4 5 tische beheersaspect die dunkt mij het waard zijn om nader overwogen te worden. Of dit idee praktisch uitvoerbaar zal zijn, kan natuurlijk pas bij een nadere studie blijken. Maar dan hebben we er toch wel be zwaar tegen, dat wij nu door dit uitbreidingsplan te aanvaarden de zaak op slot zouden zetten in dat op zicht. Als er nu een alternatief was, als men het Jacob Catsplein voor andere, zeer belangrijke, doeleinden, zou willen gebruiken, dan zou men anders kunnen denken, maar dat is er niet. Men heeft zich alleen gedacht: pleintje, straatje, er om heen drie hoog gebouwen. En dat noemt men dan in de raadsbrief: „uit stedebouw kundig oogpunt fraai en zinvol". Het spijt mij, maar ik vond het niet fraai en een nadere toelichting over het zinvolle heb ik nergens kunnen vinden. Ik zie dan ook helemaal niet, wat dit nu voor typische zin heeft daar. Dit alles brengt mij er toe, om het bezwaar schrift van de Leeuwarder Overdekte toch wel zeer ernstig te nemen. Ik zou het college dus graag in over weging willen geven, om dit punt nog nader te bezien. Ik acht het idee van het L.O.Z. ook praktisch mogelijk zonder al te veel bezwaren t.o.v. de rest van het uit breidingsplan. Dan zou men het Jacob Catsplein dood gewoon uit het voorstel dat nu voor ons ligt, moeten lichten. Men zou de begrenzing van het uitbreidings plan zeer wel kunnen leggen tussen het Fonteinland en de huidige grens van de Wilhelminabaan en zich dan nader kunnen beraden over de toekomst van het Jacob Catsplein n.a.v. de mogelijkheden die geopperd zijn door het L.O.Z. en n.a.v. de mogelijkheden die ik er bij genoemd heb: een eventuele sporthal of iets der gelijks. Ik geloof, dat dit zonder veel bezwaar mogelijk is, want, als dit gebeurt, dan behoeft de procedure van de goedkeuring van het uitbreidingsplan in samenhang met eventueel volgende plannen tot onteigening van de Wilhelminabaan daardoor geen dag schade te lijden. Ik zou b. en w. dus graag in eerste aanleg willen vra gen om deze suggestie van mij over te nemen, gezien de betekenis van het bezwaarschrift van de Overdekte en het verlangen, dat b. en w. deze zaak nader bestu deren. Wanneer b. en w. hier helemaal niet voor zou den voelen, noch voor aanhouding van dit punt, om deze zaak in de volgende drie weken te bestuderen en nader te zien, in hoeverre de hier ontworpen bebou wingsvoorschriften bezwaren opleveren en of het moge lijk is deze aan te passen aan het hier gelanceerde idee, dan ben ik toch wel geneigd om een voorstel in die richting in te dienen. Theoretisch is er nóg een mogelijkheid, die ik ook wel even wil noemen. Men kan ten slotte een gedeelte van het uitbreidingsplan alleen maar een bestemming in hoofdzaak geven. Dus men zou het ook zó kunnen doen, dat men zich niet vast legt op het Jacob Cats plein en op de bepaalde weggetjes op de bijzondere bebouwingsafdeling, maar voor dat gedeelte van het uitbreidingsplan alleen maar een bestemming in hoofd zaak vast stelt, die dan genoemd kan worden: „bijzon dere bebouwing met eventueel bijbehorende stratenaan leg". Dat zou dan dus de begrenzing van het uitbrei dingsplan dezelfde laten, maar de nadere uitwerking in onderdelen in de toekomst nog mogelijk maken. Ik zou persoonlijk de voorkeur geven aan mijn eerste gedach te, maar ik zou daarbij b. en w. ook de tweede gedachte in overweging willen geven. Ik heb nu een aantal vragen gesteld en ik heb een aantal suggesties gedaan. Ik zou dus graag de mening van de gemeenteraadsleden hierover horen en ook het antwoord van Uw college. De