12
13
van een recreatief openluchtzwembad, wèl een slui
tende exploitatie zouden kunnen opleveren, dus zonder
dat de gemeente bijspringt. Intussen heeft de wethou
der gezegd, dat het college de ernstige toezegging wil
doen om nader met het L.O.Z. in contact te treden over
de mogelijkheid van de stichting van een openlucht
zwembad. In dit opzicht heb ik er juist nog op willen
wijzen, dat m.i. een zwembad daar in ieder geval een
gunstiger exploitatiemogelijkheid heeft dan wanneer
ergens elders waar in het geheel geen outillage aan
wezig is, een volkomen nieuw geval moet worden ge
sticht. Ik zou met deze toezegging wel genoegen willen
nemen, mits de wethouder daarbij ook nog de toezeg
ging kan doen, dat de raad eventueel, in de vorm van
mededelingen, in een later stadium van het verloop
van deze besprekingen en naar ik bereid ben aan
te nemen ook serieuze besprekingen op de hoogte
wordt gesteld, zodat dus die eventuele mededelingen
bij de raad nog ter discussie komen. Intussen wordt
hier nu aan ons gevraagd om het huidige bezwaar
schrift van de Leeuwarder Overdekte ongegrond te
verklaren. Als wij dat doen, dan wil ik hierbij duide
lijk vastleggen, dat de raad dus daardoor niet uit
spreekt, dat hij in dit stadium deze plaats voor
een openluchtzwembad in het algemeen of als uit
breiding van de Overdekte, verwerpt. Ik geloof, dat
ik dit van mijn kant op deze basis toch wel duidelijk
mag stellen. Met de toezeggingen van de wethouder kan
ik weliswaar niet geheel tevreden zijn, maar, gezien de
urgentie die deze zaak heeft, ben ik toch tot de over
tuiging gekomen, dat ik geen nader voorstel moet in
dienen. Ik geloof, dat het college bereid zal zijn om de
toezeggingen die bij monde van de wethouder speciaal
dus in dit opzicht aan mij zijn gedaan, serieus na ie
komen.
Ik wil daarbij het tweede punt stellen. Bij het be
zien van de mogelijkheden van uitbreiding van het
L. O. Z. en van aanleg van een openluchtzwem
bad ter plaatse heb ik de gedachte gehad, dat
men dus niet slechts met het huidige Jacob
Catsplein zou behoeven te volstaan, maar dat
er nog een mogelijkheid van uitwijken zou heb
ben gezeten in de richting van de toekomstige
Tesselschadestraat. Ik zou het daarom toch wel zeer
op prijs stellen, dat men geen absolute toezeggingen
aan derden doet t.a.v. deze terreinen die immers even
zeer mede de functie van parkeerterrein zouden kun
nen krijgen, tenzij daar werkelijk zeer zwaarwichtige
bezwaren tegen bestaan. Ik zou de zaak, ook in af
wachting van het verloop van de verdere onderhande
lingen, open willen houden. De wethouder heeft ook
even gesproken over de opmerkingen i.z. de aantasting
van een long van de stad. U zult gemerkt hebben, dat
ik daar in eerste instantie niet over gesproken heb; ik
vond dit argument van het L.O.Z. ook inderdaad niet
het sterkste. Ik merk nog op, dat de wethouder bij zijn
afwijzing van het L.O.Z.-idee telkens een vergelijking
heeft getrokken met een groot zwembad, dat in het
Nijlan zal komen. Ik heb in eerste instantie uitdrukke
lijk niet gesteld ,,öf öf", maar „èn èn" en duidelijk ge
maakt, dat de aanleg van het ene bepaaldelijk met
uitsluit de noodzaak van het andere. De heer De Jong
heeft in eerste aanleg gezegd, dat het helemaal niet
vaststaat, dat het zwembad in Huizum zal verdwijnen.
