. Dat ter bevrediging van de heer Heidinga. Het is juist, dat enige huizen in de buurt van de Lekkumerweg zullen moeten sneuvelen, maar dat is niet anders. Dat moeten wij nemen. Uiteindelijk is er toch nog een lichtpuntje te vermelden, n.l. dat we nu een weg krijgen, waarin die S-bocht niet is opgeno men. Thans is ook zo goed als zeker, dat de Dokkumer Ee niet behoeft te worden vergraven, omdat daarover een brug met schuine klap kan worden gemaakt, met ik meen 17 graden scheefte, of schuinte, of hoe ik het maar noemen moet. Wanneer die brug straks ten hemel is gerezen zal dat een beetje bizarre indruk maken, maar technisch is het wel uitvoerbaar, zodat we dit dus nog kunnen accepteren. Hiermede heb ik volledig uit de doeken gedaan hoe deze zaak zich heeft ontwikkeld. Wij menen, dat wij in deze goed gehandeld hebben en wij vragen hierover dan ook in goed vertrouwen de goedkeuring van uw raad. De heer Heidinga heeft verder enige vragen gesteld. Hij vroeg waarom nu niet meteen de aansluiting van de Bijenhofstraat e.d. op de rondweg in dit plan zijn meegenomen. Het antwoord daarop kan kort zijn. Het uitbreidingsplan was nog niet goedgekeurd. Wij wisten wel, dat het tracé van de rondweg, zoals wij het heb ben geaccepteerd, de goedkeuring van ged. staten had, maar of het stukje uitbreidingsplan, dat voor het ge bied tussen de rondweg en de Bijenhofstraat zou moeten worden ontworpen, ook meteen zou zijn goed gekeurd, daaromtrent hadden wij geen zekerheid. Dit is een stukje uitbreidingsplan, dat nog moet worden gedetailleerd; dit kon niet worden meegenomen. Ik heb hiermee de heren Bootsma en Heidinga beantwoord. En nou haw ik noch in pear fragen fan de hear Santema to biantwurdzjen. Foarsafier dizze slaen op de biswierskriften, dy't fan biwenners fan de Juliana leane ynkommen binne, bin ik al klear, mar nou noch de fraech oer kunstwurken op de kunstwurken. It spyt my en it wurd wol my hast net oer de lippen mar dizze brêgen binne sa kloek en sa sunich moog- lik opset en der is wier gjin forsiering by; dat hawwe wy net oandoarst. Ik hoopje, dat de hear Santema mei de hear Bootsma dit forskilpunt wol ütmeitsje sil; ik stean der dan krekt tusken yn. Dus dér is net op rek- kene wurden. Ik zou het hierbij in eerste instantie willen laten en aan de heer Bootsma willen verzoeken zijn voorstel terug te nemen en in te ruilen voor de toezegging, zo als ik die heb gedaan. Mocht het voorstel worden ge handhaafd, dan ontraadt het college de aanvaarding van dit voorstel. De heer Tiekstra (weth.): Het lijkt mij goed, da: ik in verband met de techniek van de verzorging van de financiering dezer projecten toch ook een enkele opmerking maak, omdat mij evenzeer als de heer Van der Schaaf de vrees bekruipt, dat door aanneming van het voorstel van de heer Bootsma iets zal worde veroorzaakt, dat in de gehele ontwikkeling van de infra-structuur van onze gemeente door de raad be paald niet gewild zou worden. Het is de raad bekend, dat het college het grote pro gramma met een omvang van, uit mijn hoofd gezegd een 7678 miljoen gulden al spoedig heeft aanvaard. Uiteraard vormen de voorstellen, die aan de raad zijn voorgelegd, een zeer belangrijke factor in de verbete ring van de infra-structuur. Ook in de raadsbrief staa' dat de daarvoor benodigde financierings- en dekkings middelen de gemeente volstrekt ontbreken. Dat bete kent dus, eenvoudig geredeneerd, dat niet anders dan met rijkshulp de uitvoering van die werken kan wor den verzorgd. Dat betekent, naar mijn overtuiging, tegelijkertijd dat, zo het voorstel van de heer Bootsma tot uitstel zou leiden, men het ernstige gevaar loopt van juist de boot te missen. En dat is uiteraard in het totaal van de verbetering van de infra-structuur niet wat de raad wil. Ik moge er op wijzen, dat wij dit alles nog hebben kunnen doen op de begroting van 1959. Wil men deze werken tijdig aanmelden, dan moei men formeel beschikken over een volledig raadsbesluit Het is wel duidelijk, dat, wanneer het voorstel van de heer Bootsma zou worden aangenomen en dat h het ernstige van het geval de raad dus op hetzelfde ogenblik zou besluiten tot verlaging van het krediet, zoals de heer Bootsma gevraagd heeft, het college geen enkele bevoegdheid heeft om een ander plan in te dienen. Niet alleen, dat de technische voorbereiding hiervan vertraging ondervindt, maar het betekent ook. dat het plan formeel niet als een volledig raadsbesluit kan worden voorgedragen. Immers, wij beschikken op dit moment ook nog niet over een begroting 1960. Ik waarschuw dus wel tegen het feit, dat de mogelijke vertraging veel groter zal zijn dan de heer Bootsma kan veronderstellen. Ik wil dan toch nog wel even globaal een enkel cijfer noemen, waarbij ik vooropstel, dat het bepaald niet zo is, dat door aanneming van het voorstel van de heer Bootsma voor andere projekten in de gemeente Leeuwarden meer middelen beschikbaar zouden komen. Dat is niet zo. Nu kan men ook zeggen, dat op het totaal toch een bezuiniging wordt bereikt. 