2 3 van percelen bouw- en weiland aan de heren P. Reitsma, D. de Jong, J. Hornstra en U. Jansma; 3. de raadsbesluiten van 22 juni 1960: a. tot het verkopen van percelen grond, gelegen in het industriegebied „Van Harinxmakanaal" en aan de oostzijde van de Zwettestraat aan de „Stichting Leeuwarder Industriegebouwen"; b. tot het bekrachtigen van de aankoop van het perceel Nieuwe Houtstraat no. 55; c. I. tot het in erfpacht afstaan van percelen bouwterrein in het uitbreidingsplan ,,'t Nij- l&n" aan de N. V. Bouwbedrijf H. C. Geveke en Zoon; II. tot het in erfpacht afstaan van percelen bouwterrein, gelegen in het uitbreidingsplan ,,'t NijléLn", aan de C. V. Fries Bouwbedrijf; 4. de raadsbesluiten van 13 juli 1960: a. tot het aangaan van een overeenkomst van grondruil met de Vereniging „Het Diakonessen- huis"; b. tot het aankopen van de percelen Badweg nos. 12 en 14; c. tot het aangaan van een i/2% rentende geld lening, groot f 952.000,met de N.V. Bank voor Nederlandsche Gemeenten; B. dat zijn ingekomen: 1. rapporten omtrent kasopneming en controle van de administratie der Energiebedrijven (le en 2e kwar taal), omtrent kasopneming en controle van de ad ministratie van de Dienst voor Sociale Zaken en omtrent kasopneming van het Openbaar Slachthuis; Bovengenoemde mededelingen worden voor kennis geving vastgesteld. 2. een brief van Gedeputeerde Staten van Friesland, houdende mededeling, dat op maandag 8 augustus a.s. op het Provinciehuis een openbare vergadering zal worden gehouden betreffende de grenswijziging Leeuwarden-Menaldumadeel. B. en w. stellen voor de burgemeester en/of de wet houder van Openbare Werken aan te wijzen als ge machtigde (n). De heer Bootsma: Gegeven de mededeling, die Ge deputeerde Staten indertijd deden van de bezwaren die tegen deze transactie zouden bestaan, meen ik toch wanneer wij dus u en/of de wethouder afvaardigden naar deze openbare vergadering, goed te doen, te ver klaren, dat de raad u de overtuiging wil meegeven, dat hij ook achter het eensgenomen besluit staat en dat zo mogelijk zou willen zien uitgevoerd. De Voorzitter: Ik kan de heer Bootsma wel namens het college antwoorden, dat het college ook van zijn kant volledig op datzelfde standpunt staat en daaraan ook uiting hoopt te geven op de zitting van Gedepu teerde Staten. Ik mag dus aannemen, dat de raad akkoord gaat met het voorstel tot aanwijzing der ge machtigden. Overeenkomstig het voorstel van b. en w. wordt be sloten. 3. berichten van verhindering van de heren Jongbloed en J. de Vries. Voor kennisgeving aangenomen. Punten 3 en 4 (bijlagen nos. 183 en 177). Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig de voorstellen van b. en w. Punt 5 (bijlage no. 179). De voordracht van b. en w. luidt als volgt: C. Tjeerdsma te Rottevalle. Benoemd wordt de voorgedragene, met alg. stemmen. Punt 6. De aanbeveling van het college van curatoren luidt als volgt: a. leraar in de geschiedenis: C. van der Kolk, alhier; b. leraar in de klassieke talen: G. A. A. Kortekaas, alhier. Benoemd worden de aanbevolenen, met alg. stemmen. Punt 7. De aanbevelingen van het college van curatoren luiden als volgt: a. conrector: D. de Vries, alhier; b. lerares in de wiskunde: mevr. A. W. Ebels-Donia, alhier; c. lerares in de lichamelijke oefening: mej. M. M. Duursma, alhier; d. leraar in de lichamelijke oefening: G. de Haan, alhier. Benoemd worden de aanbevolenen, met alg. stem men. Punt 8. De aanbeveling van de commissie luidt als volgt: 1. mr. T. J. Kingma, alhier; 2. prof. dr. L. J. Smid, alhier; 3. mr. G. J. van der Meij, alhier. Benoemd wordt mr. Kingma, met 25 stemmen (prof. Smid 1 stem en mr. Van der Meij 2 stemmen). De heren K. J. de Jong en W. de Vries vormden het stembureau. Punten 9 t.e.m. 13 (bijlagen nos. 184, 186, 182, 187 en 181). Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig de voorstellen van b. en w. Punt 14 (bijlage no. 176). De heer Ytsma: In de vorige raadszitting is een dergelijk onderwerp aan de orde geweest en daa rbij hebben wij ik mag wel zeggen de gehele raad onze bezorgdheid uitgesproken over de gang van zaken met onze tuinderijen in Leeuwarden en ik geloof, dat er voor mij geen enkele reden is om hierop terug te komen, te meer niet, daar ons door de wethouder ver zekerd is, dat naast alle andere beslommeringen die het gemeentebestuur heeft, toch vooral dit onderwerp de belangstelling had. Nu, wat dit punt betreft, heb ik me toch wel even afgevraagd, of het niet mogelijk ware geweest met de firma Dames tot een bepaald akkoord te komen. Ik heb daarbij de volgende gedachtengang gehad: De gemeente zou dit land willen verhuren voor 5 jaar. De firma Dames vindt dat te kort. De gemeente wil niet verhuren voor 10 jaar, omdat zij vindt, dat die termijn te lang is met het oog op de realisering van het uitbreidingsplan ter plaatse. Omtrent realisering daarvan binnen 10 jaar is natuurlijk niets met zeker heid te zeggen, en nu heb ik gedacht: zou het mogelijk zijn om in ieder geval de aanwezigheid van deze kas toe te staan voor 5 jaar of zo veel langer als dit met betrekking tot de realisering van het uitbreidingsplan mogelijk is. Mocht blijken, dat het uitbreidingsplan pas na 10 jaar zou kunnen worden gerealiseerd, dan zit er nog de nodige ruimte voor de firma Dames in en is het aannemelijk voor haar om die kas te bouwen. Ik ben er mij van bewust, dat ze met deze clausule wel enige risico op zich zal moeten nemen. Ik zou u graag willen vragen, of dit nog mogelijk is, of dat dit wellicht al met de firma Dames is besproken. De heer Heidinga: Bij het voorstel om het beroep van de heer Dames op de raad tegen het niet-verlenen van een bouwvergunning ongegrond te verklaren moe ten we toch wel enige kanttekeningen maken. Het lijkt er n.l. veel op, dat de heer Dames hier het slachtoffer wordt van de bepalingen van het uitbreidingsplan in hoofdzaken 't Ielan, dat op 23 mei 1959 door de raad is vastgesteld. Bij de bespreking van dit plan rezen er uit de raad nogal enige bezwaren over het tracé van de verbindingsweg die zal komen te lopen van de Spanjaardslaan even voor de Noorderbrug naar de noordelijke rondweg. Toen leek het verschillende raads leden, onder wie mij zelf, over die verbindingsweg spre kende, aannemelijker om die weg meer noordelijk te leg gen, dus niet zo maar door de bebouwing op de plaats waar nu ongeveer de Blekerstraat ligt, en midden door de Ijsbaan heen. (De heer Van der Schaaf (weth.)Meer westelijk dus.) Ik dacht, dat het noordelijk was, maar laten we dan zeggen noord-westelijk, het doet weinig ter zake. (Gelach.) De wethouder heeft toen toegezegd, dat hij er geen enkel bezwaar tegen had om te laten onderzoeken, of het ook beter en rendabeler zou zijn om die weg te verplaatsen. Ik geloof zelfs, dat de heer W. M. de Jong de uitdrukking heeft gebruikt: Dit is voor mij onaanvaardbaar en zelfs zou ik overwe gen tegen te stemmen, wanneer die weg daar zou komen. Het is nu meer dan een jaar geleden, dat de wethouder de absolute toezegging deed, die ik zopas weergaf. Het lijkt er echter veel op, dat thans door dit voorstel aan de raad kenbaar wordt gemaakt, dat de weg op de zelfde plaats blijft. Ik kan het evenwel niet aannemen, want dat zou onelegant zijn tegenover de raad. En ik vraag mij toch