RAADSVERGADERING ondergetekenden stellen de raad voor aan G. A. Hei doorn, architect te Leeuwarden, opdracht te verlenen tot het maken van een schetsplan voor een nieuw ge meentelijk ziekenhuis te Leeuwarden, na goedkeuring van dit schetsplan door de raad tot het maken van het besteksklare plan met bijbehorend bestek en kosten raming, genoemde Heidoorn te belasten met de directie en het toezicht tijdens de bouw van het gemeentelijk ziekenhuis. Het gaat dus voor of tegen dit voorstel. Het voorstel wordt aangenomen met 27 tegen 9 stem men (tegen stemden de heren J. de Jong, mr. Van der Schaaf, Heidinga, Jongbloed, mr. Keuning, Balt, Klgn- stra, Santema en IJtsma). De Voorzitter: Wilt U nu nog over de bouwcom missie spreken? De heer Spiekhout: Is dit een kwestie van b. en w. of krijgen we hierover een volgende keer nog een voor stel aan de raad? De Voorzitter: Het is niet de bedoeling van het col lege om de samenstelling van de bouwcommissie in de raad te brengen, maar als de raad dat wenst, dan doen we dat natuurlijk. De hear Santema: Kin it net sa, dat wy oer dizze saek noch in ütstel krije fan b. en w. It sketsplan moat ommers aensens dochs oan de rie foarlein wurde? De Voorzitter: Neen, er moet nu een bouwcommissie worden samengesteld, die een bouwprogramma zal moeten opstellen. Op dit moment kan daarover in ieder geval geen besluit worden genomen. Het college heeft alleen maar bepaalde gedachten gevormd, waar het zich aanvankelijk ook mee heeft verenigd, maar er zijn ook functionarissen nodig, waarvan nog geen namen zijn genoemd en waarover het college zich ook nog zal moeten beraden. In feite komt de vraag dus hierop neer: Is de raad bereid om de samenstelling van de bouwcommissie aan het college over te laten of wenst de raa d dat aan zich te houden In het laatste geval zal het college daaromtrent aan de raad een voorstel moeten doen. Ik geloof, dat het praktisch is, mede in verband met het polsen van figuren, dat het college het aan zich houdt, maar de raad moet het zelf weten. Doet iemand van U laat ik het zo mogen stellen het voorstel om de raad hierover te laten beslissen? De heer J. de Vries: Ik zou dit voorstel wel willen doen. De hear Santema: Ik slüt my by de hear De Vries oan. De Voorzitter: Zijn er nog meer raadsleden, die dit voorstel wensen te ondersteunen? Neen? Dan ziet U wel van het houden van een stemming hierover af, denk ik? De hear Santema: Ja, dat doch ik, mar ik woe wol graech, dat der dan sa folie mooglik rekken halden wurdt mei de suggestys, dy't dien binne. De Voorzitter: Als we die niet beschouwen als bin dende aanbevelingen, maar alleen als suggesties, geloof ik, dat we er dan nu helemaal uit zijn. Daarna sluit de Voorzitter de vergadering. Verslag van de handelingen van de gemeenteraad van Leeuwarden van woensdag 27 april 1960 van woensdag 27 april 1960 Aanwezig: 36 leden. Afwezig: de heer Mani. Voorzitter: de heer mr. A. A. M. van der Meulen, burgemeester. Te behandelen punten: 1. Vaststelling van de notulen van de raadsverga deringen van 18 februari 1959 en 30 december 1959. 2. Mededelingen. 3. Voorstel met betrekking tot een aanvrage van het bestuur van de R.K. Schoolvereniging, alhier, om beschikbaarstelling van gelden voor verbetering bjj de R.K. school aan de Baljeebuurt (bijlagen nos. 84 en 91). 4. Voorstel met betrekking tot het toekennen van presentiegeld aan raadsleden voor het bijwonen van vergaderingen (bijlage no. 92). 5. Voorstel tot het aangaan van een onderhandse geldlening, groot f 284.000,met de N.V. Bank voor Nederlandsche Gemeenten te 's-Gravenhage (bijlage no. 94). 6. Voorstel tot goedkeuring van de begroting van inkomsten en uitgaven voor 1960 van: a. de gemeentelijke instelling voor Maatschappelijk Hulpbetoon; b. het Nieuwe Stadsweeshuis; c. de Stichting Volkscrediet. 