heer Van Halen Walter: Ik wil beginnen met mijn adhesie te betuigen aan de opmerkingen, gemaakt door de heer Keuning. Ik ben het met hem eens, dat een buitengewoon belangrijk plan als dit toch wel op een buitengewoon korte termijn aan ons ter beoorde ling en ter beslissing wordt voorgelegd. Ik meen ook, dat ons hiervoor wel wat langere tijd van voorberei ding had mogen worden gegeven. Dit punt en het vol gende houden toch wel heel nauw met elkaar verband, zodat ik een opmerking, die ik bij dit punt maak, mis schien had moeten maken bij het volgende, maar deze scheiding weet ik persoonlijk niet helemaal precies te trekken. Wanneer wij dit uitbreidingsplan aannemen, dan vind ik, dat punt 17 daar vrij logisch uit volgt. Hoewel ik dus tegen punt 16 op zichzelf niet zoveel bezwaren heb, wil ik daarom toch wel enkele opmerkin gen maken. Want wanneer wij dit accepteren, dan heb ben wij m.i. min of meer het tempo van uitvoering van het gehele plan uit handen gegeven en dan kunnen wij moeilijk eventueel een voorwaarde stellen, die ik persoon lijk althans gaarne ingelost zou willen zien, alvorens dit plan wordt uitgevoerd. Ik meen n.l., dat vaststelling van dit uitbreidingsplan, waarbij dus vaststaat, dat de Wilhelminabaan haar huidige bestemming zal verliezen, meebrengt, dat wij in Leeuwarden op het moment dat de Wilhelminabaan zou komen te vervallen, zeer waar schijnlijk niet een drafbaan ter beschikking zullen hebben, waarop de drafsport in Leeuwarden zal kunnen worden voortgezet. En nu wil ik mij losmaken van het feit, dat die N.V. Sportclub al dan niet terecht te laat misschien het belang van de drafsport naar voren heeft gebracht. Voor mij is dit toch wel een buitengewoon belangrijk punt, een van de allerbelangrijkste punten, verbonden aan het vervallen van de Wilhelminabaan. Ik meen, dat de hoofdstad van Friesland, van een agra risch gewest, het zich toch eigenlijk moeilijk kan per mitteren niet meer de ren- en drafsport te kunnen la ten beoefenen. En de heer Keuning heeft ook al de op merking gemaakt, dat zelfs een korte onderbreking van de uitoefening van de drafsport zeer ernstige gevolgen voor de bestendiging daarvan heeft, zodat wij naar mijn mening iets meer aandacht moeten besteden aan het bezwaar, dat ook Uw college wel heeft gevoeld, maar waar het m.i. toch iets te lichtvaardig overheen loopt. Wanneer wij op het moment, dat de Wilhelmina baan aan haar bestemming wordt onttrokken, niet de beschikking hebben over een nieuwe baan, dan zie ik het toch zo, dat Leeuwarden voor de toekomst zeer waarschijnlijk de drafsport vaarwel moet zeggen of al thans op zeer onvoldoende wijze aan deze drafsport nog kan doen deelnemen. Dit acht ik voor de hoofdstad van Friesland toch iets, wat wij eigenlijk niet voor onze verantwoording kunnen nemen. Ik meen, dat aan de drafsport in Leeuwarden een dusdanige grote traditie, maar ook een dusdanig groot voordeel verbonden is, dat wij als raad van de gemeente Leeuwarden toch onze verantwoordelijkheid slecht bewust zouden zijn, wanneer wij meewerkten aan het verdwijnen van deze sport hier ter stede. Waar het dus op neerkomt, is dit, dat ik gaarne de zekerheid zou willen hebben, dat Leeu warden op het moment, dat de Wilhelminabaan aan haar huidige bestemming wordt onttrokken, de be schikking heeft over een plaatsvervangende drafbaan. Dit mis ik in de plannen, zoals die voor ons liggen, en dit is dus voor mij een bezwaar om dit uitbreidingsplan aan te nemen. Ik heb thans geen enkele zekerheid, dat Uw college zorgt