2
3
De Voorzitter: Het lijkt mij goed aan deze mede
delingen enkele informaties toe te voegen over gemeen
telijke aangelegenheden, die op dit moment weliswaar
niet Uw bemoeienis vragen, maar U zeker zullen in
teresseren. Naar de tijdsorde zullen deze het nu bijna
verstreken jaar betreffen en ik wil daaraan graag, de
traditie van de jaarwisseling volgend, het een en ander
toevoegen over onze toekomstverwachtingen.
Het duidelijkste beeld van wat 1960 ons heeft ge
bracht, wordt geboden door de ontwikkeling op het
industrieterrein Van Harinxmakanaal. Bij het begin
van het jaar verkeerde het in een staat van naderende
voltooiing en over de uitgifte hadden we nog geen en
kele zekerheid. Nu is het terrein vrijwel geheel uit
gegeven en zijn wij, om aan de vraag te kunnen blijven
voldoen, al begonnen met de voorbereiding van verdere
uitbreiding der industrieterreinen. Uw Raad heeft op
16 november het krediet voor het bouwrijp maken van
het industrieterrein De Zwette verleend. Onze verwach
ting is, dat op korte termijn met dit werk zal kunnen
worden begonnen en dat ook het derde industrieterrein
De Schenkenschans spoedig daarna zal volgen.
Tussen deze beide momenten, het begin en het eind
van het jaar liggen verschillende belangrijke beslui
ten omtrent vestiging van bedrijven op het nieuwe in
dustrieterrein: de optische industrie „De Oude Delft",
de Verenigde Stofzuigerfabrieken in oprichting, de
Phoenix-rijwielenfabriek, de Coöperatieve Condensfa-
briek Friesland, Douwe Egberts, de Amerikaanse Knit-
form-Mills, de Engelse Saunders Valve Company en
nog enige plaatselijke bedrijven. Het meest recente
nieuws is het verzoek van R. S. Stokvis N.V. tot de
verkoop van grond op dit industrieterrein; een zaak,
die wij U met spoed hopen voor te leggen.
De betekenis van de Stichting Leeuwarder Industrie
gebouwen voor de verdere industrialisatie blijkt uit de
grote belangstelling voor de industriehallen. Op het
ogenblik is de hal van ,,De Oude Delft" al in gebruik,
in aanbouw zijn hallen voor de Coöperatieve Condens-
fabriek Friesland, Douwe Egberts, de Knitform-Mills
en de Verenigde Stofzuigerfabrieken. Ook voor Saun
ders Valve Company zal een dergelijke hal worden ge
bouwd.
Ook in andere opzichten heeft het afgelopen
jaar reden tot verheugenis gegeven.
Het project-nieuwe veemarkt zal begin januari in
een nieuwe fase treden, wanneer met het heiwerk voor
de bebouwing wordt begonnen. Op 26 oktober voteerde
Uw Raad voor dit doel een bedrag van f 8.850.000,
De brug over de Harlingervaart heeft reeds in belang
rijke mate de definitieve gestalte gekregen door het
aanbrengen van de brugconstructie in het weekend
van 17 en 18 december. De verdere voltooiing zal glo
baal een half jaar vragen. Met de bouw van het viaduct
over het spoorwegemplacement is kortgeleden begon
nen; Uw Raad stelde voor dit werk op 2 maart een
krediet van f 2.815.000,beschikbaar. Dit werk is
financieel mogelijk gemaakt door de verlening van een
rijksbijdrage tot verbetering van de infrastructuur,
evenals de verdere afwerking van de Julianalaan, die
is aanbesteed. Dezer dagen is bericht van Gedeputeerde
Staten ontvangen, dat de Rijksdienst Aanvullende Werk
gelegenheid 85% van de kosten zal dragen voor de
aanleg van de Middelzeelaan, die voor het nieuwe in
dustrieterrein van essentiële betekenis is. Ook verwach
ten wij in de loop van het jaar te kunnen beginnen met
de aanleg van de spoorwegtunnel naar dit terrein. Over
de verdere aanleg van de ringweg kan worden gezegd,
dat wij goede hoop hebben in het begin van het komen
de jaar over de middelen te beschikken om het zuid
oostelijke tracé tussen Julianalaan en Pieter Stuyve-
santweg te kunnen aanleggen. Het plan daarvoor is
klaar. Ook de aanleg van de hoofdbanen van Pieter
Stuyvesantweg en Archipelweg staat voor 1961 op het
programma.
