8 naar voren gekomen, ook via de ingezonden-stukken- schrijvers en, voor zover het geen ingezonden stukken waren, dan wel via redactionele artikelen, maar aan vankelijk was men van bepaalde kanten in de raad zelfs zeer ingenomen met deze naamgeving. Het ver schil liep dus in feite over het veranderen van de na men, maar na de eerste moties die daarover geweest zijn, is daar verandering in gekomen. De West-Indische straten hebben hoofdzakelijk hun namen weer terug gekregen en wanneer ik goed ingelicht ben, zelfs ook de twee straten, die aanvankelijk hun oude naam niet terug gekregen hadden: de Curagaostraat, voor het be staande gedeelte, en de Surinamcstraat. Daarmee was dus in feite het bezwaar tegen het veranderen van bestaande namen van de baan, maar nadien is er nog weer een nieuw besluit gekomen, waarin de nieuwe raadscommissie, de vaste commissie, uitgenodigd werd om opnieuw de naamgeving in het Nijlan te bezien, uit gezonderd de West-Indische straatnamen. Dat opnieuw komen met een voorstel is dan nu gebeurd. Wanneer de thans voorgestelde werkelijk stukken beter zou zijn dan de bestaande straatnaamgeving, dan zou ze inder daad een overweging waard zijn, maar ik wil er na drukkelijk op wijzen, dat men zich hier weer begeeft op het pad van het wijzigen van de bestaande straat namen. Men kan het wenden of keren, zoals men wil, maar hier was reeds een bepaalde naamgeving tot stand gekomen. Nu kan men zeggen: Daar zitten nog niet veel bewoners aan die straten, maar dat is ook niet juist, want aan de Lijnbaan zitten al verschillende bewoners, dus er zijn ook aan bepaalde straten ver schillende kopen verricht, waarvan de akten reeds ge passeerd zijn. Wanneer men hier nu weer met een geheel nieuwe straatnaamgeving komt, dan is er inder daad weer sprake van het verdopen van bepaalde straten en dan kan men zich afvragen, of er ook nu niet protesten zullen komen van bijv. de bewoners van de Lijnbaan. Ik kan niet inzien, dat deze agglomeratie van namen die men nu gekozen heeft, werkelijk belang rijk beter is dan de naamgeving, die indertijd door deze raad is aangenomen en ter plaatse nog vermeld staat. Het komt hier op neer, dat de nieuwe commissie let terlijk alles ijverig op de kop gezet heeft en zelfs ook deze gelegenheid heeft menen te moeten aangrijpen om een naam, waarop tot nog toe geen enkele kritiek is geweest, van het Nederlands om te zetten in het Fries. Door dit alles kan ik niet anders doen dan mijn stem tegen dit voorstel, zoals het hier ligt, uitbrengen. Ik gevoel er persoonlijk ook niets voor om een enkele straat uit het geheel te lichten en die een andere naam te geven. Ik kan hierin geen verbetering zien. Ik kan alleen vaststellen, dat de mensen die hier aanvankelijk protest aangetekend hebben, het volle pond hebben ge kregen, werkelijk volkomen het volle pond. Hierbij zou ik het graag willen laten. Wanneer straks over dit voorstel gestemd wordt, zal ik mijn stem hiertegen uit brengen en, mocht er niet gestemd worden, dan vraag ik graag aantekening, dat ik tegen deze voorstellen van de nieuwe commissie ben. Hierna wordt gepauzeerd. De Voorzitter: Ik heropen de vergadering. Wie van de raadsleden wenst nog het woord over dit punt? De heer K. J. de Jong: Er is door de verschillende sprekers namens de fracties of eventueel voor hen per soonlijk een bepaald standpunt medegedeeld met be trekking tot dit punt. Ik wil er ook niet bij achter blijven en ik spreek voor mij persoonlijk. Ik meen, dat op de stellingen van de heer Bootsma wel het een en ander aan te merken is. Ik geloof niet, dat we mogen stellen, dat wij allemaal van meet af aan met het oor spronkelijke voorstel zeer enthousiast akkoord zijn ge gaan. (De heer Bootsma: Allemaal? Dat heb ik niet gezegd.) Nu goed, maar ik herinner mij toch zeer uit drukkelijk, dat het standpunt, dat bij de verschillende fracties destijds leefde, meer dit was: ,,Het is echt een zaak van het college; laat het college dit regelen, maar enthousiast zijn we voor deze zaak hoegenaamd niet". Op de dag na de eerste vergadering geloof ik, zijn over deze zaak m.n. in het Friesch Dagblad verschillende personen benaderd. Ik ben er zelf ook bij geweest en uit de verslagen die over de interviews