4 5 bestuurder van de gemeente, die boven de ingang van het gemeentehuis een beeld heeft staan van Vrouwe Justitia. Hij zit hier op dit moment niet als één van de twee partijen, die strijd voeren, maar hij zit hier als een dienaar van de overheid, die ook recht heeft te ver schaffen. Wanneer een gelaedeerde zich tot de ge meente wendt om een schadeloosstelling, dan ligt het, dunkt mij, in de eerste plaats op de weg van de ge meente om de schade, voorzover die aanwezig is, te vergoeden. Wanneer iemand schade claimt, dan lijkt het mij, dat het de overheid zou passen dan niet te zeggen: dit is mijn tegenpartij, ik moet zo goedkoop mogelijk daarvan af komen, desnoods ten koste van 's mans onwetendheid. Dan zou ik er meer voor voe len om te zeggen: inderdaad die schade hebt u en nu wij die schade moeten toebrengen, zullen wij die ook ver goeden. Dat lijkt mij recht en ik geloof ook, dat het onze plicht zou zijn. Maar deze procedure ligt natuur lijk moeilijk. Elke procedure, waarin de raad geroepen is om een oordeel te geven, is moeilijk, omdat de raad eigenlijk geen lichaam is, dat de beide partijen kan horen. Degene, die gebruik maakt van deze procedure en die een request aan de raad richt, meent, dat hij datgene doet wat volgens de verordening op zijn weg ligt. Ik geloof niet, dat een van de raadsleden op het listige idee zou zijn gekomen om, wanneer hij in het zelfde geval kwam te verkeren, te zeggen: ik moet maar alvast zorgen, dat ik al mijn stukken op tafel leg, anders ben ik te laat. Wanneer men de weg volgt, die het reglement aangeeft, mag men toch eigenlijk verwachten, dat men alsnog de gelegenheid zal krijgen om, wanneer het bewijs zal moeten worden geleverd, dat te doen. Die mogelijkheid zit hier niet in. Dat is geen verwijt aan b. en w., dat is een verwijt aan het stelsel. En nu zou ik omwille van de rechtvaardigheid tegenover degenen, die werkelijk schade hebben, graag willen, dat van het college een brief naar deze mensen uitgaat met de mededeling, dat, indien men voor toe kenning van schadevergoeding in aanmerking wenst te komen, liefst een deskundigenverklaring of in ieder geval een rekening, waaruit die schade blijkt, moet worden overgelegd. Wat wij op dit moment doen is het formeel toepassen van een schaderegeling, maar in feite is het niets. Het is zo niet te bekijken, of hier schade is of niet. We weten nu alleen, dat er een gelaedeerde is, die zegt: ik heb schade, en dat er van de kant van b. en w. gezegd wordt: nee. En als ik dan van de wet houder van openbare werken hoor, dat hij zich be schouwt als één van de twee partijen, terwijl wij hier als raad zouden moeten zitten om recht te doen, dan geloof ik, dat ja en nee ons niet veel verder brengt. Ik geloof, dat het een kleinigheid is, wanneer het col lege mijn suggestie zou willen volgen en ik meen, dat op die manier ook nog een beetje goodwill bij onze burgers zou worden gekweekt. De heer Van der Schaaf (weth.): Ik meen toch wel, dat ik op hetgeen de heer Van der Veen heeft gespro ken nog even iets moet antwoorden. Ik zal daarbij een zekere mate van voorzichtigheid in acht nemen, omdat het ons juist dezer dagen is gebleken, dat wij bij het ontbreken daarvan misschien wel eens brokken kun nen maken. De heer Van der Veen heeft mij toch niet helemaal goed begrepen en heeft uit mijn beantwoording in prima een element niet naar voren gebracht of het is niet tot hem doorgedrongen dat ik wel heb genoemd. Ik heb namelijk gezegd, dat, terwijl het in het burgerlijk recht geen gewoonte is, dat men zijn tegenpartij aan materiaal helpt om daar zelf mee bestreden te worden, het in het publieke recht anders ligt. En dat wens ik bepaald te herhalen. Zo heb ik het gezegd en daarmee bedoel ik precies hetzelfde wat de heer Van der Veen in een iets meer uitgewerkte vorm heeft gezegd. Wan neer iemand schade beweert te hebben, dan moet dat onderzocht worden en dan mag dat niet voorbijgegaan worden. Maar waar ik bezwaar tegen heb is, dat van onze kant een taxateur zou worden benoemd om die man het materiaal te verschaffen. Goed, wanneer u daarover het hoofd schudt, dan zijn