Verder kan ik mededelen, dat wij in het begin van
dit jaar het uitgewerkte plan verwachten voor de bouw
van de rioolwaterzuiveringsinstallatie, zodat wij ook
met de bouw daarvan zo spoedig mogelijk (in de ten
behoeve van de pers afgedrukte tekst van mijn rede
staat ,,in het komende jaar", maar dit is te optimistisch
gesteld) hopen te kunnen beginnen. De subsidiebe
schikking voor de aanleg van het hoofdriool Nijlan
Borniastraat, ten laste van de dienst 1960, is inmiddels
binnengekomen.
Ik mag voorts enige raadsbesluiten uit het afgelopen
jaar releveren, die gemeentelijke activiteiten op ver
schillende gebieden weerspiegelen. Allereerst het onder
wijs. Op 20 januari besloot U een noodzakelijkheidsver
klaring af te geven voor de uitbreiding van het leer
plan van de u.t.s. met een afdeling elektrotechniek. In
dezelfde vergadering werd bouwterrein aan de Comelis
Trooststraat verkocht aan de Vereniging Leeuwarder
Industrie- en Huishoudschool. Op 23 maart werd be
sloten tot de bouw van een gymnastieklokaal bij Tele-
mannschool I en II. Voor dit plan verwachten wij bin
nenkort de goedkeuring. Met de bouw van een open
bare ulo-school in 't Nijlan, waartoe Uw Raad in dezelf
de vergadering besloot, is inmiddels begonnen.
Medewerking van Uw Raad voor het stichten van
een ulo-school in het westen verkreeg het bestuur van
de Vereniging voor Chr. Schoolonderwijs in de verga
dering van 13 april en op 11 mei werd hetzelfde beslo
ten ten gunste van de Nederlands Hervormde School
vereniging, eveneens voor de bouw van een ulo-school.
Deze hervormde ulo-school is inmiddels opgericht, maai
moet de lesruimten nog in verschillende lokalen vin
den. Vermeld mogen ook worden de op 7 december ge
nomen besluiten betreffende de oprichting van een
openbare en een christelijke school voor kinderen met
leer- en opvoedingsmoeilijkheden. En dan zal ten slotte
nog in deze vergadering het detailhandelsvakonderwijs
aan de orde komen.
Ik doe verder nog enige grepen uit de raadshande-
lingen in 1960. De stichting „De Nieuwe Leeuwarder
Jachthaven" verkreeg tweemaal op 10 februari en
op 26 oktober garanties voor rente en aflossing van
leningen voor de bouw van in totaal 4 schiphuizen. De
recreatie werd ook op andere wijzen gediend door het
op 2 maart genomen besluit tot aanleg van een recrea
tieterrein ten noorden van het Bisschopsrak en de ak-
koordbevinding in beginsel met het zeer belangrijke
plan „De Kleine Wielen" op 23 maart.
De stand van zaken bij de woningbouw ten slotte
leent zich het best tot een beschouwing, wanneer we
niet de afzonderlijke feiten, maar de totalen in ogen
schouw nemen. De situatie in het afgelopen jaar wordt
bepaald door het feit, dat we moeten afsluiten met een
totaal van 467 gereedgekomen woningen als volgt ver
deeld: gemeente 375, particulier 92. Vergeleken met
het aantal van 1959, dat 861 bedroeg, is dit een ernstige
teruggang. Vergeleken met de reële woningbehoef e
kunnen wij niet anders dan onze diepe bezorgdheid uit
spreken over de rem, die hier op onze stadsontwikkeling
wordt gezet en de kommer, waarin vele onzer stadge
noten verkeren door de voortdurende woningnood. Het
reële tekort moet momenteel worden gesteld op bijna
2500. Willen we dit tekort in de eerstkomende 5 tot 6
jaren inlopen, tegelijk de bevolkingsgroei opvangen en
naar behoren voortgaan met de woningsanering, dan
moeten wij in de jaren 1961 t/m 1965 1300 woningen
per jaar bouwen, van 1960 t/m 1968 1000 per jaar, van
1969 t/m 1972 750 per jaar en van 1973 t/m 1980 500
per jaar. Blijven we voortgaan in het tempo van uu,
dan dekken we slechts ongeveer een derde van de be
hoefte.
Dit moet helaas de dissonant zijn in deze oudejaars-
beschouwing over Leeuwarden, dat overigens in zo
menig opzicht heeft getoond de toekomst aan te kun
nen. Daarbij alleen te denken aan en te spreken over
de gemeentelijke activiteiten, zou een beperkt beeld
geven van wat Leeuwarden momenteel aan groeikra ht
bezit.