gepubliceerd zijn, bleek toch wel, dat in de verschillende fracties met betrekking tot dit punt bepaald geen enthousiasme opgebracht kon worden. Dus m.a.w.we hebben het meer gezien als een competentiekwestie dan dat we hier zo erg wijs mee waren. Dat wil ik toch wel even uit drukkelijk vooropstellen. Uiteindelijk is het laatste voor stel, dat de raad heeft aangenomen, geweest, de be staande namen te wijzigen, m.a.w. met een nieuw voor stel te komen. In zoverre is het dus logisch, dat de commissie hier met een voorstel komt, dat enerzijds aansluit bij de West-Indische namen (die wens is ook in de raad naar voren gebracht) en voor de rest in derdaad een verdeling in drie groepen te zien geeft. Men kan er bezwaar tegen maken. Ik kan me voor stellen, dat men zegt: Is de eenheid hier niet te veel verbrokkeld? Maar dat is toch in andere delen van onze stad ook wel het geval? Ik wil nu bepaald niet zeggen, dat dit een inbreuk is op de elders in onze stad tot nog toe gevolgde naamgeving. Overigens ge loof ik nu toch, dat het zover is, dat we tot een besluit moeten komen. Hoewel ik voor mij zelf hier en daar wel enkele bezwaren heb, geloof ik toch, dat wij einde lijk eens een keer van deze zaak af moeten. Ik kan het voorstel in algemene trekken toch wel acceptabel vin den, zij het, dat we t.a.v. een paar onderdelen wel en kele wensen hebben en de zaak graag iets anders zou den zien geregeld. Ik geloof dan ook, dat wij beslist verstandig zouden doen deze zaak nu van de agenda af te voeren door een voorstel zoals de commissie ons nu heeft gedaan, aan te nemen. De heer Klijnstra: We hebben hier dan eens bij uit zondering niet van het college, maar van een commissie een speciaal advies ter tafel gekregen. Ik zou ook wel kunnen beginnen met enige kritiek op bepaalde onder delen, maar ik wil me daar toch graag van distanciëren, want ik geloof, dat we, wanneer wij daarmee door gaan, het beoogde doel nooit zullen bereiken. Wij kun nen ons nog zo beroepen op democratie en allerlei dingen, maar, wanneer wij het allemaal precies eens zullen moeten worden, dan krijgen zij, die graag in de oppositie blijven, hun zin. Ik geloof wel, dat er niet dictatoriaal gehandeld moet worden, maar ik meen, dat wij deze commissieleden toch wel moeten feliciteren met deze straatnaamgeving. Nu kan men wel zeggen: De Marninge lag hier niet vlak in de buurt; die lag ergens bij Witmarsum. maar dat doet niet zoveel ter zake. Ik geloof ook, dat het de bewoners van deze straten niet zoveel zegt. Ik kan mij voorstellen, dat men liever in de Marijkestraat woont dan in de Taan- dcrij; dat geloof ik vast. Mij persoonlijk zegt dat niet zo heel veel, maar ik kan me voorstellen, dat vooral de huisvrouwen toch wel bezwaar hebben tegen die an dere benamingen. Men kan dat burgerlijk noemen of hoe dan ook, maar we hebben toch met die burgerlijk heid te maken. Overigens sluit ik me gaarne aan bij hetgeen de commissie hier voorstelt. Mevrouw Hiemstra-Molenaar: Over de straatnamen die ons voorgelegd zijn door de nieuwe commissie, zou ik het volgende willen opmerken. De heer Kamstra heeft, geloof ik, gezegd, dat deze commissie op rozen, op fluweel heeft gezeten. Ik dacht, dat ze het vrij moeilijk had gehad met de namen, maar ik heb ook het idee, dat ze het zichzelf een beetje moei lijk heeft gemaakt. In de bekende motie die door de Raad werd aangenomen, stond, na wijziging, immers de overige straatnamen „opnieuw te bezien" en nu heeft deze commissie die motie zo geïnterpreteerd, dat ze tot een ingreep komt, die volgens mij, nogal rigou reus is. En dan nog wilde ik dit zeggen: Het spijt mij per soonlijk heel erg, dat door deze omdoping de namen van een aantal straten die ik werkelijk origineel vond die naamgeving is m.i. inderdaad een heel origineel initiatief van de vorige commissie geweest nu hele maal te niet worden gedaan. Dat was een initiatief om nu eens af te wijken van toevoegingen als „straat" en „weg" enz. Dat is nu misschien met de straten die de nieuwe commissie heeft voorgesteld, voorgoed van de baan en dat vind ik heel jammer. De enkele minder mooie namen van het vorige plan zijn inmiddels trou 9 wens al door het herstel van de West-Indische namen verdwenen; de