wij al weer dichter bij elkaar, dan is het verschil dus wel heel miniem. Deze man beweert schade te hebben en wanneer hij schade heeft, dan zult u in mij een warm bepleiter vin den van het stelsel, dat die schade vergoed moet wor den. Dat neemt echter niet weg, dat niet iedereen, die beweert schade te hebben, in mij een zodanig verdediger zou vinden. Dat moet worden onderzocht en hier in het raadsstuk is aan het geval alszodanig aandacht be steed. Tegenover de claim van de betrokkene stellen b. en w., zij het niet zeer uitvoerig, dat deze schade niet aanwezig is, want er blijft nog een diepte tussen de weg en de muur over van zoveel. Verder is er nog de plusfactor van het komen te liggen aan een riante en betere weg. Daarmee is dus in wezen de vage claim op schadevergoeding in beschouwing geweest. De claim is besproken en heeft de aandacht, die hij moet hebben, gehad. En daarmee is deze procedure af. Ik kan het ook niet helpen, dat het niet anders is. Hier wordt niet over een recht heengelopen. Alleen een zeer vage aan spraak wordt met minder vage argumenten weerlegd En wat ik heb willen betogen in prima is dit: als ons was voorgelegd een uitvoerige berekening van schade met verwijzing naar soortgelijke gevallen in andere ge meenten, dan hadden wij een uitslag gehad, waarop wij hadden kunnen reageren, die wij hadden kunnen weerleggen, of die wij hadden kunnen reduceren. Nu het in deze vage vorm is gesteld, hebben wij gemeend het in deze vorm te kunnen afdoen. Dat neemt niet weg, dat het bij mij geen bezwaar ontmoet, dat in ge vallen, dat iemand beweert schade te hebben, een van onze ambtenaren de inlichting zou geven, dat betrok kene goed gedocumenteerd voor de dag moet komen en dat dan ook een beschouwing van b. en w. aan de raad wordt voorgelegd. Maar nu dat niet het geval is, omdat de schade er naar mijn mening niet is, is het an ders gelopen. Het is de kneep natuurlijk, dat er geen schade is; daar komt het allemaal uit voort. Ik meen dus, dat in dit geval het advies van b. en w. zonder bezwaar door de leden van de raad kan worden gevolgd. Z.h.st. wordt daarna besloten overeenkomstig het voorstel van b. en w. Punt 14- (bijlage no. 301). De heer Heidinga: Er was deze keer nogal veel om door te zien bij de stukken en nu moet ik tot mijn schande bekennen, dat ik dit punt niet nauwkeurig heb bezien. Maar ik zou toch graag de vraag willen stellen: Is er in de voorwaarden ook rekening mee gehouden, dat dit terreintje op de hoek van een vrij drukke straat ligt? Wanneer het voor opslag van ijzer en dergelijke gebruikt wordt, zou het kunnen gebeuren, dat het een vreselijk rommelige hoek werd. Hebben we daar aan gedacht De heer Van der Schaaf (weth.)In de concept overeenkomst, die wordt overgelegd, wordt onder punt 5 gezegd: De huurder dient op zijn kosten een afschei ding om het gehuurde aan te brengen en te onderhou den, een en ander ten genoegen van b. en w. van Leeu warden. En punt 6 zegt: De huurder dient het gehuurde in nette staat te houden ten genoegen van b. en w. van Leeuwarden. Dat zijn vrij gebruikelijke bepalingen. Het is wel eens voorgekomen, dat in een ander, maar soort gelijk geval het gebruik van de grond te wensen over liet. B. en w. hebben toen orde op zaken gesteld en dat is wel bevredigend verlopen. Ik dacht dus, dat de raad het met deze bepalingen wel zou kunnen wagen. Er wordt gesproken van een afscheiding. Dat kan bij voorbeeld ook een schutting zijn. Z.h.st. wordt daarna besloten overeenkomstig het voorstel van b. en w. Punt 15 (bijlage no. 306). De hear Santema: Wy geane uteraerd alhielendal mei yn dit ütstel, mar wy fregen üs óf: Soe it nou miskien net de gelegenheit wêze, ek yn forban mei de skiednis fan üs Joadske folksdiel, om de grêfstiennen, dy't dêr op it Joadske hóf steane, to ynventarisearjen? Soenen wy yn dit forban miskien oan de Joadske ge meente it forsiik dwaen kinne om mei to wurkjen oan it ta stan bringen fan dizze ynventarisaesje Wy stelle üs foar, dat dizze saek yn oerliz dien wurde kin mei it arehyf. It resultaet fan dizze ynventarisaesje sil dan ek tankber oangrypt wurde troch