wel af, of er geen betere manier zou zijn, om aan de raad kenbaar te maken, dat die weg daar blijft. Men had kunnen mededelen, dat de zaak onderzocht is enz. Ik geloof, dat wij er recht op hebben het hoe en waarom te weten te komen. Een andere mogelijkheid is, dat de technici die het onderzoek moesten instellen, er nog geen opdracht voor hebben gekregen. Dan wordt het tijd om die opdracht te verstrekken en mocht het resultaat van dit onder zoek zo uitvallen, dat er geen klemmende redenen, hoe dan ook, zouden zijn tegen de suggestie om deze weg meer noordwestelijk te leggen, dan is er ons inziens nu al een reden om de heer Dames vergunning te verlenen voor de tijd van 10 jaar. Immers zodra het uitbrei dingsplan is gewijzigd, behoeft die grond niet meer te worden bestemd voor industrieterrein, omdat de in dustrieterreinen die daar liggen (ik noem hiervan zo uit mijn hoofd Van Driesum), in hun geheel blij ven bestaan. Dan is het dus niet nodig om het terrein- Van Driesum om te buigen over het terrein-Dames. Het kan echter ook zijn, dat deze zaak wèl in onder zoek is en de uitslag nog niet bekend is. Dan lijkt het ons wenselijk, aan de heer Dames b.v. mee te delen, dat zijn bouwvergunning voorlopig wordt geweigerd, maar dat er binnen afzienbare tijd nader op zal worden te ruggekomen. De heer Van der Schaaf (weth.): In antwoord op de gestelde vragen zou ik het volgende willen zeggen. De kwestie waar het hierover gaat, is, toen er door de heer Dames een bouwaanvraag tot het bouwen van deze kas werd ingediend, door een hoofdambtenaar van de afdeling Algemene Zaken en mij persoonlijk met hem besproken. Wij hebben ons begeven naar het terrein waar de kas zou worden geplaatst, en wij hebben een onderhoud van aangename en rustige aard gehad, hoe wel wij geen beloften konden doen. Wij hebben hem de verschillende mogelijkheden en ook de moeilijkheden, die zich hier voordeden, onder het oog gebracht. Om even op het laatste punt dat de heer Heidinga heeft aangeroerd, terug te komen, wij hebben in een bepaald stadium, toen het duidelijk was, dat de vergunning in de vorm waarin ze werd gevraagd, niet kon worden gegeven, aan de heer Dames gevraagd: Wilt u nu nog uw aanvraag handhaven, wilt u die misschien intrek ken, of kunt u er mee akkoord gaan, dat wij die nog een tijdje aanhouden, in afwachting van nadere onder zoekingen waar wij mee bezig zijn. Dat is hem zo ge vraagd, omdat wij er prijs op stellen de goede betrek kingen met deze te duperen tuinders te handhaven. De heer Dames heeft daarop gezegd: De zaak moet toch maar formeel worden afgemaakt. Geeft u mij, als u niet een toestemmende beslissing kunt geven, dan maar een afwijzende; dan wil ik zien, wat ik er aan kan doen. Dit dus even om aan te geven in welke sfeer en met welke middelen van bespreking dit moeilijke punt met de betrokkene onzerzijds is behandeld. De heer Ytsma vraagt, of ook met de heer Dames is besproken, of dat alsnog met hem is te bespreken, of hij genoegen zou kunnen nemen met een termijn van 5 jaar of zoveel langer als het uitbreidingsplan zal blij ken niet te worden gerealiseerd. Ik geloof, dat daar twee bezwaren tegen zijn: le dat een bepaalde termijn aangegeven moet worden; wanneer we zeggen: een termijn van 5 jaar of zoveel langer als zal blijken te kunnen, dan is dat een termijn van onbepaalde duur, wat niet overeenkomt met de bepalingen van de wet. Dat is misschien nog niet het zwaarwichtigste. Dat is, dat de heer Dames naar mijn mening niet het risico op zich kan nemen om de kas na 5 jaar te moeten afbreken. De heer Ytsma heeft gezegd, dat er voor deze kweker nogal wat risico in