Ik wilde daar tegenover opmerken, dat in de beant
woording door de wethouder toch eigenlijk wel in prin
cipe is aangenomen, dat het zwembad in Huizum ge
doemd is te verdwijnen. In zoverre meen ik, dat het
ook inderdaad slecht of niet zal kunnen passen in het
toekomstige uitbreidingsplan voor dat gedeelte van de
stad. Juist daarom heb ik willen stellen, dat
een, niet direct groot, recreatief openluchtzwem
bad in de stad (zoals men dat in vele steden
aantreft en dat daar ook zeer druk gebruikt wordt)
bij de toekomstige schaalvergroting waarin wij moeten
denken, toch wel eens zeer op zijn plaats zou kunnen zijn.
Uit dien hoofde is het verwerpen van het idee van het
L.O.Z. naar mijn smaak niet juist.
Dit zijn wel de opmerkingen die ik naar aanleiding
van de antwoorden van de wethouder wilde maken en
ik zou de vragen, die ik in tweede instantie heb ge
steld, wel graag beantwoord zien.
De heer K. J. de Jong: De heer Keuning heeft aan
mijn adres een bepaalde vraag gericht, een zeer reële
vraag. Ik kan daar gerust op antwoorden, dat, wan
neer er eventueel een voorstel aan de orde gesteld zal
worden om hier op kosten van de gemeente een draf-
baan te doen exploiteren, die dan mogelijk zal worden
gemaakt door middel van een toto, dit mijn instem
ming niet zou hebben. Ik zou haast zeggen, ook van
onze fractie ongetwijfeld niet en ik zou me al bijzonder
verbazen, wanneer de wethouder zijn stem daar wèl
aan zou kunnen geven, maar die zal straks wel voor
zichzelf spreken. Ik geloof niet, dat ik u in dit opzicht
teleurgesteld heb.
Wat het volgende punt betreft, de exploitatie van
het zwembad, daar is naar mijn mening de heer Keuning
toch wel een beetje vlug over heen gehuppeld. Ik vind,
dat, wanneer we dit stellen binnen het kader van de
totale mogelijkheden en de totale plannen die we met
betrekking tot de recreatie hebben, toch eerst duide
lijk aangetoond moet worden, dat wij hier, ook na die
schaalvergroting waar de heer Keuning het in laatste
instantie over had, een tekort aan recreatieterrein zou
den hebben, speciaal met betrekking tot de openlucht
zwembaden. Dan pas zou aan de orde gesteld kunnen
worden, of er op deze plaats nog ruimte voor aanwezig
is. Ik zou wel eens willen weten, hoe groot de
capaciteit is van de baden die straks in het Nijlan ge
ëxploiteerd zullen worden, van het zwembad in het
plan Kleine Wielen en dat van het plan Noord. Even
tueel laat ik het Huizumer bad muur schieten. Is er,
wanneer dit in de toekomst zou kunnen komen te ver
vallen, bij de drie grootste projecten dan nog een aan
vulling in het westen van de stad, op een wijze als die
door de heer Keuning is bepleit en die toch wel op
zeer bepaalde bezwaren stuit, noodzakelijk Ik beu
daar echt niet van overtuigd. Ik geloof, dat we daarbij
ook de financiering van dit geval, de exploitatieve lasten
die toch uiteindelijk indirect op onze begroting terecht
komen, heel goed in de gaten moeten houden en dat
we beslist niet de gedachte moeten wekken, dat het
allemaal niets kost. Heeft de heer Keuning, wanneer
hij zou krijgen, wat hij vraagt (wat bijv. zou beteke
nen, dat een groot gedeelte van de bebouwing op het
Jacob Catsplein en op het aangrenzende gedeelte van
de Tesselschadestraat zou komen te vervallen voor de
te scheppen parkeerruimte) zich wel eens ingedacht,
wat ons dat straks komt te kosten? Ik vraag nog eens
weer: Is juist in dit stadsdeel dat straks, als de rond
weg klaar is, toch betrekkelijk dicht bij het plan Nijlan
ligt, zo'n concrete behoefte, dat we inderdaad reëel kun
nen pleiten voor een openluchtzwembad, zoals de heer
Keuning zich dat voorstelt? Ik heb daar toch wel be
zwaren tegen en, al heb ik wel oog voor de toezegging
die de wethouder gedaan heeft, persoonlijk moet ik
eerlijk zeggen, dat ik dan toch eerst nog wel eens
geïnformeerd zou willen worden over de totaliteit
van dit geval. Op het moment ben ik er beslist niet van
overtuigd, dat we deze kant uit moeten. Ik heb er echt
geen behoefte aan om aan deze wens tegemoet te ko
men en ik geloof ook niet, dat de heer Keuning hier
het gevoelen van de raad in zijn geheel vertolkt heeft.
