12 13 ook niet nodig, omdat al vrij snel bleek, dat het bestuur van de protestants-christelijke school alleen maar be reid zou zijn het overleg voort te zetten, wanneer de urgentieverklaring zou zijn verkregen, c.q. de beslis sing van de minister i.z. de subsidieaanvraag binnen zou zijn. Ik geloof, dat uit de bereidheid van de in specteur en ook van de zijde van het college dit overleg te voeren, voldoende duidelijk moet blijken, dat ook de bereidheid aanwezig was om het resultaat van dat overleg in positieve zin te realiseren. Maar ik zeg nog eens met nadruk, dat Den Haag vooralsnog op het standpunt blijft staan, dat hier slechts één school moet komen. Men moet niet, zoals de heer De Jong doet, bij dit type onderwijs, dat voor een groot deel nog experimenteel van aard is immers, men heeft nog geen eenheid van leerprogramma en werkstukken een vergelijking maken met het uitgebreid tech nisch onderwijs. Dat ligt ook officieel wel zó volkomen anders, dat hier niet zonder meer gezegd zou kunnen worden: De ervaringen met het uitgebreid technisch onderwijs hebben ook wel doen blijken, dat het zeer wel mogelijk is tot stichting van meer detail handelsvakscholen te komen. Het doet mij voorts vreemd aan, dat de heer De Jong hij houde mij dat ten goede financiële bezwaren naar voren brengt. Ik geloof, dat hij er heel vreemd van op zou kijken, als b. en w. met betrekking tot de schoolstichting, hetzij van levensbeschouwelijke scho len, van niet-levensbeschouwelijke of van openbare scholen, bijv. tegen de eerste groep financiële bezwaren zouden maken. (De heer K. J. de Jong: Dat ben ik wel met U eens, maar dat doet niets af aan de financiële bezwaren, door mij genoemd). Als de heer De Jong veronderstelt, dat de volgorde, die het college bij realisering van de scholen in acht zou nemen, eerst algemeen, dan openbaar en dan pro testants-christelijk zou zijn, dan is dat een onjuiste veronderstelling. Ik kom daar straks bij punt 20 wel weer op terug. (De heer K. J. de Jong: Ik heb niet over volgorde gesproken, ik heb alleen over argument 3 gesprokenDie volgorde hebt u gebruikt, mijn heer De Jong, ik heb het genoteerd. Het frappeerde mij even, maar dan is die indruk dus onjuist. Ik hoop, dat ik in mijn betoog, waaruit is gebleken, dat ik aan het cijfermateriaal van de heer De Jong niet dezelfde waar de toeken als de heer De Jong zelf, toch zo volledig mogelijk ben geweest. De heer Engels vroeg, of de algemene school er dan niet zou komen, als de protestants-christelijke tot stand komt. Uit het standpunt zoals dat tot op heden wordt ingenomen, mag door het college geen andere conclusie worden getrokken, dan dat er op dit moment voor Friesland gedacht wordt aan slechts één school. Dat betekent dus, dat, als op dit moment de protestants- christelijke school zou worden gesubsidieerd, voor de algemene school inderdaad geen subsidie zou worden gegeven. Overigens staat dat al met zoveel woorden in de brief van de inspecteur. Ik dank de raad voor zijn aandacht. De Voorzitter: Dit punt is nu in twee instanties be sproken en ik stel u daarom voor de beraadslagingen te sluiten. Aannemende, dat u daarmee akkoord gaat, zou ik dus willen vragen, of iemand van u stemming over dit voorstel verlangt. Ik heb nu twee voorstellen ter tafel: het voorstel van het college, neergelegd in bijlage no. 310, en het voorstel van de heer K. J. de Jong, dat daaraan tegen gesteld is. Ik geloof, dat het het eenvoudigste is om eerst maar het voorstel van het college tot afdoening te brengen. Dan is daarmee óf al een uitspraak gedaan over het voorstel van de heer K. J. de Jong öf de andere mogelijkheid het zal dan alsnog in stemming kunnen komen. De raad verlangt stemming. Het voorstel van b. en w. wordt aangenomen met 25 tegen 9 stemmen (die van de heren Santema, J. de Vries, K. J. de Jong, Boom- gaardt, Heidinga, Jongbloed, Mr. v. d. Schaaf, Bos- graaf en Balt). De Voorzitter: Dit betekent eigenlijk, mijnheer De Jong, dat uw voorstel is vervallen. Wilt u daar alsnog stemming over? De heer K. J. de Jong: Ik zou het wel juist vinden, omdat de mogelijkheid bestaat, dat men zowel voor het