Ik mag wijzen op de uitbreiding van de bestaande
industrie, met de daaraan verbonden bouwactiviteit, die
ons in de nieuwe silo van de CAF het hoogste utiliteits
gebouw van Friesland heeft gebracht, op het nieuwe
Kinderziekenhuis van het Diakonessenhuis, op het ge
bouw van de Bond van Coöperatieve Zuivelfabrieken, op
de uitbreiding van het P.E.B. en op de twee nieuwe ga
rages, om aan te tonen, dat Leeuwarden op velerlei
gebied heeft getoond aan het begin van een nieuwe ont
wikkeling te staan.
Punt 2 (bijlage no. 319).
De aanbeveling van b. en w. luidt als volgt:
Mr. C. H. Beekhuis, Mr. P. J. Troelstraweg 104 II.
Benoemd wordt de heer Beekhuis, met alg. stemmen.
Punt 3 (bijlage no. 318).
De aanbevelingen van het bestuur der instelling lui
den als volgt:
vacature mevr. M. Laverman-Breuker
1. mevr. M. Laverman-Breuker, Arubastraat 4;
2. mevr. J. Vegter-van de Kieft, Harlingerstraatweg 26;
3. mevr. A. van der Burg-van der Poel, Emmakade 85;
vacature Mr. B. Dorhout:
1. Mr. B. Dorhout, Mr. P. J. Troelstraweg 98;
2. Mr. J. J. Woltman, Transvaalstraat 53;
3. F. van der Veen, Nieuwestad 77.
Benoemd worden mevr. Laverman met 33 stemmen
(1 stem op mevr. Vegter) en de heer Dorhout met 32
stemmen (2 stemmen blanco).
Punt 4 (bijlage no. 307).
De aanbevelingen van b. en w. luiden als volgt:
vacature mevr. A. v. d. Burg-v. d. Poel:
1. mevr. A. v. d. Burg-v. d. Poel, Emmakade 85;
2. P. J. F. Baudet, Spoorstraat 14;
vacature P. J. Mani:
P. J. Mani, Pieter Langendijkstraat 22;
2 W. Veendorp, Midlumerstraat 5;
vacature J. Venema:
1. J. Venema, Berkenstraat 21b;
2. J. G. Wolbers, Mesdagstraat 40.
Benoemd worden mevr. V. d. Burg met 32 stemmen
(1 stem op mevr. Dorhout en 1 stem blanco), de heer
Mani met 32 stemmen (2 stemmen blanco) en de heer
Venema met 31 stemmen (3 stemmen blanco).
Punt 5.
De aanbeveling van de commissie luidt als volgt:
1. mevr. Mr. M. H. Dorhout-Suyling, Mr. P. J. Troel
straweg 98;
2. mevr. Dr. A. C. A. Blanksma-Kok, Bildtsestraat 93;
3. mevr. Mr. S. A. C. Wever-Buisman, Harlingerstraat
weg 25.
Benoemd wordt mevr. Dorhout met 33 stemmen (1
stem op mevr. Blanksma).
Punt 6.
De aanbeveling van het college van curatoren luidt
als volgt:
1 Ds. W. Bartlema, Valkstraat 6;
2. Ds. T. van Veen, Lijsterstraat 6.
Benoemd wordt Ds. Bartlema met 30 stemmen
(4 stemmen op Ds. Van Veen).
Punt 7 (bijlage no. 308).
De aanbeveling van b. en w. luidt als volgt:
mej. C. J. Molenkamp te Groningen.
Benoemd wordt mej. Molenkamp met alg. stemmen.
De heren Heidinga en W. de Vries vormden het stem
bureau.
Punten 8 t.e.m. 12 (bijlagen nos. 302, 303, 312, 309
en 305).
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig de voorstellen
van b. en w.
Punt 13 (bijlage no. 311).