9 Akkoord, dat moge zo zijn. Maar dan wil ik er op wij zen, dat dit op zichzelf misschien respectabele bedrag van f 150.000,op het totaal van die 76 miljoen een gering bedrag uitmaakt. De jaarlijkse lasten kunnen globaal worden gesteld op f 10.500,Ik zou daarom toch wel aan de heer Bootsma willen verzoeken zijn voorstel stellig in deze vorm niet te handhaven, want juist door verlaging van het krediet ontneemt hij aan het college elke mogelijkheid om dit zo spoedig mo gelijk door te zetten. In deze vorm zou ik het voorstel dus stellig niet willen handhaven. Ik zou graag willen bepleiten, dat het college het volledig voorgestelde krediet inderdaad krijgt toegestaan, opdat wij met dit krediet kunnen doorwerken. Wanneer dan tijdens de behandeling blijkt, dat deze wijzigingen inderdaad zon der bezwaren kunnen worden aangebracht, dan wil ik hetzelfde doen wat de heer Van der Schaaf ook terecht heeft gedaan, n.l. dat wij dit dan gaarne zullen over wegen. Ik herhaal met grote nadruk, dat het ook voor het college geen plezierige situatie is, maar dit is nu eenmaal de gebruikelijke methode bij de uitvoering van deze werken. Men wordt gemakkelijk in een dwang situatie gemanoeuvreerd. Ook dat ervaart het college bij herhaling. Ik geloof echter, dat men voor deze kei harde werkelijkheid oog moet hebben. Ten bate van een op zichzelf gering bedrag mag niet een grotere schade worden veroorzaakt. En dat zeg ik met grote ernst, want zulks is stellig niet de bedoeling van de heer Bootsma. De heer Bootsma: De bestrijding van mijn voorstel, zowel van de zijde van de heer Van der Schaaf, als van de heer Tiekstra, zet mij inderdaad wel onder sterke druk. Het is dan ook niet met vreugde ik heb van avond al enkele malen het woord vreugde gebruikt dat ik toch zonder meer niet kan zeggen: ik trek dit voorstel in, want hier zitten inderdaad voor mij als raadslid nog wel enkele punten aan, waarom ik zeg: dit moet toch ook wel eens een keer gezegd worden. Ik behoef over de Julianalaan uiteraard niet te spre ken, daar zijn we het voldoende over eens. Maar de kwestie, waar het hier over gaat, n.l. of de twee brug gen door duikers moeten worden vervangen, wil ik nog eens apart onder de loep nemen. En dan is het wel zo. dat wij over de uiteindelijke besparing, die hier in zou kunnen zitten, geen verschil van mening hebben. Het zijn cijfers, die door de wethouder zelf zijn ver strekt. Dan komt de wethouder Lot de redenen, waarom bruggen zouden moeten worden geprefereerd boven duikers. En dan is het eerste punt, dat met het maken van een brug in het beeld van het landschap een beter resultaat zal worden verkregen dan met een duiker. Ik meen dat te moeten bestrijden, omdat deze bruggen ten enenmale in wezen niet meer als brug worden ge zien. En zeker niet van de weg af; de weg gaat onge stoord over deze bruggen door. In wezen zijn deze bruggen ook al niet anders dan ruim opgezette dui kers, en zeker die over de Oude Potmarge. Wanneer men dit zou willen zien moet men ze zien vanaf het water en dat is hier ten enenmale uitgesloten, want de hoogte is te gering om daar nog anders dan met een kano in te kunnen varen. Zwemmen in deze sloten zal ik een ieder voorlopig maar afraden. Vanaf het land, of een daar te maken plantsoen, zou hier nog een blik op geworpen kunnen worden, maar dan meen ik te moeten stellen, dat zeker de brug over de Oude Potmarge met zijn dode rechte betonnen vleugels geen verfraaiing van het landschap zal geven. Ook niet wan neer daar een van de kunstwerken, die de heer San tema graag zou willen zien, op geplaatst werd. Dan kan men die beter zonder meer in het groen zetten. De studies over het uitbreidingsplan zijn ons uit de aard der zaak niet bekend. En nu zegt de wethouder, dat daarin aan de waterwegen een functie is toege dacht. Daar kan ik voor gevoelen en ook bij de opzet, zoals ik die meen te moeten verdedigen, blijft dit water als water bestaan. Misschien dat daar wel iets aan bij geschaafd zou kunnen worden wat het tracé van de vaarten betreft. Een recht gedeelte zal