dyjingen, dy't har ren yn 'e takomst ta de stüdzje fan de Joaden yn Ljou- wert sette sille. De hear Van der Schaaf (weth.): My tinkt, dat de gedachte fan de hear Santema tige it oertinken wurdich is. Ik soe dan ek sizze wolle, dat ik dit graech yn om- linken nimme wol en wegen sykje wol om hjir oan to foldwaen. Ik wit net krekt, hoefolle dat kostje moatte soe, mar dit sil, tinkt my, net al to folie wêze. En yn it gehiel fan de biskriuwing fan de grêfstiennen yn üs provinsje, dy't yn in weardefolle kolleksje in oanfang foun hat, soe dat miskien ek wol goed fan pas komme. It liket my yn alle gefallen tige it oertinken wurdich. Z.h.st. wordt daarna besloten overeenkomstig het voorstel van b. en w. l'unt 16 (bijlage no. 314). De heer Taylor Parkins: Bij dit voorstel, handelende over de verpachting van gardeniersland, moeten wij onze teleurstelling uitspreken over de gang van za ken. Een proces tussen pachter en pachtheer, hier de gemeente Leeuwarden, zal steeds beide partijen geld kosten en ook na de uitspraak een gevoel van onvol daanheid geven aan beide partijen. Zeer goed zou ik mij in de plaats van deze pachter kunnen stellen, die, omdat hij het land voor een korte tijd kan pachten, zich belemmerd voelt in de uitoefening van zijn beroep en tevens in de opbouw of uitbreiding van zijn bedrijf. Deze pachter en met hem verschillende van zijn pacht- g noten te Leeuwarden zouden zich zo langzaamaan bedreigd kunnen gaan voelen in hun bestaan. U zal zich herinneren, dat in deze raad reeds eerder in dit jaar aan een kweker een kortere pachttijd moest worden toegemeten dan gewenst was en ook, dat aan een andere gardenier de toestemming moest worden geweigerd voor de bouw van een warenhuis. De be perking van de pachttijd en het onthouden van die toestemming waren dringend voorgeschreven in ver band met de stadsuitbreiding. Hier kunnen wij akkoord mee gaan en misschien zelfs spreken van een juist beleid. De uitbreidingsplannen van Leeuwarden zullen in de loop der volgende jaren steeds meer van dit gardeniersland vragen, omdat deze gronden voor hui zenbouw of iets dergelijks moeten worden bestemd. Maar hierdoor zullen tevens de mogelijkheden voor de tuinders steeds meer worden beperkt en zullen zij in een juiste bedrijfsvoering worden gehinderd. Dringend moeten wij u verzoeken het niet te laten bij het negatief vorkorten van de pachttijd, maar deze gardeniers ook positief te helpen, o.a. door aanwijzing en verpachting van nieuwe stukken land voor hun bedrijf, zodat zij daar wel in staat zijn hun bedrijven een moderne uit bouw te geven. Het is ons allen bekend, dat het verkrijgen van voor dit doel geschikte grond reeds lang de aandacht van het college heeft, maar de vrees bekruipt ons, dat de aanbieding van deze grond wel eens te laat zou kun nen komen, zodat voor die aanbieding dan geen inte resse meer bestaat van de oudere generatie van onze tuinders, terwijl de jongeren het inmiddels, al of niet in hun eigen vak, elders hebben gevonden. Het is van groot belang voor Leeuwarden, dat deze bedrijfstak voor de stad behouden blijft. Leggen we de kwekers moeilijkheden in de weg, dan zal ook de groenteveiling hiervan het nadeel ondervinden. Dringend verzoek ik u dus spoed te willen betrachten met de aanwijzing van voor tuinbouw geschikte gronden. De heer Van der Schaaf (weth.)Ik had gedacht, dat de heer Taylor Parkins misschien zijn stem tegen het voorstel zou hebben verheven, maar dat is toch eigenlijk niet het geval. Het overige, ja, dat heeft wel een uitermate zijdelings verband met het punt, dat aan de orde is. Ik wil daarom ook volstaan met te zeggen aan de heer Taylor Parkins, dat deze punten in eerdere beschouwingen bij andere gelegenheden in deze raad ter sprake zijn geweest en dat toen van de zijde van het college is gezegd: Wij zullen trachten voor de tuinders, die gedupeerd worden door stadsuitbreiding, op het I grondgebied van de gemeente Leeuwarden vervangen- I de tuingrond te vinden. De moeilijkheid is daarbij ech- I ter, dat het uitermate moeilijk, zo niet onmogelijk is I om door middel van een onteigeningsprocedure deze