2 3 De Voorzitter: Het lijkt mij goed aan deze mede delingen enkele informaties toe te voegen over gemeen telijke aangelegenheden, die op dit moment weliswaar niet Uw bemoeienis vragen, maar U zeker zullen in teresseren. Naar de tijdsorde zullen deze het nu bijna verstreken jaar betreffen en ik wil daaraan graag, de traditie van de jaarwisseling volgend, het een en ander toevoegen over onze toekomstverwachtingen. Het duidelijkste beeld van wat 1960 ons heeft ge bracht, wordt geboden door de ontwikkeling op het industrieterrein Van Harinxmakanaal. Bij het begin van het jaar verkeerde het in een staat van naderende voltooiing en over de uitgifte hadden we nog geen en kele zekerheid. Nu is het terrein vrijwel geheel uit gegeven en zijn wij, om aan de vraag te kunnen blijven voldoen, al begonnen met de voorbereiding van verdere uitbreiding der industrieterreinen. Uw Raad heeft op 16 november het krediet voor het bouwrijp maken van het industrieterrein De Zwette verleend. Onze verwach ting is, dat op korte termijn met dit werk zal kunnen worden begonnen en dat ook het derde industrieterrein De Schenkenschans spoedig daarna zal volgen. Tussen deze beide momenten, het begin en het eind van het jaar liggen verschillende belangrijke beslui ten omtrent vestiging van bedrijven op het nieuwe in dustrieterrein: de optische industrie „De Oude Delft", de Verenigde Stofzuigerfabrieken in oprichting, de Phoenix-rijwielenfabriek, de Coöperatieve Condensfa- briek Friesland, Douwe Egberts, de Amerikaanse Knit- form-Mills, de Engelse Saunders Valve Company en nog enige plaatselijke bedrijven. Het meest recente nieuws is het verzoek van R. S. Stokvis N.V. tot de verkoop van grond op dit industrieterrein; een zaak, die wij U met spoed hopen voor te leggen. De betekenis van de Stichting Leeuwarder Industrie gebouwen voor de verdere industrialisatie blijkt uit de grote belangstelling voor de industriehallen. Op het ogenblik is de hal van ,,De Oude Delft" al in gebruik, in aanbouw zijn hallen voor de Coöperatieve Condens- fabriek Friesland, Douwe Egberts, de Knitform-Mills en de Verenigde Stofzuigerfabrieken. Ook voor Saun ders Valve Company zal een dergelijke hal worden ge bouwd. Ook in andere opzichten heeft het afgelopen jaar reden tot verheugenis gegeven. Het project-nieuwe veemarkt zal begin januari in een nieuwe fase treden, wanneer met het heiwerk voor de bebouwing wordt begonnen. Op 26 oktober voteerde Uw Raad voor dit doel een bedrag van f 8.850.000, De brug over de Harlingervaart heeft reeds in belang rijke mate de definitieve gestalte gekregen door het aanbrengen van de brugconstructie in het weekend van 17 en 18 december. De verdere voltooiing zal glo baal een half jaar vragen. Met de bouw van het viaduct over het spoorwegemplacement is kortgeleden begon nen; Uw Raad stelde voor dit werk op 2 maart een krediet van f 2.815.000,beschikbaar. Dit werk is financieel mogelijk gemaakt door de verlening van een rijksbijdrage tot verbetering van de infrastructuur, evenals de verdere afwerking van de Julianalaan, die is aanbesteed. Dezer dagen is bericht van Gedeputeerde Staten ontvangen, dat de Rijksdienst Aanvullende Werk gelegenheid 85% van de kosten zal dragen voor de aanleg van de Middelzeelaan, die voor het nieuwe in dustrieterrein van essentiële betekenis is. Ook verwach ten wij in de loop van het jaar te kunnen beginnen met de aanleg van de spoorwegtunnel naar dit terrein. Over de verdere aanleg van de ringweg kan worden gezegd, dat wij goede hoop hebben in het begin van het komen de jaar over de middelen te beschikken om het zuid oostelijke tracé tussen Julianalaan en Pieter Stuyve- santweg te kunnen aanleggen. Het plan daarvoor is klaar. Ook de aanleg van de hoofdbanen van Pieter Stuyvesantweg en