overige namen vond ik in het algemeen heel aanvaardbaar en er waren zelfs enkele, ik mag wel zeggen, juweeltjes bij, zoals de Goudsmidse, de Zilversmidse, de Klokgïeterij en de Lijnbaan. Derge lijke namen zoek ik in het nieuwe plan vergeefs. De commissie heeft het moeilijk gehad volgens mij, maar ik vind de keuze, waarvoor wij nu weer gesteld worden, ook moeilijk. Het resultaat daarvan zal voor mij wel zijn, dat ik de voorkeur geef aan de straatnamen van de oude commissie. De heer Tiekstra (weth.): Ik heb wel behoefte en dat is nu dus louter als lid van deze Raad over het voorstel een enkel woord te zeggen, om ook mijn stand punt t.a.v. het voorstel van de vaste commissie voor de straatnaamgeving te motiveren. Wanneer ik dat in een beeld zou gieten, dan denk ik aan het pogen van de heer Santema een pogen, dat hij jarenlang heeft vol gehouden om in de straatnaamgeving een nieuwe koers te gaan varen en af te stappen u houde mij dit woord ten goede van de saai traditionele, waar schijnlijk uitsluitend op doelmatigheid berustende, wijze van straatnaamgeving. Ik geloof, dat juist het bezwaar van de heer Santema destijds was, dat men, in de Ge raniumstraat of de Sperwerstraat of de Oranje Nassau- straat lopende, helemaal niet de overtuiging kon heb ben dan speciaal in Leeuwarden te lopen; het zou bijv. evengoed in Amersfoort, Arnhem of Rotterdam kun nen zijn. In onze provincie is de gemeente Smallinger- land welbewust bij de straatnaamgeving in Drach ten een nieuwe koers ingeslagen. Dit idee is destijds zeer toegejuicht en is ook niet aan de aandacht van de pers ontsnapt. Dat initiatief is zeer gewaardeerd ge worden. Ik wil u wel zeggen, dat ik persoonlijk door het ini tiatief van de eerste commissie wel getroffen was, om dat men hier de moed opgebracht heeft werkelijk met een nieuw idee te komen. Ik heb het gevoel, dat de vaste commissie nu geschrokken is van de reactie op het inslaan van deze nieuwe weg en zich maar snel heeft gevoegd naar laat ik het zo zeggen het „burgerlijk" verzet tegen deze straatnaamgeving. Dit spijt mij. Ik denk hierbij aan het ontstaan van cyclo nen en aan de weerstoestand na het voorbijtrekken daar van. Het begint meestal als een „wolkje als eens mans hand", het wordt een zeer heftige storm en een loeiend geweld en het slot is dan weer een schone prille och tend. Bij dit voorstel kan ik echter bepaald niet denken aan een schone prille ochtend; ik denk aan het begin van een saaie, trieste dag. Daarom handhaaf ik mijn voorkeur voor het idee van de vroegere commissie. Destijds heb ik uiteraard, onder aanbeveling of druk of aandrang van de Raad graag meegewerkt aan het herstel van de West-Indische namen, maar ik meende, dat daarmee deze koek volledig opgegeten was. Ik geef er persoonlijk verre de voorkeur aan, dat de overige straatnamen, zoals ze oorspronkelijk zijn ge noemd, blijven bestaan en ik zou graag de vaste com missie willen aanbevelen om haar taak voor de toe komst zo op te vatten, dat men toch ook op het nieuwe stramien verder borduurt. Want ik vrees, dat, als de Raad het voorstel van de commissie nu zou aannemen, de commissie in dat saaie traditionele straatje door zal gaan. Daar zouden we, voor wat de straatnaamgeving in de toekomst betreft, helemaal niet gelukkig mee zijn. Wat de heer Klijnstra als vertegenwoordiger van de PSP wel doet: zich voegen naar de burgerlijkheid, doe ik niet. De heer Taylor ParkinsAls voorzitter van de straat- namencommissie wil ik in het kort het voorstel toe lichten. Ik moet wel kort zijn, want ik heb niet die vergadertechniek, die de wethouders hebben, terwijl ik hier toch enigszins als de verdediger van het voorstel sta, wat normaliter de taak van een wethouder is. Ik meet mij die functie echter niet aan. Toen de commissie enige maanden geleden de opdracht kreeg om de straatnamen in het Nijlan te bezien of te herzien, was er reeds zeer veel over deze straatnamen gezegd, zeer veel stemming gemaakt tegen bepaalde na men, maar ook tegen iedere naam die op „ij" eindigde. Er was stemming gemaakt tegen het goede voornemen van de vorige commissie. Eén ding stond voor ons als nieuwe commissie ogenblikkelijk vast: er zou geen enkel voorstel kunnen komen, dat de onverdeelde