10 De hear Santema: Men sjocht, dat strjitnammejo- wing net in maklike taek is. It is yn alle gefal nou yn'e kyf kommen to stean, oft wy „herzien" of „bezien" léze moatte. Ik mien to sjen, dat de siktaris de notu len foar him hat en ik soe, foardat ik fierder gean wol, hiel graech efkes presiis witte, hwat der nou stiet, oft der by dy kommisje op oanstean is, dat de nammen „bezien of „herzien" wurde moasten. De Voorzitter Ik heb dan hier vóór mij de notulen van de vergadering van 27 april 1960 en m.n. pagina 32, met wat door de heer Van der Veen in tweede instantie is gesproken, dat al dus eindigt: „Dat was de reden dus waarom ik het had over „herzien". Dat was het oorspronkelijke woord van mijn voorstel, maar wilt u daarvoor lezen „opnieuw te bezien", dan heb ik daar geen bezwaar tegen". Dat heeft de voorsteller mij dus uitdrukkelijk zo gezegd. Ik hoop, dat het duidelijk is. De hear Santema: Nou't de saek dus sa stiet, dat der yndied net in fêste öfspraek is, dat de aide nammen oan'e kant lein binne, dan moat ik earlik myn stan- punt hersjen. Sa't ik it nou bisjoch, tink ik der noch presiis gelyk oer, n.l. dat dy aide nammen noch altiten de beste binne. Hwannear't men my goed biharke hat yn'e earste ynstansje, dan haw ik it just sa spitich foun, dat troch dit nije ütstel it hiele gebiet fan it Nijlan yn trijen fordield wurdt, wylst de opset fan de earste kommisje altiten west hat om it hiele Nijlan fan ien nammepatroan to forsjen. Mei it each dêrop kin ik wol forklearje, dat ik, hwannear aensens dizze saek yn stimming komt, tsjin dit ütstel stimme sil. De heer Keuning: Ik zal proberen zo kort mogelijk te zijn en daarom zal ik ook enkele bezwaren die ik heb en die door enkele andere sprekers ook al naar voren zijn gebracht, niet herhalen. Een heel voornaam bezwaar van mij is, dat het Nijlan dus nu wordt ver deeld in namengroepen, terwijl naar mijn mening de mogelijkheid er toch wel was om hier een eenheid te bereiken. Een ander aspect, dat hier in het geheel nog niet aan de orde gekomen is, wil ik toch even aanroe ren. Dat is geweest het noemen van enkele straten naar leden van het Koninklijk Huis. Men heeft hier dus nu een voorstel, niet alleen om een Prinsessenweg te maken, maar ook een viertal straten te vernoemen naar de prinsessen. Ik heb mij afgevraagd, of de com missie zich er hierbij van overtuigd heeft, dat van de zijde van het Koninklijk Huis tegen deze straatnaam- geving geen bezwaar bestaat. Het is toch altijd een goede gewoonte bij de vernoeming van kanalen, slui zen of zeeschepen en ook van straten, in de grotere steden in ieder geval, een verzoek om een verklaring van geen-bezwaar bij het Koninklijk Huis in te dienen. Ik heb hier nog niets over gehoord en ik heb er ook in de raadsbrief geen enkele toelichting op gezien. Daarbij komt, dat ik er persoonlijk ook wel bezwaar tegen heb, dat deze namen gegeven worden aan stra ten, die toch eigenlijk niet groots van allure zijn. Wan neer men de naam van een kroonprinses wil toekennen aan een straat, dan had men, dunkt mij, daarmee beter kunnen wachten tot bijv. de zuid-oostelijke rondweg was klaar gekomen. Een straat die, zoals ik het nu zie, ternauwernood bewoners zal krijgen, is daarvoor toch eigenlijk weinig geschikt. Daarbij komt, dat de Margrietstraat niet anders is dan een klein tussen- straatje. Ik wilde graag hierover van de commissie nog nader horen, maar dit zijn voor mij toch wel uiter mate grote bezwaren. De heer Van Balen Walter: Ik wilde graag met een enkel woord nog even terugkomen op het hier veel gehoorde argument, alsof nu door deze nieuwe straat namen het Nijlan in drie stukken wordt gedeeld. Wan neer de heer Santema zijn zin krijgt en die nieuwe straten die hier nu genoemd worden, de oude namen weer terug krijgen, dan gebeurt er in wezen toch niets anders dan ook diezelfde verdeling in drie stukken. Dus hoe dit voor de heer Santema zo'n geweldig groot argument kan zijn, is mij ten enenmale een raadsel. Voor