Archipelweg staat voor 1961 op het programma. Verder kan ik mededelen, dat wij in het begin van dit jaar het uitgewerkte plan verwachten voor de bouw van de rioolwaterzuiveringsinstallatie, zodat wij ook met de bouw daarvan zo spoedig mogelijk (in de ten behoeve van de pers afgedrukte tekst van mijn rede staat ,,in het komende jaar", maar dit is te optimistisch gesteld) hopen te kunnen beginnen. De subsidiebe schikking voor de aanleg van het hoofdriool Nijlan Borniastraat, ten laste van de dienst 1960, is inmiddels binnengekomen. Ik mag voorts enige raadsbesluiten uit het afgelopen jaar releveren, die gemeentelijke activiteiten op ver schillende gebieden weerspiegelen. Allereerst het onder wijs. Op 20 januari besloot U een noodzakelijkheidsver klaring af te geven voor de uitbreiding van het leer plan van de u.t.s. met een afdeling elektrotechniek. In dezelfde vergadering werd bouwterrein aan de Comelis Trooststraat verkocht aan de Vereniging Leeuwarder Industrie- en Huishoudschool. Op 23 maart werd be sloten tot de bouw van een gymnastieklokaal bij Tele- mannschool I en II. Voor dit plan verwachten wij bin nenkort de goedkeuring. Met de bouw van een open bare ulo-school in 't Nijlan, waartoe Uw Raad in dezelf de vergadering besloot, is inmiddels begonnen. Medewerking van Uw Raad voor het stichten van een ulo-school in het westen verkreeg het bestuur van de Vereniging voor Chr. Schoolonderwijs in de verga dering van 13 april en op 11 mei werd hetzelfde beslo ten ten gunste van de Nederlands Hervormde School vereniging, eveneens voor de bouw van een ulo-school. Deze hervormde ulo-school is inmiddels opgericht, maai moet de lesruimten nog in verschillende lokalen vin den. Vermeld mogen ook worden de op 7 december ge nomen besluiten betreffende de oprichting van een openbare en een christelijke school voor kinderen met leer- en opvoedingsmoeilijkheden. En dan zal ten slotte nog in deze vergadering het detailhandelsvakonderwijs aan de orde komen. Ik doe verder nog enige grepen uit de raadshande- lingen in 1960. De stichting „De Nieuwe Leeuwarder Jachthaven" verkreeg tweemaal op 10 februari en op 26 oktober garanties voor rente en aflossing van leningen voor de bouw van in totaal 4 schiphuizen. De recreatie werd ook op andere wijzen gediend door het op 2 maart genomen besluit tot aanleg van een recrea tieterrein ten noorden van het Bisschopsrak en de ak- koordbevinding in beginsel met het zeer belangrijke plan „De Kleine Wielen" op 23 maart. De stand van zaken bij de woningbouw ten slotte leent zich het best tot een beschouwing, wanneer we niet de afzonderlijke feiten, maar de totalen in ogen schouw nemen. De situatie in het afgelopen jaar wordt bepaald door het feit, dat we moeten afsluiten met een totaal van 467 gereedgekomen woningen als volgt ver deeld: gemeente 375, particulier 92. Vergeleken met het aantal van 1959, dat 861 bedroeg, is dit een ernstige teruggang. Vergeleken met de reële woningbehoef e kunnen wij niet anders dan onze diepe bezorgdheid uit spreken over de rem, die hier op onze stadsontwikkeling wordt gezet en de kommer, waarin vele onzer stadge noten verkeren door de voortdurende woningnood. Het reële tekort moet momenteel worden gesteld op bijna 2500. Willen we dit tekort in de eerstkomende 5 tot 6 jaren inlopen, tegelijk de bevolkingsgroei opvangen en naar behoren voortgaan met de woningsanering, dan moeten wij in de jaren 1961 t/m 1965 1300 woningen per jaar bouwen, van 1960 t/m 1968 1000 per jaar, van 1969 t/m 1972 750 per jaar en van 1973 t/m 1980 500 per jaar. Blijven we voortgaan in het tempo van uu, dan dekken we slechts ongeveer een derde van de be hoefte. Dit moet helaas de dissonant zijn in deze oudejaars- beschouwing over Leeuwarden, dat overigens in zo menig opzicht