instemming van de Raad zou hebben. Wij wisten dus, dat wij het met ons eerste project moeilijk zouden hebben. Met ver schillende vereisten moest rekening worden gehouden. De wijk moest een afgesloten en afgerond geheel wor den, maar de West-Indische namen moesten blijven be staan. De herinnering aan het Nijlan moest er in wor den verwerkt en de Prins Bernhardstraat mocht niet worden verwijderd. Hieromheen hebben wij dus onze straatnamencomplexen moeten opbouwen, waarbij de „ij-straten" zouden moeten worden vermeden, omdat deze een verkeerde indruk zouden maken. We hadden enkele van deze „ij-straten" er uit kunnen lichten en misschien kunnen wijzigen, maar dan waren we hele maal met een verbrokkeld stel namen gekomen. Het leek ons daarom het beste om eigenlijk een stap terug te doen in de geschiedenis en weer over te gaan op het oude afgezaagde patroon. Dit houdt geendeels in, dat deze commissie, mocht zij een volgende maal weer moeten optreden, opnieuw deze oude paden zal gaan bewandelen. Bij een nieuw object echter, dat deze com missie vroegtijdig zal kunnen bezien, heeft zij veel meer de vrije hand dan bij het onderhavige object. Hier waren al bewoners sterk geïnteresseerd bij de straatnaamgeving. Het is voor mij heel moeilijk om, zoals hier gebrui kelijk is, de sprekers stuk voor stuk te beantwoorden. Ik zou dan ook aan mevrouw Hiemstra en aan de heren sprekers graag in het algemeen even vertellen, hoe de commissie deze zaak verder heeft behandeld en hoe zij tot deze namen is gekomen. Vanaf het Oostergoplein het land binnengaande, ko men wij in het Nijlan en wij hebben niets anders ge dacht dan dat Nijlan te doen doorsnijden door een Nij- lansdyk. Bij het Nijlan past geen Nieuwlandsweg, Nieuwlandsstraat, Nieuwlandslaan, in het Nijlan een Nijlansdyk; het is tamelijk simpel. De Prins Bernhard straat (de Julianalaan als rondweg moest buiten be schouwing blijven) lag daar geheel alleen. En willen we ooit nog eens komen tot het vernoemen van de prinsessen, dan zou dit de aangewezen plaats zijn. Een vraag van de Raad was overigens al eerder geweest om soortnamen bijeen te houden. T.a.v. de West-Indische buurt bestond de uitdrukkelijke opdracht de oorspron kelijke namen te behouden. Door de bouwwijze van het kleine blokje West-Indische buurt is dit voorbestemd om in het nieuwe plan een afzonderlijk rijtje te worden met alle mogelijke onaangenaamheden van dien. De commissie heeft daarom gemeend deze West-Indische buurt te moeten uitbreiden en het ghetto-idee, dat in dit rijtje besloten lag, op te heffen. Een goede gewoon te t.a.v. het geven van straatnamen ook al in dit plan verwerkt door de destijds gegeven naam „Middel zeelaan" is het noemen van straten naar de vroegere geografische situatie of naar de bedrijvigheid die voor heen ter plaatse heerste. Die idee is in het overige deel van de straatnamen uitgewerkt. De heer Santema als eerste spreker bracht o.a. naar voren, dat de Marninge zo heel ver weg lag. Ik meen, dat bijv. Suriname nog verder weg is. Verschillende straatnamen in onze goede stad zijn genoemd naar plaatsen, die op een bepaalde afstand liggen. De Marninge is mogelijk meer op haar plaats dan persoonsnamen, die in dit zuid-oostelijke gedeelte van het Nijlan dan ook helemaal niet gebruikt zijn. Op persoonsnamen is de commissie in het algemeen tegen geweest, ook al weer gezien de hevige reactie in een van de laatste vergaderingen waar de naamgeving in het Nijlèn werd besproken, op het geven van persoonsnamen. Dit is zo in het algemeen wat ik over de naamgeving kan vertellen. De heer Tiekstra is verschrikkelijk bang, dat wij weer een stap teruggaan (dat hebben we dit- keer inderdaad, zoals ik in het begin al heb opgemerkt, gedaan) en dat we op dit pad door blijven gaan en traditioneel zouden worden. Dit zat niet bij de commis sie voor, integendeel, naast de besprekingen over dit plan zijn ook andere ideeën geopperd. Zij heeft die ideeën echter vastgehouden, in de hoop ze later nog eens te mogen gebruiken. Mogelijk heeft een van de overige commissieleden hier nog iets aan toe te voe gen, wat mij ontgaan is. Dan zou ik graag zijn hulp inroepen.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1961 | | pagina 5