misschien krom worden en er zal eens een verbreding in komen; dat verhoogt alleen het aantrekkelijke van deze water partij. Dat is ook met de oplossing met duikers zonder meer mogelijk. En ook wat de kwestie van de water berging bij het overstorten van de riolering betreft, zullen deze waterpartijen ten volle aan de hun toe gedachte functie kunnen voldoen. Over dit punt ver schillen wij dus uiteraard van mening en dat is op zichzelf helemaal niet erg; dat is zelfs gezond. Wanneer we er altijd precies eender over zouden denken, dan is het zout van het brood af, zegt men wel eens. Als bijkomstigheid noemt de heer Van der Schaaf dan nog de mogelijkheid van nazakkingen boven deze duikers. Die kans zit er inderdaad in, maar die na- zakkingen zal men niet alleen aantreffen ter plaatse waar deze duikers zouden komen, maar die krijgt men op elke kruising met een oude sloot, of een greppel, of een laagte in het land. Nu wil ik niet beweren, dat de grond daar even slecht is, maar ik behoef maar even te wijzen op het gedeelte rondweg, dat al klaar is tus sen de Groningerstraatweg en de Potmarge; U weet allemaal wel hoe het daar heel vaak mee gaat. De grond in onze gemeente is nu een keer niet vast. Wij hebben hier geen rots en u zult zeker in al deze stre ken met enkele nazakkingen hebben te kampen. Ik vind dus helemaal niet, dat we daar nu direct voor moeten bezwijken. Het gevaar van drijfvuil in dode hoeken kan inderdaad bestaan, maar ik ben toch ook van oordeel, dat, wanneer deze waterpartijen niet regel matig worden schoongehouden, het dan overal een ver vuiling geeft. En wanneer in die dode hoeken een be groeiing zou ontstaan met wat riet of iets dergelijks, dan zou dat gevaar wel minder worden. Die begroeiing zou dan nog kunnen meewerken tot verlevendiging van het landschap. Dan komt de heer wethouder met de kwestie naar voren, die bij het college eigenlijk wel het zwaarst weegt en waarvoor ik ook inderdaad wel een open oog heb, omdat wij maar al te vaak in dit schuitje terecht gekomen zijn. Wij zitten n.l. in een dwangpositie. Er is in een geforceerd tempo aan de plannen gewerkt en het college prijst zich gelukkig, dat die plannen nog te elfder ure zijn ingediend. Ik heb in mijn eerste be toog ook daarover mijn vreugde uitgesproken en ik vind het op zichzelf aangenaam, dat zulks gebeurd is. Maar dan komt die andere kwestie naar voren. Wan neer n.l. het voorstel, zoals ik dat hier op tafel heb gelegd, wordt aangenomen, zouden deze plannen niet enige maanden, maar misschien een jaar of nog langer worden vertraagd en dat is nou eigenlijk een punt, dat mij steekt. Het komt maar al te vaak voor, dat, wan neer een plan wordt ingediend en door de raad met be schikbaarstelling van de nodige gelden wordt aange nomen, een instantie (ik zeg een instantie, want men weet tenslotte niet meer bij welke instanties dit alle maal terecht komt) daar dan zonder meer een streep door zet en zegt: die raad in Leeuwarden mag er over denken zoals hij wil, maar dat plan achten wij niet urgent, ergo: hier worden geen gelden voor uitgetrok ken en het gaat niet door. Ik behoef in dit verband maar even te noemen de beruchte Spoorsloot, waar in de Kerstdagen opnieuw weer ellende beleefd is, dan weten we allemaal wel genoeg. En juist die dingen gaan je een keer vervelen. Uiteindelijk komt het dan zo ver, dat men zegt: hier sta ik en ik kan niet anders. Dat is dus zo de eerste gedachte, die naar boven komt, wanneer er van uw zijde aandrang op wordt uitge oefend om over te gaan tot het intrekken van dat voorstel. Het verheugt mij overigens, dat de wethouder ook noemt, dat de mogelijkheid van aansluiten van de Wir dumervaart op de Oude Potmarge enz. ook is over wogen. Wat daar precies van terecht komt, kan ik op het ogenblik verder wel onbesproken laten, want in wezen is dat niet aan de orde. Van mijn kant was het alleen bedoeld als een suggestie, misschien met op de achtergrond het idee vandan hollen we later niet weer achter de plannen aan, maar gaan we er nu eens een keer aan vooraf. De wethouder van financiën heeft dan nog even het woord „infra-structuur" en alles wat daar mee annex is naar voren gebracht. Daarmee heeft hij eigenlijk een beroep gedaan op het verantwoordelijkheidsgevoel van de raad. Ik ben persoonlijk van mening, dat, wan neer wij vanavond zouden besluiten om in de plaats van bruggen duikers te maken, zulks heus niet zo'n groot oponthoud behoeft te betekenen, mits er ook

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1959 | | pagina 5