Tegen de toezegging op zichzelf heb ik geen bezwaar
maar ik zou er wel bezwaar tegen hebben, wanneer die
toezegging straks in een concreet plan in de geest van
wat de heer Keuning heeft bepleit, gerealiseerd zou
worden. Daar zou ik mij beslist bij voorbaat al tegen
verklaren. Naar mijn mening is de eventuele aanleg
van dit zwembad niet los te maken van het gehele
complex. Als men dus, zoals de heer Keuning, zegt
èn een openluchtzwembad in 't Nijlan èn een bij de
Overdekte, dan moet eerst aangetoond worden, dat
inderdaad de behoefte aanwezig is. Ik heb dat nog
niet gehoord en ik heb er beslist bezwaar tegen, dat
wij, zonder dat hierover voldoende gegevens door het
college ter beschikking gesteld zijn, nu maar vast een
suggestie gaan onderstrepen. Ik zou daar beslist nog
meer oriënteringsmateriaal van b. en w. over willen
hebben.
De heer Van der Schaaf (weth.): De heer Keuning
is nog even teruggekomen op de kwestie van de Lange
Marktstraat en hij acht de uitmonding van die straat
op de Sophialaan niet zo gelukkig. Ik wil daar echter
nog wel even bij zeggen, dat, wanneer straks de vee
markt zal zijn verplaatst en wanneer het oude vee
marktterrein een nieuwe bestemming zal hebben ge
kregen mogelijk kan dat zijn het bodeterrein; daar
zal uw raad nog over moeten beslissen en wanneer
wij ons dan verder de nieuwe situatie ook t.a.v. het
verkeer ter plaatse indenken, dan zal het wel duidelijk
worden, dat wij een herziening moeten krijgen van
het Stationsplein annex de Sophialaan. Dan wordt dit
punt daarbij ook weer in de studie betrokken en dan
kan daar volgens onze gedachte zeer wel een bevredi
gende oplossing uit de bus komen.
De heer Keuning meent, dat een nieuwe drafbaan
ook mèt totobijdrage misschien nog niet rendabel zal
zijn. Het college heeft van competente zijde inlichtingen
gekregen, dat dat waarschijnlijk wel het geval zou zijn.
Men weet natuurlijk ook niet precies, wat zo'n geval
aan investering gaat kosten, maar er zijn voorbeelden,
die doen verwachten, dat een drafbaan bij een goede
bezetting, een goed gebruik en een goed beheer, met
totogeld, wel rendabel is. Ik sluit mij, wat overigens
het standpunt t.o.v. de toto betreft, wel aan bij hetgeen
de voorzitter van mijn fractie heeft gezegd. Ik kan mij
daaraan ook bepaald niet binden. Nu zal u misschien
de vraag biologeren, of ik t.z.t. het voorstel van de meer
derheid van het college zal moeten verdedigen, maar
ik denk haast, dat dat niet het geval zal zijn, want het
accepteren van geld is typisch iets, wat tot de porte
feuille van Financiën behoort, zodat het waarschijnlijk
wel niet op mijn schouders terecht zal komen. (Gelach.)
Nu nog even het zwembad L.O.Z. tegenover het
zwembad Nijlan. Ik wil ter zake iets toevoegen, wat
:k in eerste instantie nog niet heb gezegd en dat ook
nog niet erg positief is. Op verschillende plaatsen leg
gen wij ons oor te luisteren en wij hebben ergens een
klank opgevangen, dat er misschien binnen wel niet
zo lange tijd een kans van realisering van het recreatie
gebied Nijlan annex zwembad zal zijn. En nu
wil ik met klem herhalen wat ik in eerste
instantie heb gezegd, n.l., dat ik er, wanneer
het ontwerp voor het zwembad in het recreatie
gebied Nijlan hier op tafel zou liggen en ook
het andere, van het L.O.Z., en de raad zou in een uur
tijds een keus moeten doen, van overtuigd ben, dat de
raad dat in het plan Nijlan zou kiezen. U moet zich
voorstellen, dat dit iets groots is, dat past in het Leeu
warden dat ons voor de geest staat, en dat past daar
heter in dan dit, want u moet ook niet vergeten, dat
uiteindelijk het zwembad L.O.Z. in een vrij dun be
volkt stuk van de stad ligt. Dan komt er nog dit bij:
die binnenstad ontvolkt zich, men slingert uit naar de
buitenwijken en dan is het zwembad Nijlan wel een
ding dat op de goede plaats ligt. Het bestuur van het
L.O.Z. heeft gezegd, dat het helemaal fout is een sport
terrein en een zwembad aan de buitenkant aan te
leggen, want dat belast de verbindingslijnen. Eigenlijk
is dat m.i. een totaal ondeugdelijk argument. De men
sen moeten immers, volgens de gedachtengang van
het L.O.Z., van de buitenkant naar het centrum toe en
dat zal toch ook wel niet per helikopter gaan. Ik blijf
van dezelfde gedachte als de heer De Jong: Wij moeten
er werkelijk niet op rekenen, dat wij dit schaarse ar
tikel dat een openluchtzwembad tenslotte is in
onbeperkte mate kunnen krijgen en wanneer we er, af
gezien van de Kleine Wielen, nog eens een bij zouden
kunnen krijgen in de stad, dan zou dat eerder moeten
liggen in het Ielan dan op het Jacob Catsplein. En ten
slotte nog even iets over het Huizumer zwembad. Dit
wordt door de rondweg niet onmogelijk. Dat schijnt een
misverstand te zijn in het adres van de Overdekte. Dat
neemt niet weg, dat het een weinig imponerend zwem
bad is. Het staat natuurlijk volgend jaar niet in brand,
maar er komt toch een tijd, dat het vervangen zal
moeten worden. Misschien is een zwembad daar een
beetje anders gesitueerd, beter op zijn plaats nog dan
een op het Jacob Catsplein, zodat de heer De Jong en
ik in dezelfde schuit varen (dat doen we heel vaak
trouwens) met de gedachte, dat ons standpunt tegen
over een zwembad op het Jacob Catsplein wel negatief
zal blijven. Niettemin doe ik u een zeer be
paalde toezegging, n.l., dat wij dit zullen onderzoeken
ea dat ik aan het college zal voorstellen om het resul
taat van dat onderzoek in een nota neer te leggen. De
regering legt het resultaat van een onderzoek of een
studie ook wel eens neer in een nota, een nota die dan
in bespreking kan komen in de Tweede Kamer. Als
de raad zich zou uitspreken in die zin, dat er on
danks de bezwaren die ik hier nu ontwikkeld heb, toch
een openluchtzwembad op het Jacob Catsplein zou
moeten komen, dan kan dat alsnog leiden tot wijziging
van het uitbreidingsplan. Dat zou het college dan moe
ten opvatten als een opdracht van de raad aan het
college om alsnog dit plan te gaan wijzigen. Ik geloof,
dat hiermee de toezegging eigenlijk wel rond is, waar
bij ik er dan nogmaals op wijs, dat zowel het terrein
op het Jacob Catsplein waar drie-hoge bebouwing zal
komen te staan, als het stuk ten noorden van het ver
lengde van de Tesselschadestraat en het Jacob Cats
plein, welk stuk na onteigening verkregen wordt, zich
muurvast in handen van de raad bevindt en niet zon
der medewerking van de raad kan worden vervreemd.
Bij onze besprekingen met gegadigden is het misschien
verstandig om te vermelden, dat in de raad voor dat
terrein ook nog een andere doelstelling gedacht is, zo
dat wij dat, voorzover dat terrein nog open is en
het is in zekere zin nog volledig open kunnen
zeggen. Wanneer zich een urgent geval voordoet en er
zou aan de raad een voorstel worden gedaan om die
grond te verkopen, dan zou het redelijk zijn om te
verlangen, dat alvast die nota waar ik nu over heb
gesproken of iets van die aard, vooraf zou zijn behan
deld, zodat het punt van verschil dan eventueel be
slecht kan zijn.
De heer De Jong heeft zijn standpunt over de toto
gezegd en heeft nog gevraagd naar de capaciteit van
het toekomstige zwembad in het Nijlan en van dat in
de Kleine Wielen. Ik kan daar nu al vast wel over
mededelen, dat het zwembad Nijlan een grote capaci
teit zal hebben. De maximum-capaciteit is 2500. Dat
wil zeggen, dat 2500 personen daar tegelijk kunnen ver
toeven, zwemmende en badende, wandelende op de
looppaden, liggende op de weiden, kortom, dezen kunnen
zich daar, al spartelende en zich recreërende, bewegen.
Per jaar gerekend, zal aan 200.000 bezoekers plaats
geboden kunnen worden. Dat zijn cijfers die dan ook
in een eventuele studie over dit geval nog wel eens
herhaald kunnen worden; dat lijkt mij wel nuttig.
Ik geloof, dat ik het hierbij kan laten. Ik hoop dus,
dat de raad ons na hetgeen er aan toezeggingen is
gedaan, zou willen volgen in dit voorstel.
De Voorzitter: Dit punt is nu in openbare raads
vergadering in twee instanties besproken en ik stel dan
ook voor om de beraadslagingen te sluiten.
De raad gaat hiermee akkoord.
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel
van b. en w.
Punt 17 (bijlage no. 259).
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel
van b. en w.
Punt 18 (bijlage no. 272).
De heer J. de Vries: Het punt dat nu aan de orde is,
betekent voor de bevolking van onze dorpen en in het
bijzonder voor de bevolking van Wirdum een bittere
teleurstelling. In de eerste plaats is de lang gekoester
de hoop om eens een aantal woningen in Wirdum ge
bouwd te zien de bodem ingeslagen. Ik moet echter
zeggen, dat ik van de onmogelijkheid om woningen in
Wirdum te bouwen niet veel begrijp. Er wordt in de
raadsbrief gesteld, dat de curveprijs niet gehaald kon
worden. Waarom niet? Was het plan te duur opgezet?
Was de grond te duur? Waren de eisen van de bouw
verordening wellicht te zwaar? Het moet toch mogelijk
zijn om in een dorp als Wirdum een aantal van 12 wo
ningen te bouwen. Anders gezegd, als overal op het
platteland woningen gebouwd worden, ook in dorpen
die vergelijkbaar zijn met de omstandigheden zoals die
in Wirdum gelden, terwijl zelfs in kleinere aantallen dan
12 wordt gebouwd, dan moet het mogelijk zijn, dat
Wirdum ook aan zijn trekken komt. Maar er is nog
een andere kant aan deze zaak. In mei 1959, dus ander
half jaar geleden, werd door het bestuur van de Fede
ratie van Verenigingen voor Dorpsbelang een brief aan