I gronden in handen te krijgen. Wij zijn op het ogenblik I dus bezig met onderhandelingen om verkrijging langs minnelijke weg te bewerkstelligen. Maar wanneer dat niet lukt (en het gaat niet zo heel gemakkelijk), dan zou de weg van onteigening misschien niet begaan kun nen worden. Dat is een moeilijkheid. We hebben daar dus deze situatie, dat men bijv. een greidboer op zijn weg vindt, die niet van plan is zijn plaats te ruimen voor een tuinder. Dat is een figuur, die bij een ont eigening zeer moeilijk ligt. Niettemin heeft dit geval de aandacht. Er wordt voortdurend door onderhande lingen verder aan gewerkt en ik mag wel zeggen, dat de aansporing van de heer Taylor Parkins door ons bij de andere aansporingen, die wij vanuit deze raad hebben gehad, in het dossier wordt gelegd en van daar uit haar werking op het college blijft behouden. (Ge lach.) Z.h.st. wordt daarna besloten overeenkomstig het voorstel van b. en w. Punten 17 en 18 (bijlagen nos. 299 en 300). Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig de voorstellen van b. en w. Puiit 19 (bijlage no. 310). De heer J. de Vries: Aan de orde is het preadvies en direct daarop volgt een tweede voorstel. Ik hoop. dat het mij mogelijk is om deze punten te scheiden, maar ook, dat u mij het woord niet ontneemt, als ik misschien van het een even overga op het ander, om dat ik mij toch niet helemaal los kan maken van de gedachte, dat we hier in feite met twee kanten van een en dezelfde zaak te maken hebben. Het college adviseert om aan Gedeputeerde Staten als ons oordeel kenbaar te maken, dat er dringend behoefte is aan detailhandelsvakonderwijs in Friesland, doch dat dit, indien er maar één school voor dit onderwijs zou kun nen komen enz., niet een christelijke detailhandelsvak- sehool behoort te zijn. De zinsnede: „indien er slechts voor dit onderwijs één school zou kunnen komen", noopt mij tot de vraag, wat hiermee precies wordt bedoeld. Ik dacht eigenlijk, dat het er om ging, dat de raad de urgentie van een bepaalde school uitspreekt en ik moet uit deze zinsnede eigenlijk afleiden, dat er iemand an ders of een instelling is, die zal beoordelen, of er een school komt ja dan neen. Ik meen mij ook te herinne ren, dat er in de raadsbrief van 3 oktober 1958 wel ter dege uitvoerig is betoogd, dat er in Leeuwarden slechts één school kan komen. Uit de notulen blijkt overduide lijk en ik herinner me het ook nog zeer goed dat hier destijds is gewerkt met cijfers van aantallen leerlingen van openbare of bijzondere scholen en er zijn zelfs stemmenverhoudingen tussen bepaalde par tijen bij gehaald. In elk geval is het voldoende duidelijk, dat het hier gaat om de vraag, of er één of meer scholen zullen zijn. En er is toen door de raad uitge maakt, dat er maar plaats is voor één school. Mijn vraag is dus: wat betekent deze zinsnede? Mag ik nu ook over het vervolg van dit voorstel spreken De Voorzitter: Ik geloof, dat het maar het beste is, dat u zich in één keer uitspreekt; anders geeft de be antwoording weer moeilijkheden. De heer J. de Vries: Ik dank u zeer. Het gaat dus in het volgende voorstel om een urgentieverklaring in feite, als ik het zo mag noemen, voor de gemeentelijke school. Mijn vraag is, (ik hoop, dat de wethouder mij zo snel kan volgen)„Wordt daarmee dan ingetrokken het eerdere besluit van 15 oktober 1958, waarin met zoveel woorden staat, dat de raad besluit de oprichting en instandhouding van een onder het bestuur van de Stichting Algemene Vakschool voor de Detailhandel te Leeuwarden staande detailhandelsvakschool te Leeu warden nodig te oordelen. Is er dan overleg geweest met het bestuur van deze algemene stichting? In het voorstel wordt gesproken over een voor ieder toeganke lijke school; dat zal de gemeentelijke school zijn. Ik begrijp deze zinsnede niet. Ik heb n.l. nooit geweten, dat een school die onder auspiciën van een algemene stichting of van een christelijke stichting zou staan, niet voor iedereen toegankelijk is. Misschien kan de wethouder mij hierover enige inlichtingen geven. De

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1960 | | pagina 3