ene als voor het andere voorstel is. De Voorzitter: Ik heb geen bezwaar om uw voor stel in stemming te brengen. Het voorstel van de heer K. J. de Jong (om alsnog tevens een urgentieverklaring af te geven aan de Stich ting Christelijke Detailhandelsvakscholen voor Friesland om te komen tot oprichting en instandhouding van een christelijke detailhandelsvakschool te Leeuwarden) wordt verworpen met 13 tegen 21 stemmen. (Vóór stemden mevr. Heijmeijer en de heren Engels, Kam- stra, Santema, J. de Vries, K. J. de Jong, Boomgaardt, Taylor Parkins, Heidinga, Jongbloed, Mr. v. d. Schaaf, Bosgraaf en Balt.) Punt 20 (bijlage no. 316). De heer K. J. de Jong: Ik heb niet zo heel veel over dit voorstel te zeggen na datgene wat bij het vorige punt al is besproken. Ik zou ten eerste wel graag willen weten: Is hier met het bestuur van de Stichting Alge mene Detailhandelsvakschool over deze zaak overleg gepleegd En ten tweedeIs het ook bekend, of er meer vleugelscholen zijn op dit gebied en welke ervaringen heeft men met deze vleugelscholen? Of wordt hier eigenlijk voor het eerst een initiatief genomen met be trekking tot de vleugelscholen Hoe zit het met de eventuele goedkeuring van het rijk? Hebt u hier ook een urgentieverklaring voor nodig en in welke volg orde denkt u deze urgentieverklaring in te dienen? Of is hier van geen urgentieverklaring sprake? Wordt de toestand er juist ten departemente niet verwarrende: door, als we uiteindelijk met drie urgentie-aanvragen komen? Wat denkt u hiervan? De heer Kamstra: Bij het vorige punt heb ik over dit voorstel met uw toestemming al het een en ander gezegd. Toch wilde ik nog wel even laten uitkomen dat wij, wanneer wij een keuze mogen maken tussen een algemene en een openbare, een gemeentelijke school, liever een gemeentelijke school hebben, ook vooral omdat in dit voorstel door u zeer uitdrukkelijk naar voren wordt gebracht, dat de verschillende levens beschouwelijke richtingen hier meer tot gelding kun nen komen. Maar we zouden het toch wel zeer op prijs stellen, als het college zou onderzoeken, of het moge lijk is, deze school door een commissie van bijstand te laten begeleiden. De heer J. de Vries: Ik neem aan, dat de heer wet houder de vragen die ik heb gesteld, nog naarst: heeft bewaard voor deze gelegenheid. Ik mag er mi; - schien alleen nog deze vraag aan toevoegen: Is er enige zekerheid, dat wij de medewerking hebben van de rijksoverheid bij het tot stand komen van een openbare school De heer Tieltstra (weth.): Ik geloof, dat ik het zo mag stellen, dat dit voorstel ingegeven is door de over tuiging van het college, dat, hoe de zaak zich met be trekking tot de detailhandelsvakschool in Leeuwarden ook ontwikkelt, de gemeente Leeuwarden de aangev - zen plaats is voor een school van deze aard. Ik geloof, dat een zodanig beleid dient te worden gevoerd, dat we in ieder geval verzekerd zijn van het feit, dat dit onderwijs straks in Leeuwarden kan worden gegeven. Dat is uiteraard, mag ik wel zeggen, het beleid van a protestants-christelijke school; dat is ook het beleid van het bestuur van de algemene school, maar dat be hoort ook het beleid te zijn van het gemeentebestuur. Laat ik het zo formuleren: Er kan zich een situatie voordoen, waarbij dit besluit niet uitgevoerd behoeft te worden. Stel, dat de minister bereid zou zijn, op welke wijze dan ook (maar dat is een zaak van de minister) medewerking te verlenen zowel aan de op richting van de protestants-christelijke als van de al gemene school, dan is er uiteraard geen plaats meer voor een openbare. Er is echter ook een andere moge lijkheid aanwezig, n.l. deze, dat de minister, kennis dragende van de raadsbesluiten die genomen zijn, tracht met behulp daarvan het detailhandelsvakonderwijs tot ontwikkeling te brengen ook in Leeuwarden. Maar wij weten dat op het ogenblik niet en per slot van rekening is het cardinale punt uiteraard de rijkssubsi die. Daar gaat het hier dan ook inderdaad tenslotte alleen om. Want het is vanzelfsprekend ik zou zeg gen het grondwettelijk recht om onderwijs te geven. En als men het zelf bekostigt, hoeft men niemand iets te vragen. Gesteld dus, dat de gemeente in zodanige financiële omstandigheden verkeerde, dat zij (wanneer het begrotingstoezicht van G.S. normaal functioneert en dezen geen bezwaar hebben, gegeven de rijkdom van de gemeente Leeuwarden) besluit om een detailhandels vakschool op te richten en die zelf te financieren, dan zal de minister van O.K. en W. daar niets tegen in heb ben te brengen. Dus dat valt wel even mee. Iets anders is het, als de minister op enigerlei wijze langs de weg van subsidiëring deze zaak zal moeten financieren. De heer De Jong vraagt: Is overleg gepleegd met het be stuur van de algemene school Er is geen overleg ge pleegd in de zin, zoals de heer De Jong bedoelt. Uiter aard bestaan er met betrekking tot de ontwikkeling van het onderwijs wel zekere contacten, er bestond al thans bij het bestuur van de algemene school wel be hoefte aan contact. Daarbij is ook wel overleg ge pleegd in die zin, dat gevraagd is: Stel, dat de gemeente besluit tot oprichting van een openbare school, hoe denkt uw bestuur daarover? Toen bleek, dat de voorzitter van dit bestuur daar geen bezwaar tegen had. Dit be stuur heeft als uitgangspunt genomen en dit is ook het oordeel van b. en w. dat dit onderwijs voor grote groepen van de middenstand, die geen levens- leschouwelijk onderwijs wensen voor hun kinderen, tot stand komt. De heer De Jong vraagt mij, of er met betrekking ot de vleugelscholen al enige ervaring is. Met vleugel scholen op andere terreinen van het onderwijs Is er, geloof ik, wel enige ervaring, maar dat betreft, voor zover ik het op het ogenblik kan bekijken, slechts het i.l.o.-onderwijs. Met betrekking tot het detailhandels vakonderwijs is daar ik zegt dit uit het hoofd op dit moment nog geen ervaring mee. Dat is op zichzelf niet onplezierig, want ervaring kan soms ook tot een negatieve instelling leiden. Ik geloof, dat men, als men bereid is om positief tot een vorm van samenwerking te komen en tot gemeenschappelijke exploitatie van een vleugelschool over te gaan, de situatie kan verkiezen, dat er geen ervaring is. Dan staat men meer open voor de geboden mogelijkheden. Dat is dit moet ik helaas constateren mijn vrij mager en dus mogelijk ook onbevredigend antwoord op de vraag van de heer De Jong. De heer Kamstra heeft ons medegedeeld, dat bij zijn fractie als er sprake zou zijn van het kiezen tussen algemeen of openbaar onderwijs voorkeur bestaat voor het openbare onderwijs. En ik geloof, dat het college in zijn beleid ook met deze voorkeur rekening dient te houden. De heer Kamstra verbindt daaraan de vraag, of er in dat geval ook de mogelijkheid is van een commissie van toezicht (dat heeft hij waarschijnlijk bedoeld). Het lijkt mij toe, dat dit toch wel een school is op een zodanig niveau, dat daar stellig een commissie van toezicht van zeer brede samenstelling bij behoort. Die heeft men bij het middelbaar onderwijs ook. Het detailhandelsvakonderwijs heeft wel zoveel speciale aspecten, dat er stellig middenstanders bij betrokken moeten worden. Ik geloof intussen wel, dat wanneer hier een openbare school komt, daarin ook bevolkings groepen moeten worden betrokken, die voor zichzelf misschien niet tot een zelfstandige schoolstichting zul len kunnen komen. Alweer dus een reden om bij de vraag: „openbare of algemene school" de voorkeur van de heer Kamstra en zijn politieke vrienden in overwe ging te nemen. De heer De Vries heeft in eerste instantie een aantal vragen gesteld. Hij begon dan met de vraag: Wordt door dit voorstel niet de noodzakelijkheidsverklaring ten behoeve van de algemene school achterhaald? Ik geloof, dat de heer De Vries uit mijn beantwoording wel duidelijk is gebleken, dat dat niet het geval be hoeft te zijn. Dit voorstel beoogt slechts het vacuum, dat met betrekking tot het niet-levensbeschouwelijke onderwijs zou kunnen ontstaan, op te vullen en op deze wijze de verantwoordelijkheid van het gemeentebestuur voor de ontplooiing van dit onderwijs tot uitdrukking te brengen. De vraag van de heer De Vries omtrent de vleugelschool is inmiddels wel voldoende beantwoord; de heer De Vries vraagt tevens: Wat wordt verstaan onder pogingen om de algemene en de protestants-christelijke detailhandelsvakschool tot stand te brengen? Ik heb er uiteraard geen behoefte aan om hier schoolmeester te gaan spelen en ik zal dus zo kort mogelijk zijn. Van zelfsprekend is de eerste vereiste, dat een rechtsper soon wordt opgericht die deze school zal exploiteren en de tweede vereiste is, dat men onder overlegging van adhesiebetuigingen een urgentieverklaring aanvraagt bij de raad. Voorts is een vereiste, dat men de stukken, liefst volledig, ook naar het departement van O.K. en W. stuurt en subsidie aanvraagt. Dat moet dus ver staan worden onder pogingen te komen tot het op richten van deze scholen. Dat alles is dus geschied op de wijze als vanavond in de discussies wel duidelijk tot uitdrukking is gekomen. De heer De Vries heeft in eerste instantie met be trekking tot dit punt ook nog gevraagd: Zullen nu straks niet twee honden om een been vechten, dat de derde gaat consumeren Hij moet mij ten goede hou den, dat dit natuurlijk niet op deze situatie kan slaan; het gaat hier alleen maar om de vraag, op welke wijze het geven van dit onderwijs in Leeuwarden verzekerd is. Gegeven de functie die Leeuwarden zowel op het specifieke terrein van dit onderwijs, als op het terrein van het onderwijs in het algemeen heeft, is het voor gestelde te beschouwen als de gulden middenweg. Dan komt de heer De Vries met zekere financiële bezwaren; hij zegt: Het kost dan ook f 100.000,Ik herhaal wat ik ook aan de heer De Jong gezegd heb, zij het in ander verband: Tot op heden zijn in de raad, waar het ging om de bevordering van het onderwijs in het algemeen, geen financiële bezwaren naar voren gekomen, omdat men telkenmale opnieuw de uitbrei ding, de uitbouw, de verbetering en de versterking van het onderwijs zeer belangrijk heeft geacht en zich daar voor dan ook financiële offers getroost. Iets anders is natuurlijk, of inderdaad de school uitsluitend op kosten van de gemeente zou kunnen draaien. Dat is echter een zaak, waarmee de raad, als inderdaad de ontwikkeling er toe zal leiden, dat er een openbare school komt, opnieuw wel wordt geconfronteerd. Het is dan ook niet uitgesloten, dat de minister in het kader van de ontwikkeling toch bereid zal blijken te zijn om ook hier een rijkssubsidie te verschaffen. Daar bij moet ik nog opmerken, dat het, als er tijdig weer een kabinet is, dat de zaken weer normaal gaat uit voeren, en er nog eens een nieuwe Wet financiële ver houding Rijk gemeenten tot stand komt, niet uitgeslo ten is, dat de gemeenten ontlast worden van hun aan deelpercentage in de kosten van het nijverheidsonderwijs. Hierbij wil ik het nu op het ogenblik laten. De heer J. de Vries: De heer wethouder heeft één kort punt uit mijn betoog vergeten en wel dit: Ik heb het woord „pogingen" gebruikt in deze zin, dat ik wel erg nieuwsgierig ben naar het antwoord op mijn vraag, of het college verwacht, dat de algemene school niet tot stand zal kunnen komen, omdat men met dit voor stel komt. Dit punt interesseert mij eigenlijk nog wel meer dan de beschouwing die de heer wethouder mij als leraar heeft gegeven en waarvan ik dankbaar kennis heb genomen. Ik neem aan, dat dat „raadsvakonder- wijs" is. De heer K. J. de Jong: Onze fractie staat, gezien het feit, dat er nu twee aanvragen om urgentieverkla ringen onderweg zijn voor Leeuwarden, waarop van daag of morgen toch wel een beslissing zal vallen, en gezien tevens het feit, dat voor Sneek reeds een urgen tieverklaring in Den Haag ligt, op het standpunt, dat naast deze school niet nog eens een school van open bare origine dient te worden opgericht. Wij zijn van mening, dat hier primair de bevoegdheid bij de ouders van de verschillende maatschappelijke schakeringen be rust en dat de gemeente eigenlijk pas daar heeft op te treden, waar dezen in gebreke blijven. Maar dat is hiei bepaald niet het geval. Bovendien zou de situatie in Den Haag door een urgentieverklaring voor een open bare school verwarrender kunnen worden. Ook de ur gentieverklaring die zopas dus voor de tweede keer is

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1960 | | pagina 7