de West-Indische buurt zitten we vast aan een besluit van de Raad. We kunnen zeggen „weg" of „laan" of „straat", maar de indeling blijft gelijk. Dus hoe u het wendt of keert, mijnheer Santema, die drie stukken houdt u en als u de nu voorgestelde door de door u zo gewenste oude straatnamen vervangt, dan verandert u aan het hele geval niets. Ik wilde dat alleen nog even opmerken. De heer Bootsma: Wanneer ik nu het woord nog even vraag, dan is het met de bedoeling in deze aan gelegenheid vol misverstanden het misverstand ter zake van de kwestie „bezien" en „herzien" uit de weg te ruimen. Ik hecht daar zelf niet zo veel gewicht aan, maar om te voorkomen, dat er later toch nog weer herrie om komt, meen ik goed te doen, hier even iets recht te zetten. U heeft straks aangehaald de no tulen van de vergadering van 27 april. Dat was de begrotingsvergadering, maar daarop is gevolgd een vergadering van 22 juli 1960, waarin weer een aantal verwarde besluiten genomen zijn, die, naar ik meen, in september nog weer samengevoegd zijn tot een an der besluit, dat is ingediend door de gezamenlijke frac ties om uit de impasse te geraken. Daaruit zou inder daad de nieuwe commissie kunnen distilleren, dat ze met een geheel nieuw voorstel zou moeten komen. Ik geloof niet, dat dit zo letterlijk behoefde te worden op gevat, maar ter voorkoming van misverstand meen ik toch, dat dit even gezegd moet worden. Al de argumen ten die ik nadien nog gehoord heb, hebben mij niet doen wankelen op mijn aanvankelijk standpunt. Wan neer hier werkelijk iets veel beters uit de bus gekomen was, dan had dat overweging verdiend, maar hier wordt naar mijn mening geen beter voorstel gedaan. Het wordt min of meer een ratjetoe. Misschien is die uit drukking te sterk, maar toch, het is geenszins een ver betering van datgene wat voorgesteld was. Het be tekent alleen weer een ingreep in reeds bestaande be namingen en dat zou ik wel heel graag willen voor komen. Zodoende zal ik blijven bij mijn zojuist aan gekondigde standpunt. De heer Tiekstra (weth.): Ik heb behoefte onmid dellijk aan het bezwaar, dat de heer Keuning aan de commissie heeft kenbaar gemaakt, nog een enkel toe te voegen. En dit is, meen ik, een ernstig bezwaar. Ik heb in eerste instantie met opzet hierover gezwegen, maar nu dit punt ter tafel is gekomen, meen ik te moeten opmerken, dat de commissie er niet verstandig aan heeft gedaan om uitgerekend bij dit zeer discuta bele punt koninklijke namen te hanteren. Men had zich daarbij, dunkt me, kunnen realiseren, dat daarmee te genstanders die men, gegeven hun duidelijke voorkeur voor de oude namen, mocht verwachten in de Raad, in de moeilijke positie worden gemanoeuvreerd, dat ze misschien de schijn op zich laden de koninklijke namen te willen diskwalificeren. Ik kan met nadruk stellen, dat daarvan bij mij uiteraard geen sprake kan zijn. Integendeel, ik meen, dat men, als men koninklijke na men gebruikt, deze gebruiken moet voor koninklijke wegen en dat men niet de risico mag lopen, dat straks de naam van een regerend vorstin gebruikt wordt voor een straatje van enkele honderden meters. De heer K. J. de Jong: Ik had eigenlijk niet de be doeling om nog veel te zeggen, maar nu de heer Tiek stra hier mee aan komt, meen ik te moeten zeggen, dat we die richting niet op moeten. Ik zou willen vra gen: verschilt de bestaande Prins Bernhardstraat nu zoveel van de Irenestraat en van de Beatrixstraat, wat lengte en wat waarde betreft? Wie heeft deze straat zo genoemd? Ik weet, dat er ook t.a.v. deze nieuwe straatnaamgeving verschillende bezwaren zijn, ik zou er enkele kunnen opnoemen, maar ik zou, als de be zwaren niet al te groot zijn, willen zeggen: Mensen, laten we er alsjeblieft niet langer over praten; laten we zien, dat dit nu klaar komt, want we verliezen ons gezicht zo geleidelijk aan een beetje. We moeten er eens af en dit ligt nu toch werkelijk niet zo moeilijk, dat we vanavond niet voor dit voorstel kunnen stem men. