15
De heer Kanistra: De voldoening dat in het plan Nij-
lén in plaats van 152 woningen nu hopelijk 168 wonin
gen zullen kunnen worden gebouwd, werd toch wel
heel erg verduisterd door het feit, dat Wirdum nu deze
keer weer eens geen woningen krijgt. We vinden dit
voor de buitendorpen, in het bijzonder nu voor het dorp
Wirdum, wel een triest geval. In dit voorstel worden
even de uitbreidingsplannen aangeroerd. Nu heeft de
heer De Vries een voorstel ingediend, mede onderte
kend door de heer Santema. Dat zou ik eigenlijk willen
amenderen met een c.„Kunnen b. en w. de raad mede
delen, wanneer de uitbreidingsplannen de raad zullen
worden aangeboden?" Wij weten, dat deze uitbreidings
plannen zeer nodig zijn, maar we vragen ons toch ook
wel af, of het, als die nu zo zeer noodzakelijke uitbrei
dingsplannen er komen en men dus weet, hoe de toe
komstige vorm van de dorpen zal zijn, dan nog prak
tisch onmogelijk is om woningwetwoningen te bouwen.
Door het geringe aantal dat gebouwd moet worden,
zullen wij steeds blijven stoten op de curveprijs of op
de bestaande regeling, die zeer onbillijk is. In verschil
lende plattelandsgemeenten is het toch nu en in het
verleden mogelijk geweest om te bouwen. Hoe zit dat
nu eigenlijk? De heer De Vries heeft die vraag reeds
gesteld en ook voor ons is dat een duister geval. Werkt
de regeling voor de buitendorpen welke een deel zijn
van een stadsgemeente, anders dan voor een uitgespro
ken plattelandsgemeente? Als dat zo is ik kan me
dat haast niet indenken dan wordt het tijd, dat de
raad van Leeuwarden, welke een raad is voor stad ên
platteland, zich in sterk afkeurende zin tegenover de
Minister van Volkshuisvesting uitlaat. We hopen, dat
het het college zal gelukken de bouw van woningen in
Wirdum en andere dorpen mogelijk te maken, wat het,
zoals het in de raadsbrief schrijft, blijft proberen.
Het blijkt intussen al meer en meer, dat het hoog
tijd wordt, dat de uitbreidingsplannen eerst ter tafel
komen en ik ben blij met het voorstel ter zake, dat ge
daan wordt, nadat de raad al twee maal de noodzake
lijkheid van het hebben van uitbreidingsplannen heeft
uitgesproken. Wanneer die uitbreidingsplannen er ko
men, dan weet ook de particuliere bouwer waar hij aan
toe is en ik hoop dan ook, dat het college zich in dit
opzicht zoveel mogelijk zal beijveren.
Ik dien dan ook een amendement in, dat aan het
voorstel van de heren De Vries en Santema zal kunnen
worden toegevoegd.
De Voorzitter: Men zou hetgeen de heer Kamstra een
amendement noemt ook een aanvulling kunnen noemen
van het voorstel, want het is een punt c. „Kunnen bur
gemeester en wethouders de raad mededelen, wanneer
de uitbreidingsplannen de raad zullen worden aange
boden?" (Dat zal een vergissing zijn. De heer Kamstra
zal hebben bedoeld de uitbreidingsplannen voor de dor
pen. Het voorstel is ondertekend door de heer Kamstra
en mevrouw Heijmeijer. Dus ook deze aanvulling kan
dan verder deel van de beraadslagingen uitmaken.
De hear Jongbloed: Ik bin bliid, dat forskillende
fraksjes yn dizzen sa har stim forheven hawwe hwant
men kin jin wol yntinke, dat üs de tsjintwurdige gong
fan saken yn'e bütendoarpen eins net sa hiel roaskleu-
rich taliket. Forline jier by de bigreating hawwe wy
fregeHoe liket it mei de wenningbou Kin der ek
hwat foar de doarpen dien wurde? Doe hat it kolleezje
wol meidield, dat der hwat oan dien wurde soe en dat
is ek bard, mar dy plannen binne einliks spitigernöch
hwat misroun. Ik wol net sizze, dat it kolleezje hjir
net meiwurke hat. Earst wie men wol in bytsje laks
nei myn bitinken, mar letter hat men meiwurking for-
liend. Nou is it tsjinfallen en sizze b. en w.: Nou kin it
net mear. Dat liket my wol in bytsje typysk ta, hwant
nou kin it by de wenningstifting Beter Wonen al wer;
yn Wurdum kin it net. Ik hie wollen, dat neijer
probearre wie, oft it wöl koe. Ik kin hjir noch
wol hwat oan tafoegje, mar de tiid sjit ek op,
dus dat liket my net goed ta. It had de mid-
dennachtlike üre al west. De ütwreidingsplannen foar de
doarpen komt nea skot yn, dat ik stean wol efter de
ütstellen dy't hjir nei foaren brocht binne. Ik woe wol
ris witte, hwat de wethalder der fan seit. Hoe komt it
en hwat krije wy nou strak foar 1961 Kinne wy yn
Wurdum ek ridlik gau rekkenje op nije plannen? Hwat
tinkt it kolleezje fan b. en w. dêrfan?
onze raad gezonden. Deze brief werd door de raad voor
het uitbrengen van een preadvies in handen gesteld
van b. en w. Ik heb met enig genoegen gezien, dat Uw
college zich het bestaan van deze brief althans her
innert, nadat ik in de vorige raadsvergadering bij ge
legenheid van de bouw van een nieuwe kleuterschool,
zijdelings, om niet buiten de orde te zijn, daarop had
geattendeerd. Uw college schrijft nu in de raadsbrief
het te betreuren, dat de bouw van de 12 woningen niet
kan doorgaan en dat u zich had voorgesteld om anders
bij die gelegenheid preadvies uit te brengen over de
brief van de Federatie. Ik stel het me iets anders voor.
Als de raad b. en w. vraagt om een preadvies uit te
brengen, mag men toch aannemen, dat binnen één of
twee maanden een dergelijk preadvies kan worden ge
geven en dat degene die een brief heeft geschreven, ant
woord kan ontvangen. Nu, na ongeveer anderhalf jaar,
is aan de burgerij van onze dorpen, verenigd in hun
Federatie van Verenigingen voor Dorpsbelang, nog
geen enkel antwoord gegeven. Er is in deze raad her
haaldelijk gesproken over de verhouding gemeentebe
stuur en burgerij. Er is vaak gepraat over de verhou
ding tussen het gemeentebestuur en de inwoners van
onze dorpen en dan is er meestal geantwoord: Er ha
pert aan deze verhouding niets. Waarover klaagt men
toch? Als er ooit een voorbeeld is geweest, hoe het nu
juist niet moet, dunkt mij, dan wel hier. Hoe kan men
verwachten, dat een organisatie die zich ten doel stelt
om het klimaat in de dorpen te verbeteren, met ver
trouwen het beleid van b. en w. volgt, als er op brieven
niet wordt geantwoord? Daarbij wil ik niet nalaten om
ook als raadslid te zeggen, dat het mij wel pijnlijk
treft, dat een stuk dat de raad voor preadvies in han
den van b. en w. stelt, niet is afgedaan. Dat bevordert
ook een goede samenwerking tussen college en raad
niet. Tegen aanneming van uw voorstel zal ik mij niet
verzetten, omdat ik niet graag het contingent wonin
gen verloren zie gaan. Daarmee is echter naar mijn
mening niet genoeg gezegd. Vandaar, dat ik een voor
stel dat naast uw voorstel kan worden aangenomen en
dat ik graag in bespreking zou willen brengen, aan u
zal laten overhandigen. Het luidt als volgt:
„De raad der gemeente Leeuwarden verzoekt het
college van burgemeester en wethouders:
a. met spoed een preadvies uit te brengen over het
in mei 1959 door de Federatie van Verenigingen voor
Dorpsbelang aan de raad gezonden schrijven, opdat tot
behandeling en beantwoording kan worden gekomen;
b. wegen te zoeken, opdat in 1961 een aantal wo
ningen in één of meer dorpen onzer gemeente zal wor
den gebouwd."
Dit voorstel is mede ondertekend door de heer San
tema.
De Voorzitter: Ik heb dit voorstel dat zopas door de
heer De Vries is voorgelezen, dan nu ontvangen en dat
kan dus deel van de beraadslagingen uitmaken.
De hear Hartstra: Ik haw oan hwat de hear De Vries
oer dit punt sein hat net folie ta to foegjen, allinnich
dit: Wy binne ek bliid, dat b. en w. sa freonlik west
hawwe üs rie noch ris to herinnerjen oan it adres fan
de Federaesje fan Forieningen foar Doarpsbilang. Hja
sizze nou, dat de kurvepriis net to heljen is, mar dat hat
üs wol in bytsje nij dien, omdat it yn oare en lytse
doarpen wol kin. Ik soe sizze: Hwannear't dit nou net
kin, dan sil it letter ek net kinne. En dan kin de muoite
bisparre wurde om troch to gean mei it yntsjinjen fan
ütwreidingsplannen. Ik soe der dit noch oan ta foegje
wolle: Hwannear't op dizze manear trochgien wurdt
om de doarpen om it sa mar to sizzen - leech to
lizzen, dan kin men de mentaliteit wol bigripe, dy't
nou al faek op dizze doarpen blykt en dêr't ik my al-
titen noch fan distansierre haw, in mentaliteit, dy't
basearre is op de opfetting, dat it yndertiid in ramp
west hat foar de doarpen, dat hja by Ljouwert foege
binne. Ik bigjin nou sa geandewei dy kant ek wol in
bytsje oer to hingjen. It klinkt miskien hwat wrang,
mar de tiid hat üs dat dochs wol leard. En nou soe ik wol
graech witte wolle, hokker prosedure dizze kear folge
is. Hat men in inkelde oannimmer frege of hat men
eins hwat my net bikend is in publike oanbiste-
ging hawn? Dat binne fragen, dêr't ik graech in ant-
wurd op hawwe wolle soe.
De heer K. J. de Jong: Nu er een voorstel ter tafel
ligt en nog een amendement van de heer Kamstra op
dat voorstel, heb ik toch eigenlijk wel enige behoefte
om hier ook iets van te zeggen en misschien laat ik
dan een wat ander geluid horen dan hier tot nog toe
gegeven is. Bij de laatste begrotingszitting heeft het
college in uitzicht gesteld, dat Wirdum of de dorpen
ongeveer 5 woningen zouden krijgen. B. en w. hebben
het zover kunnen brengen, dat daar 12 voor gereser
veerd werden en uiteindelijk is, naar ik meen, de ver
wezenlijking van die 12 woningen in handen gegeven
van de woningstichting Lesuwarden-Leeuwarderadeel,
die speciaal in dit gebied haar werkterrein heeft. Dat
deze woningbouwvereniging nu met dit plan niet klaar
kan komen, kan toch naar mijn mening het college
van b. en w. niet aangerekend worden en dat de curve-
prijs overschreden is, is toch uiteindelijk ook niet aan
het college van b. en w. te wijten. Wanneer we hier
iemand in gebreke stellen, dan zouden we kunnen zeg
gen, dat op de brief van de Federatie van de Vereni
gingen voor Dorpsbelang niet op tijd geantwoord is. In
zoverre zou ik dat kunnen accepteren, hoewel ander
zijds ook weer gesteld kan worden, dat in openbare
zitting (de laatste begrotingsvergadering) hierover go-
sproken is. Uit alle fracties is er op aangedrongen:
College, kom nu eens met woningbouw voor de dorpen.
Het college heeft het gedaan, in plaats van 5 zouden
er 12 komen, maar de woningbouwvereniging kan dit
niet realiseren. Het is dus uiteindelijk een zaak van
de woningbouwvereniging die dit niet klaar heeft kun
nen spelen. Waarom zij dit niet kon doen, ontgaat op
dit moment onze beoordeling. Het college zegt: Laten
we, om niet 12 woningen aan volume kwijt te zijn, die
woningen maar gauw bij het kwantum, dat de woning
bouwvereniging Beter Wonen bouwt, voegen, want dan
halen we het wèl. Ik zou dus zeggen, dat dit toch een
vrij logische gang van zaken is.
Wat het voorstel sub b betreft, ik heb eigenlijk de
indruk, dat hier iets gevraagd wordt wat het college
al in de raadsbrief stelt. Het is het intrappen
van een open deur, als ik het zo mag zeggen, want in
de raadsbrief staat immers: „Wij geven u echter de
verzekering, dat wij zullen blijven trachten de bouw
van woningen in Wirdum en andere dorpen mogelijk te
maken." Moeten we nu een voorstel aannemen, waar
van het college zelf al zegt: „Dat willen wij juist"?
En waaraan het toevoegt: „In dit verband delen wij u
mede, dat wij u binnen afzienbare tijd een voorstel
hopen te kunnen doen inzake de herziening van de
voor enige dorpen geldende uitbreidingsplannen." Ik
heb er niets op tegen om dat nu eens flink te onder
strepen en te zeggen: College, wanneer komt deze toe
zegging nu af? Of wordt men met een kluitje in het
ret gestuurd? Als dat nu eens op zeer korte termijn
wordt bekeken, hoe lang duurt dat dan ongeveer? 1, 2
of 3 maanden Ik heb zo de indruk, dat het aannemen
van dit voorstel toch eigenlijk een weinig gebruikelijke
manier is om iets uit de raad ter kennis van b. en w.
te brengen, afgezien van alle goede bedoelingen. Ik sta
er volkomen achter, wanneer men voor de dorpen op
komen wil en met goede uitbreidingsplannen voor de
dorpen voor de dag wil komen. Wirdum heeft trouwens
al een uitbreidingsplan; het betreft uiteindelijk alleen
Goutum en Wytgaard en het is ook maar niet zo ge
makkelijk om een-twee-drie even zo'n uitbreidingsplan
uit de mouw te schudden. Daar zit zeer veel aan vast.
Maar wanneer komt dit af? Wanneer het college dat
nu een beetje nader kan concretiseren, dan heb ik voor
mijzelf het gevoel, dat we dan aan een voorstel als dat
van de heer De Vries eigenlijk geen behoefte hebben.
Ik vind het een wat wonderlijk geval, omdat ik meen,
dat hier iets gesteld wordt, wat in de eerste plaats op
dit moment niet het college aangerekend kan worden,
tenzij dan het feit, dat de Federatie van Verenigingen
voor Dorpbelang pas na anderhalf jaar antwoord zal
6 krijgen.
De hear Santema: It kolleezje hat hjoed mar wer in
béste advokaet, soe ik sizze en ik mei hjir wol elkes
oan ta foegje: dyselde advokaet (tusken oanhellings-
tekens dan, mar dér bidoel ik neat biledigjends mei)
bat yn in eardere speech de wurden „oerhinne huppel-
je'' brükt. Mar üt it bitooch dat hy hjir niis hélden hat,
docht it bliken, dat hy gjin bisef hat fan hwat hjir
bard is. Der is in doarp tastien in bipaeld oantal wen-
ningén to bouwen. De mooglikheit is bisocht om in üt-
fierder to finen, mar nei myn idé net goed genöch. De
mooglikheden foar wentebou soenen hjir yn dit stêds-
diel folie en folie better bisjoen west hawwe
moatte. Nou is de kwesje sa, dat dy 12 wen
ningen dy't har tasein wienen, ynienen har wer
öfnomd wurde en wer tafoege oan it kontingint
foar it stêdsdiel, dat dochs altiten al sa'n stik foar
hat by it plattelénsdiel. Kin de hear De Jong him
nou net foarstelle, dat by sa'n halding dat plattelans
diel seit: De stêd forjit üs of de stêd negearret üs?