voor een nieuwe drafbaan. Ik kan me voorstellen, dat u een zekere urgentie bepleit voor dit onteigeningsplan. Ik ben zelf betrekkelijk nauw be trokken bij een onderdeel er van, n.l. bij de bouw van de nieuwe h.t.s. en alszodanig voel ik dus zeer goed het nut van de doortrekking van de Tesselschadestraat. Maar ik vraag mij af, of het mogelijk zou zijn en ik zou daarop graag een antwoord willen hebben van uw college om deze straat gedeeltelijk door te trek ken, zover, dat het ontworpen nieuwe gebouw van de h.t.s. er toch een uitgang aan zou kunnen krijgen, want ik ben het met u eens, dat de nieuwe h.t.s. wel buitengewoon veel belang heeft bij deze straat. De nieuwe veemarkt zou, geloof ik, toch heel goed in ge bruik genomen kunnen worden, al was de verbinding via de doorgetrokken Tesselschadestraat met de Lange Marktstraat nog niet aanwezig. Ik meen, dat het ver keer van de stad naar de nieuwe veemarkt en daar gaat het eigenlijk alleen om toch nog wel en kele wegen tot zijn beschikking heeft. Het verkeer moet dan allemaal via de Verlaatsbrug, maar of het nu over de ene of over de andere brug gaat, dat zal op zichzelf toch niet zo vreselijk veel uitmaken en het is toch per slot van rekening alleen maar het interne ver keer van de stad naar de veemarkt. De grote aanvoer gaat toch niet meer door de stad, zodra de rondweg gedeeltelijk is klaargekomen. Naar mijn mening is dus de ingebruikneming van de nieuwe veemarkt niet ge bonden aan de doortrekking van de Tesselschadestraat. Besluitend, zou ik dus gaarne in eerste instantie van uw college nadere inlichtingen willen hebben over de moeilijkheden en bezwaren, die ik hier verwacht. De heer K. J. de Jong: Het is misschien het beste, dat ik mij, wat de volgorde betreft, maar zoveel moge lijk aansluit bij datgene wat hier door de heer Keuning naar voren is gebracht. Dat is misschien ook voor de be antwoording door de wethouder wel zo prettig. De heer Keuning is begonnen met te stellen, dat hij er toch eigenlijk wel veel bezwaren tegen had, dat dit voorstel zo laat ter kennis van de raad gekomen is. Ik kan me dat wel voorstellen, maar zou dat aan de andere kant, als we dat adres tien dagen eerder gekregen had den, aan de suggesties van de heer Keuning zoveel veranderd hebben? Ongetwijfeld had hij dan met nog meer overtuiging hier bepaalde gedachten naar voren kunnen brengen, maar dan zou hij toch ook wel behoef te gehad hebben aan 3 weken uitstel, om de kwestie van de sporthal beter uit de verf te hebben. Ik geloof, dat het eerder toezenden van de raadsbrief en van de stukken die hierbij ter kennisneming van de raad ge legd zijn, toch niet voldoende motief voor de heer Keu ning geweest zouden zijn om op dit moment te zeggen: Ik kan dit voorstel nu volgen. Juist omdat hij er niet in ziet wat hij er in zou willen hebben, vraagt hij uit stel en daarom houden zijn bezwaren niet verband met het al of niet vroegtijdig ter beschikking van de raad zijn van de stukken. Overigens staan wij ook niet plot seling, onvoorbereid, voor deze zaak. Deze hele ma terie van de verbinding van de nieuwe veemarkt met de binnenstad, de verbinding over de Wilhelminabaan met de Lange Marktstraat, is iets wat we hier van avond niet voor het eerst horen. Dus we hebben ons daar ieder voor zich eigenlijk wel gedurende lange tijd op kunnen oriënteren en we hebben dus geweten, dat hier in de toekomst iets in deze richting komt. Hoe denken wij daarover en hoe is onze reactie daarop Kunnen we dat aanvaarden, ja of neen? De heer Keu ning stelt, dat