De heer Van der Veen: Dit voorstel bevredigt mij
niet helemaal. Ik weet niet, of er overigens redenen
z'jn om het voorstel van b. en w. niet te volgen, maar
er wordt door enkele van de betrokken bewoners een
schadeloosstelling verlangd. Ik geloof echter, dat de
raad niet in staat is om zich over het aanwezig zijn
van die schade zo een oordeel te vormen. Ik meen, dat
maar een van de betrokkenen inderdaad een bedrag
noemt, terwijl b. en w. daartegenover stellen, dat er
geen schade zou zijn. Maar wanneer wij op deze wijze
dit soort zaken afdoen, dan komt er, geloof ik, van de
mogelijkheid tot het verkrijgen van schadeloosstelling
niet zo veel terecht. De raad mist op dit moment de
mogelijkheid om zelf een oordeel te vellen; we hebben
geen voorlichting daarover en ik vind het onbevredi
gend, dat de behandeling van deze bezwaarschriften
hiermee afgelopen zou zijn. Ik vraag mij af, of het in
gevallen als deze niet beter zou zijn, wanneer van de
kant van b. en w. aan de bezwaarden op een of andere
wijze werd medegedeeld, dat zij, als zij schade willen
claimen, verstandig doen om die schade bijv. door mid
del van een deskundigenrapport of wat dan ook te
adstrueren. Dan hebben wij in elk geval de mogelijk
heid om op de een of andere manier een oordeel te
vormen. Wanneer wij nu zeggen: wij volgen b. en w.
(Ik ben daartoe bereid, want ik zie niet in wat ik an
ders kan doen), dan bevredigt mij dat niet. Ik zou het
op prijs stellen indien het college het in de toekomst
aan de raad mogelijk maakt om op een meer bevre
digende wijze in zaken als deze uitspraak te doen.
De heer Van der Schaaf (weth.)De heer Van der
Veen geeft aan, dat hij deze gang van zaken eigenlijk
onbevredigend vindt en hij argumenteert dit door te
zeggen, dat hier geen bedragen en berekeningen en
dergelijke op tafel worden gelegd, zodat de raad niet
goed geïnformeerd zou zijn. Ik betwijfel, of het op de
weg van het college ligt om aan belanghebbenden in een
geval als dit de hint te geven: ga nu maar eens wat
opzetten en ga nu maar eens wat berekenen, misschien
lukt het U dan wel om iets te krijgen. Dat is naar
mijn gevoel ook weer niet bevredigend omreden men
dan aan degene, die de toekomstige tegenpartij wordt,
in zeker opzicht wegen wijst om tegen zichzelf te gaan
ageren. Dat is in het burgerlijk recht een hoogst on
gewone figuur. Nu hoeft dat in het publieke recht niet
precies zo te liggen, maar het is aan de andere kant
ook weer zo, dat het aan deze belanghebbenden ten
volle heeft vrijgestaan om zich met een adres tot de
raad te wenden en om dat adres te doen steunen op
een ingewonnen rechtskundig of schadekundig advies.
Dan zou uiteraard een dergelijk adres in behandeling
zijn genomen en had het in het preadvies moeten wor
den betrokken. Nu dit niet zo is, meen ik, dat b. en w.
kunnen volstaan met naar voren te brengen hetgeen
zij hebben gedaan. Het is van ons niet te verwachten,
dat wij een volkomen theoretische schadeberekening
zullen opstellen om die dan later zelf te gaan weer
leggen. Zo moet het niet; het had op de weg gelegen
van de belanghebbenden, die zich tekort gedaan voelen,
om cijfers te produceren en die ten grondslag te leggen
aan een discussie daarover. Ik kan mij het gevoel van
de heer Van der Veen uit juridisch oogpunt wel enigs
zins begrijpen, maar aan de andere kant moet ik toch
duidelijk stellen, dat hier voor het college geen andere
weg is geweest dan de hier bewandelde. Wanneer
iemand stelt, dat hij door de werken, die hier worden
beoogd, schade lijdt, dan is het stellig voor b. en w.
voldoende om bij gebreke van cijfers daartegenover te
stellen, dat het betreffende pand aan een grotere weg
komt te liggen en dus ook wel in waarde zal kunnen
stijgen. Nu de discussie zich dus van de zijde van de
belanghebbenden in deze vage sfeer heeft bewogen,
kunnen wij moeilijk anders dan daar ook tamelijk vaag
op te antwoorden. Daarom geloof ik, dat b. en w. in
dit geval niet anders hebben kunnen doen. Maar ik wil
wel zeggen, dat wanneer in een volgend geval een cal
culatie van de schade of een beredenering van de
schade aan ons wordt voorgelegd, wij die stellig in het
preadvies zullen betrekken. Indien die calculatie niet
weerlegbaar is, zal de schade dan ook zeker worden
erkend.
De heer Van der Veen: Ik ben door de beantwoor
ding van de wethouder niet bevredigd. Ik geloof, dat de
wethouder van openbare werken op dit moment toch
te veel gesproken heeft in de geest, die hem als raads
man voor de een of andere partij zou sieren, maar die
hem, dunkt mij, toch niet in de eerste plaats past als