Dat is hjir de kwesje, hwer't it om giet. It is dus net
yn it earste plak in kwesje fan forméle, mar fan moréle
aerd. As wy ien kear in ünthjit dogge oan it plattelan,
dan hawwe wy dat ek to hélden. En dat ünthjit is hjir
net hélden. Dêrom protestearje ik mei klam tsjin dit
ütstel fan b. en w. en stean ik fansels hielendal efter
hwat de hear De Vries hjir niis ütsteld hat en hwer't
ik ek myn héntekening Onder set haw. En ik mei der
miskien wol oan tafoegje, dat wy ek it punt c, dat
troch de hear Kamstra hjir nei foaren brocht is, fol-
slein ünderskriuwe. Wy hawwe nei myn idé tige fat
soenlik dien. Wy hawwe noch praet yn termen as „for-
siik", mar wy hienen dat ek noch wol oars dwaen kin
nen. Yn alle gefallen, ik stel hjir b. en w. yn gebreke.
De heer SpiekhoutWat de heer Santema zopas heeft
gezegd, n.l. dat de heer De Jong niet zou beseffen wat
hier is gebeurd, vind ik nogal een onvriendelijke aan
tijging, maar dat zal de heer De Jong zelf wel verder
kunnen afhandelen. Misschien moet ik mij die aantijging
wel laten aanleunen, als ik nu zeg, dat ik nóg niet
begrijp, hoe de heer Santema en de zijnen tot deze uit
spraak kunnen komen. Hier wordt dus eigenlijk in dit
voorstel uitgesproken en de heer Santema heeft het
ook in zijn laatste zin duidelijk gezegd dat b. en w.
in gebreke zijn gebleven. Ik moet u zeggen, dat het mij
toch heel logisch lijkt om eerst eens af te wachten wat
het antwoord op de vragen die mijn fractiegenoot de
heer Hartstra hier heeft gesteld, zal zijn. Ik weet nü
n.l. niet, of b. en w. wel in gebreke zijn gebleven. Als
ik zo de raadsbrief lees, dan heb ik niet die indruk,
maar dan meen ik, dat hier andere omstandigheden
zijn, die b. en w. genoodzaakt hebben om te berusten
in deze, ook naar hun inzicht niet plezierige, omstan
digheid. Ik vind het daarom ook voorbarig om nu al
reeds te komen met een voorstel, dat b. en w. eigenlijk
in gebreke stelt, zonder af te wachten, wat nu precies
de oorzaak van en de aanleiding tot dit nieuwe voorstel
van het college zijn geweest. Ik geloof, dat we ons dan
pas kunnen uitspreken over het al of niet voor of tegen
dit voorstel zijn.
Ik had er toch behoefte aan dit in eerste instantie
zo te stellen.
De heer Bosgraaf: Mag ik nog een korte vraag stel
len? Is het waar, dat de woningstichting Leeuwarden-
Leeuwarderadeel slechts aan één aannemer, die onder
het werk zit, prijsopgave gevraagd heeft voor deze wo
ningen? Als dat werkelijk het geval is, dan heeft men
toch niet zijn uiterste best gedaan om deze woningen
gerealiseerd te krijgen. Wanneer de stichting dit dus
niet heeft gekund, dan had de gemeente, zou ik zo zeg
gen, nog wel eens haar best kunnen doen, buiten de
stichting om.
De heer Engels: Ik meen, dat de aanvulling op het
voorstel De Vries evenmin als het voorstel zelf
de intentie heeft gehad om het college van b. en w.
in gebreke te stellen terzake van zijn beleid met be
trekking tot de huizen in Wirdum.
Ik meen voorts, dat de heer De Jong zich er net iets
te gemakkelijk van af maakt, wanneer hij zegt: „Jullie
trappen een open deur in, want jullie willen hetzelfde
als b. en w." Bij ons zit inderdaad hetzelfde streven
voor als b(j b. en w., maar wij willen sneller daden zien
en meer concrete gegevens om daarmee aan de dorpen
de verzekering te kunnen geven, dat er aan hun belan
gen gewerkt wordt. Een dergelijk voorstel is dus niet
bedoeld als een in gebreke stellen van b. en w.het is
evenmin zinloos. Het is veeleer een zinvolle uitnodiging
aan b. en w. om reeds in eerste instantie een zodanig
antwoord te geven, zodanige toezeggingen te doen, dat
men de motie of bepaalde delen ervan zou kunnen in
trekken.