7. Voorstel tot vaststelling van de begrotingen der gemeentelijke takken van dienst, van de begroting van de „Leeuwarder Sportstichting" en van de begroting der gemeente voor 1960, met de daarbij behorende wij zigingen (bijlagen nos. 53, 57 en 89). Punt 1. De notulen van de raadsvergaderingen van 18 fe bruari 1959 en 30 december 1959 worden onveranderd vastgesteld. Punt 2. De Voorzitter deelt mede: A. dat Gedeputeerde Staten van Friesland hebben goedgekeurd de raadsbesluiten van 2 en 23 maart 1960 tot het aankopen van woningen en grond, gelegen in te saneren stadswijken; B. dat van Gedeputeerde Staten van Friesland is in gekomen een bericht van geen bezwaar tegen het raads besluit van 2 maart 1960 tot het wijzigen van de ver ordening inzake tegemoetkoming in studiekosten. Deze mededelingen worden voor kennisgeving aan genomen. C. dat is ingekomen een schrijven van de „Straat namen-commissie West-Indische wijk", alhier, waarin zij nogmaals haar bezwaren tegen de plaats gehad heb bende wijziging van de straatnamen in deze wijk naar voren brengt. De Voorzitter: In het sectieverslag is aangekon digd, dat er over de straatnamen zal worden gespro ken. Daarom stel ik u voor deze brief tegelijk bij dat gesprek af te doen. Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig dit voorstel. D. dat bericht van verhindering is ingekomen van de heer Mani. Deze mededeling wordt voor kennisgeving aange nomen. Punt 3 (bijlagen nos. 84 en 91). De heer Taylor Parkins: Dit punt, dat in de vorige vergadering is aangehouden, komt nu weer aan de orde en evenals de vorige maal wordt voorgesteld het verzoek af te wijzen. Wij zullen ons deze keer niet ver zetten tegen het voorstel, zoals dit nu voor ons ligt. Wel wil ik van deze gelegenheid even gebruik maken om det wethouders en het college te danken voor het verlenen van uitstel van het nemen van een beslissing en voor het onderzoek, dat nog heeft plaats gehad. Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van b. en w. Punt 4 (bijlage no. 92). De heer Spiekhout: We willen er geen gewoonte van maken om steeds te vragen om uitstel, maar dit voorstel is pas zaterdag bij ons gekomen, zodat het niet in onze fractie besproken kon worden. Daarom zou ik het persoonlijk wel op prijs stellen, wanneer u dit voorstel van de agenda afvoerde om het de volgende keer opnieuw aan de orde te stellen. Bovendien kan dan ook worden voldaan aan het Reglement van Orde, dat bepaalt, dat er 10 dagen moeten liggen tussen het rondzenden en het behandelen van een voorstel, dat niet spoedeisend is. Alleen zoudt u kunnen zeggen, dat het geen belangrijk voorstel is, en dan mag het ook binnen die 10 dagen worden behandeld, maar over de belangrijkheid van een voorstel kan men natuurlijk van mening verschillen. Naar mijn mening echter zou dit voorstel, dat al een jaar onderweg is, nog wel 3 weken kunnen worden aangehouden. De Voorzitter: Ik heb dit voorstel nog laten aan brengen (hoewel het geen gewoonte is om in de be grotingszitting andere zaken dan de begrotingen te behandelen) juist terwille van uzelf. Als u er geen bezwaar tegen heeft, dat het uitgesteld wordt, dan heb ik het ook niet. Mag ik vragen, of het verzoek tot uitstel van de heer Spiekhout wordt ondersteund? Nu blijkt, dat het zo weinig wordt ondersteund, zou ik het thans toch wel graag in behandeling willen geven. Mag ik dus vragen wie van u het woord er over verlangt? De heer K. J. de Jong: Het voorstel is geboren uit de bespreking van de vorige begrotingszitting en ik geloof, dat ik mij bij hetgeen wij nu ter tafel hebben volledig kan aansluiten. Ik kan wel zeggen, dat onze fractie zich daar volledig achter kan scharen. Ik ge loof, dat u met het voorstel, dat hier ligt, precies ge daan heeft wat de bedoeling in de vorige begrotings zitting geweest is. De heer Bootsma: Ondanks het feit, dat wij dus geen gelegenheid gehad hebben om hierover te praten, wil ik toch het woord van mijn rechterbuurman wel overnemen. Over presentiegeld kan men natuurlijk verschillend denken. Wanneer men spreekt over een „beloning", dan is dat zeker niet juist, want de tijd, die elk raads lid voor zich moet besteden, en de tijd, die hij hiervoor moet vrijmaken, staat als regel niet in evenredigheid tot het presentiegeld. Ik geloof ook niet, dat het in de eerste plaats als zodanig moet worden gezien. Het presentiegeld, dat thans wordt toegekend, is vastge steld in 1949. Wij zijn onder de hand 11 jaar verder en in die 11 jaar is er op het gebied van het algemene prijspeil het een en ander gebeurd. En daarom ijlen wij toch wel een verbazend eind achter. Wanneer het presentiegeld op het ogenblik op f 15,gesteld wordt, dan zal dat misschien in vergelijking met enkele ge meenten wel zo ongeveer kloppen, maar uitgaande van het loon- en prijspeil en het indexcijfer, geloof ik, dat

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1960 | | pagina 1