heeft getoond de toekomst aan te kun nen. Daarbij alleen te denken aan en te spreken over de gemeentelijke activiteiten, zou een beperkt beeld geven van wat Leeuwarden momenteel aan groeikra ht bezit. Ik mag wijzen op de uitbreiding van de bestaande industrie, met de daaraan verbonden bouwactiviteit, die ons in de nieuwe silo van de CAF het hoogste utiliteits gebouw van Friesland heeft gebracht, op het nieuwe Kinderziekenhuis van het Diakonessenhuis, op het ge bouw van de Bond van Coöperatieve Zuivelfabrieken, op de uitbreiding van het P.E.B. en op de twee nieuwe ga rages, om aan te tonen, dat Leeuwarden op velerlei gebied heeft getoond aan het begin van een nieuwe ont wikkeling te staan. Punt 2 (bijlage no. 319). De aanbeveling van b. en w. luidt als volgt: Mr. C. H. Beekhuis, Mr. P. J. Troelstraweg 104 II. Benoemd wordt de heer Beekhuis, met alg. stemmen. Punt 3 (bijlage no. 318). De aanbevelingen van het bestuur der instelling lui den als volgt: vacature mevr. M. Laverman-Breuker 1. mevr. M. Laverman-Breuker, Arubastraat 4; 2. mevr. J. Vegter-van de Kieft, Harlingerstraatweg 26; 3. mevr. A. van der Burg-van der Poel, Emmakade 85; vacature Mr. B. Dorhout: 1. Mr. B. Dorhout, Mr. P. J. Troelstraweg 98; 2. Mr. J. J. Woltman, Transvaalstraat 53; 3. F. van der Veen, Nieuwestad 77. Benoemd worden mevr. Laverman met 33 stemmen (1 stem op mevr. Vegter) en de heer Dorhout met 32 stemmen (2 stemmen blanco). Punt 4 (bijlage no. 307). De aanbevelingen van b. en w. luiden als volgt: vacature mevr. A. v. d. Burg-v. d. Poel: 1. mevr. A. v. d. Burg-v. d. Poel, Emmakade 85; 2. P. J. F. Baudet, Spoorstraat 14; vacature P. J. Mani: P. J. Mani, Pieter Langendijkstraat 22; 2 W. Veendorp, Midlumerstraat 5; vacature J. Venema: 1. J. Venema, Berkenstraat 21b; 2. J. G. Wolbers, Mesdagstraat 40. Benoemd worden mevr. V. d. Burg met 32 stemmen (1 stem op mevr. Dorhout en 1 stem blanco), de heer Mani met 32 stemmen (2 stemmen blanco) en de heer Venema met 31 stemmen (3 stemmen blanco). Punt 5. De aanbeveling van de commissie luidt als volgt: 1. mevr. Mr. M. H. Dorhout-Suyling, Mr. P. J. Troel straweg 98; 2. mevr. Dr. A. C. A. Blanksma-Kok, Bildtsestraat 93; 3. mevr. Mr. S. A. C. Wever-Buisman, Harlingerstraat weg 25. Benoemd wordt mevr. Dorhout met 33 stemmen (1 stem op mevr. Blanksma). Punt 6. De aanbeveling van het college van curatoren luidt als volgt: 1 Ds. W. Bartlema, Valkstraat 6; 2. Ds. T. van Veen, Lijsterstraat 6. Benoemd wordt Ds. Bartlema met 30 stemmen (4 stemmen op Ds. Van Veen). Punt 7 (bijlage no. 308). De aanbeveling van b. en w. luidt als volgt: mej. C. J. Molenkamp te Groningen. Benoemd wordt mej. Molenkamp met alg. stemmen. De heren Heidinga en W. de Vries vormden het stem bureau. Punten 8 t.e.m. 12 (bijlagen nos. 302, 303, 312, 309 en 305). Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig de voorstellen van b. en w. Punt 13 (bijlage no. 311). De heer Van der Veen: Dit voorstel bevredigt mij niet helemaal. Ik weet niet, of er overigens redenen z'jn om het voorstel van b. en w. niet te volgen, maar er wordt door enkele van de betrokken bewoners een schadeloosstelling verlangd. Ik geloof echter, dat de raad niet in staat is om zich over het aanwezig zijn van die schade zo een oordeel te vormen. Ik meen, dat maar een van de betrokkenen inderdaad een bedrag noemt, terwijl b. en w. daartegenover stellen, dat er geen schade zou zijn. Maar wanneer wij op deze wijze dit soort zaken afdoen, dan komt er, geloof ik, van de mogelijkheid tot het verkrijgen van schadeloosstelling niet zo veel terecht. De raad mist op dit moment de mogelijkheid om zelf een oordeel te vellen; we hebben geen voorlichting daarover en ik vind het onbevredi gend, dat de behandeling van deze bezwaarschriften hiermee afgelopen