hij toch eigenlijk liever die verbinding gehad zou hebben met de Zuidersingel. Ik voor mij heb daar wel enige bezwaren tegen, want ik heb zeer sterk de indruk, dat, wanneer die verbinding ge zocht zou worden, de ruimte voor de industrie aan de Harlingertrekvaart in dit uitbreidingsplan in de knel zou komen. Ik geloof zeer zeker, dat dit een zeer be langrijk punt is, want voor mij is dit hele uitbreidings plan en de hele aankoop van de Wilhelminabaan voor een zeer groot gedeelte mee te motiveren, doordat de industrie daar ruimte moet hebben. En als ik zie wat voor industrieterrein zowel de L.P.F. als Jongia, be drijven, waarmee we ernstig rekening hebben te hou den, hier nodig hebben in de toekomst, dan geloof ik, dat we juist hun wensen niet zouden kunnen realiseren, als we nu op het verlengde van de Zuidersingel aan houden. Ik ben zeer stellig van mening, dat dit punt nog niet zo heel gemakkelijk even door ons is te ver leggen door te zeggen: Sluit op de Zuidersingel aan in plaats van op de Lange Marktstraat. Overigens meen ik en daar divergeert mijn mening dus ook even met die van de heer Keuning dat de situatie aan de Sophialaan, althans aan één kant, toch ook nog wel zekere ruimte geeft bij het station. Ik geloof niet, dat dit op zichzelf het grootste bezwaar behoeft te wezen. Afgezien daarvan echter is het een punt, dat juist op een vergadering als vanavond wel terdege aan de orde kan komen. We hebben ons daarop al tijden en tijden kunnen oriënteren en ik geloof, dat we met belangstel ling het antwoord van de wethouder daarop tegemoet kunnen zien. Door de gedachtengang van de heer Keu ning zouden m.i. de genoemde industrieën te veel in de klem komen en dat zou mij erg spijten, omdat een van de belangrijkste motieven van dit gehele plan is, dat wij de industrieën die ook in dit gedeelte van de stad aan wezig zijn, voldoende ruimte geven, opdat ze in de toe komst kunnen uitgroeien. Dat is uiteindelijk van min stens even groot belang als het beschikbaarstellen van industrieterreinen in andere delen van de stad. Het punt van de verbinding van de veemarkt met de stad is eigenlijk een van de volgende motieven voor het hier aan de orde stellen van dit vraagstuk. De heer Van Balen Walter zegt, dat de verbindingsweg eigen lijk nog wel even kan wachten, want de drafbaan kun nen we eigenlijk ook niet tijdelijk missen. De raad heeft er echter telkens op aangedrongen, dat, wanneer de veemarkt klaar is, de verbinding met de binnenstad er dan tegelijkertijd moet zijn, in ieder geval de verbin ding via de Wilhelminabaan. Het doet dan wel een beetje vreemd aan, als men op dit moment zegt: Wacht nu maar even met die verbindingsweg. Is het ook zo te stellen, dat de kwestie van de drafbaan tevens tot een oplossing gebracht wordt? Ik zou nog wel een an dere vraag willen stellen: Is het ook mogelijk, dat, gedurende de periode, dat de drafbaankwestie niet hele maal uit de verf komt zoals we dat hier allemaal graag zouden willen hebben, een tijdelijke voorziening elders gemaakt wordt Laat het dan misschien een provisorische oplossing zijn, maar zit daar ook nog een kans in? Dan zou ik wel genegen zijn om te zeggen: Al gaat het dan een paar jaar een beetje „zo zo", als we deze zaak hier maar zo lang houden. We zouden er iets op moeten uitvinden, om de factor drafbaan toch eigenlijk niet te doen gelden, want ik vind het wel een bezwaar, dat we straks een veemarkt zouden hebben, die tot en met geïsoleerd zit van de stad. Een vee markt kunnen we naar mijn mening niet