zit en dat is in derdaad ook zo, want hij zou kunnen beleven, dat hij na 5 jaar en 3 maanden de kas zou moeten verwijderen en dan zou hij zeer zwaar gedupeerd zijn. Dat neemt niet weg, dat misschien nog eens met de heer Dames zou kunnen worden gesproken. Ook naar aanleiding van hetgeen de heer Heidinga heeft aangevoerd is dat misschien wenselijk. Deze brengt in herinnering de be handeling van het voorstel om het uitbreidingsplan 't Ielan vast te stellen, die in de raadsvergadering van ruim een jaar geleden plaats had. Toen is er inderdaad van verschillende zijden de opmerking gemaakt, of het niet beter zou zijn de weg een beetje meer in de rich ting van het Rengerspark te verleggen. Ik omschrijf hierbij het twistpunt „noord", „west" of „noord-west". Dat is inderdaad in de raad gezegd. Er is evenwel niet een uitspraak van de raad geweest en de raad heeft het voorstel toen, zoals het er lag, aangenomen, mis schien nadat van de zijde van het college was gezegd, dat dit punt nader zou kunnen worden overwogen. Die overweging heeft plaats gehad en is deels nog gaande. Ik kan de heer Heidinga dus wel verzekeren, dat hij raadsbrief no. 176 niet moet opvatten als een ver kapte en onelegante mededeling aan de raad, dat die weg daar blijft. Neen, het is een noodzaak, omdat de wettelijke bepalingen ik heb ze hier voor alle zeker heid eventjes naast me gelegd, zodat ik er, wanneer de mening van b. en w. zou worden betwist, daar naar zou kunnen grijpen ons noodzaken dit be sluit te nemen zoals het hier nu voorgesteld wordt. Immers de wet schrijft ons voor, dat een bouw vergunning alleen mag maar dan ook moet worden geweigerd, wanneer die in strijd komt met de aangegeven bestemmingen, etc. Daarom kon het college niet anders, mocht het ook niet anders doen dan het heeft gedaan. Terugkomende op de kwestie van de verlegging van die weg, wil ik nog mededelen, dat inderdaad aan de dienst Openbare Wer ken opdracht is gegeven om te onderzoeken, of die weg niet beter kan worden verlegd. Er bestond ook bij het IJsbaanbestuur tegen het aanbrengen van die weg een zeker bezwaar, omdat deze aan de van het Rengerspark afgekeerde zijde volkomen open zou wor den gelegd, dus toegankelijk zou worden, wat een bij zonder grote hinder zou opleveren. Dit alles en de be schouwingen die ook nu weer in deze raad naar voren komen, zullen voor het college aanleiding zijn om het onderzoek dat bij Openbare Werken ter zake wordt in gesteld, maar nog niet voltooid is, tot voltooiing te brengen. Ik wil er nog aan toevoegen, dat wij, wanneer dezerzijds tot de conclusie zou worden gekomen, dat de weg waarover wij nu spreken, meer naar het Ren gerspark zou moeten worden verlegd, dan, voordat wij aan de heer Dames een voorstel zouden doen, toch wel het fiat van de raad daarop zouden moeten verwerven. Het zou wel bijzonder onelegant zijn, als b. en w. door middel van het besluit om die bouwvergunning te ver lenen in het project van het Ielan de ingrijpende wij ziging van de wegverlegging zouden aanbrengen. Wij zouden dus, vóór wij daartoe besluiten, een voorstel ter zake aan de raad moeten voorleggen. Maar wanneer wij aldus zouden besluiten, wat nog onzeker is, en de raad zou dit besluit volgen, dan zou daar naar mijn mening uit resulteren, dat, op een later tijdstip mis schien, de bewuste kas wèl zal kunnen worden gebouwd. Hoe het ook zij, op dit ogenblik laten de geldende voor schriften geen andere conclusie toe dan die u is voor gelegd in de aangehaalde raadsbrief, zodat ik de raad wel wil verzoeken het voorstel aan te nemen.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1960 | | pagina 2