zou zijn. Ik vraag mij af, of het in gevallen als deze niet beter zou zijn, wanneer van de kant van b. en w. aan de bezwaarden op een of andere wijze werd medegedeeld, dat zij, als zij schade willen claimen, verstandig doen om die schade bijv. door mid del van een deskundigenrapport of wat dan ook te adstrueren. Dan hebben wij in elk geval de mogelijk heid om op de een of andere manier een oordeel te vormen. Wanneer wij nu zeggen: wij volgen b. en w. (Ik ben daartoe bereid, want ik zie niet in wat ik an ders kan doen), dan bevredigt mij dat niet. Ik zou het op prijs stellen indien het college het in de toekomst aan de raad mogelijk maakt om op een meer bevre digende wijze in zaken als deze uitspraak te doen. De heer Van der Schaaf (weth.)De heer Van der Veen geeft aan, dat hij deze gang van zaken eigenlijk onbevredigend vindt en hij argumenteert dit door te zeggen, dat hier geen bedragen en berekeningen en dergelijke op tafel worden gelegd, zodat de raad niet goed geïnformeerd zou zijn. Ik betwijfel, of het op de weg van het college ligt om aan belanghebbenden in een geval als dit de hint te geven: ga nu maar eens wat opzetten en ga nu maar eens wat berekenen, misschien lukt het U dan wel om iets te krijgen. Dat is naar mijn gevoel ook weer niet bevredigend omreden men dan aan degene, die de toekomstige tegenpartij wordt, in zeker opzicht wegen wijst om tegen zichzelf te gaan ageren. Dat is in het burgerlijk recht een hoogst on gewone figuur. Nu hoeft dat in het publieke recht niet precies zo te liggen, maar het is aan de andere kant ook weer zo, dat het aan deze belanghebbenden ten volle heeft vrijgestaan om zich met een adres tot de raad te wenden en om dat adres te doen steunen op een ingewonnen rechtskundig of schadekundig advies. Dan zou uiteraard een dergelijk adres in behandeling zijn genomen en had het in het preadvies moeten wor den betrokken. Nu dit niet zo is, meen ik, dat b. en w. kunnen volstaan met naar voren te brengen hetgeen zij hebben gedaan. Het is van ons niet te verwachten, dat wij een volkomen theoretische schadeberekening zullen opstellen om die dan later zelf te gaan weer leggen. Zo moet het niet; het had op de weg gelegen van de belanghebbenden, die zich tekort gedaan voelen, om cijfers te produceren en die ten grondslag te leggen aan een discussie daarover. Ik kan mij het gevoel van de heer Van der Veen uit juridisch oogpunt wel enigs zins begrijpen, maar aan de andere kant moet ik toch duidelijk stellen, dat hier voor het college geen andere weg is geweest dan de hier bewandelde. Wanneer iemand stelt, dat hij door de werken, die hier worden beoogd, schade lijdt, dan is het stellig voor b. en w. voldoende om bij gebreke van cijfers daartegenover te stellen, dat het betreffende pand aan een grotere weg komt te liggen en dus ook wel in waarde zal kunnen stijgen. Nu de discussie zich dus van de zijde van de belanghebbenden in deze vage sfeer heeft bewogen, kunnen wij moeilijk anders dan daar ook tamelijk vaag op te antwoorden. Daarom geloof ik, dat b. en w. in dit geval niet anders hebben kunnen doen. Maar ik wil wel zeggen, dat wanneer in een volgend geval een cal culatie van de schade of een beredenering van de schade aan ons wordt voorgelegd, wij die stellig in het preadvies zullen betrekken. Indien die calculatie niet weerlegbaar is, zal de schade dan ook zeker worden erkend. De heer Van der Veen: Ik ben door de beantwoor ding van de wethouder niet bevredigd. Ik geloof, dat de wethouder van openbare werken op dit moment toch te veel gesproken heeft in de geest, die hem als raads man voor de een of andere partij zou sieren, maar die hem, dunkt mij, toch niet in de eerste plaats past als

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1960 | | pagina 2