losmaken van haar verbindingswegen naar de stad. De heer Keuning heeft terloops even enkele opmer kingen gemaakt over de onderhandelingen die gevoerd zijn tussen het gemeentebestuur en de Friese Sport club. Hij heeft de vraag gesteld: Gaat het mis schien het bestuur van de N.V. minder om de draf sport dan om de hoge prijs? Die vraag heeft ook bij ons geleefd en ik wil er dan ook van mijn kant wel even enige aandacht aan besteden, omdat toch uitein delijk de vraag hier domineert: Heeft de gemeente in dezen een taak? Ik zou toch ook zo graag willen, dat de burgerij, die tot nog toe bepaalde initiatieven ont plooit, dit ook blijft doen, zij het dan, dat men daaraan uiteraard bepaalde consequenties moet verbinden. De financiële tegemoetkoming evenwel, die van de zijde van de gemeente gegeven zou worden, zou hier, zo stel ik me voor, wel mogelijkheden kunnen openen. Is hier inderdaad een zeker gebrek aan gemeenschapszin aan wezig? Ik weet het niet. Wanneer het hier enkel om de centen gaat, dan meen ik, dat dit ook wel eens dui delijk gezegd mag worden. Uiteindelijk moet men dat zelf weten, maar dan is het ook van belang om het niet zo te stellen als de Friese Sportclub het in haar brief doet: „Het gaat ons eigenlijk om de drafsport". Daar zal men zich zelf toch ook nog wel zijn verant woordelijkheid in dezen bewust zijn en men zou toch ook zelf kunnen trachten iets te realiseren. Ik wil daar graag eerst het antwoord van het college op tegemoet zien, juist omdat in de raadsbrief gezinspeeld wordt op de onderhandelingen, die toch eigenlijk anders ge weest zijn dan deze brief zou doen veronderstellen. Ik zou wel graag nader daarover geïnformeerd willen worden en met name dus de nadruk er op willen leg gen, dat in deze tijd ook wel eens een klemmend be roep gedaan mag worden op de gemeenschapszin van de burgerij. Die moet men ook van die kant willen op brengen, wanneer het er om gaat Leeuwarden inder daad tot een centrum te maken op allerhande gebied, in dit geval dus van de sport, m.n. van de draverij. Dan wordt gesproken over de brief van het Leeu warder Overdekt Zwembad. Ik ben met de heer Keu ning van mening, dat dit een initiatief is, dat alleszins onze aandacht verdient. Hiervan kan men zeggen, dat het uit de burgerij zelf is opgekomen; men komt zelf met gedachten naar voren en hier wordt dus wél die verantwoordelijkheid betracht, die ik met betrekking tot het vorige punt toch min of meer gemist heb. Tot zover bestaat bij ons dus wel waardering voor dit initiatief. Nu is alleen de vraag, of dit ook van dien aard is, dat men zelf met een exploitatie zou willen komen, zonder dat de gemeente daar financieel aan te pas komt, of kwam men hier uiteindelijk met initiatie ven, waarvan de financiële lasten op de gemeente zou den terugvallen Het is natuurlijk wel zeer interessant, als men met initiatieven komt, maar, wanneer uitein delijk de gemeente voor de financiering en voor de dekking van de financiering moet zorgen, dan ligt dit toch wel weer een tikje anders en dan moeten wij ons terdege oriënteren t.a.v. de plaats, waar nu inderdaad het beste een openluchtbad kan komen. Ik meen, dat we niet zo royaal met het oprichten van zwembaden kunnen omspringen, als dat soms wel gesuggereerd wordt. Wanneer er in het plan Nijlan een heel behoor lijk openluchtzwembad zou worden geëxploiteerd, kun nen we dan hier ook zo'n geval hebben? Er wordt wel gezegd, dat het Huizumer zwembad toch opdoekt,

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1960 | | pagina 3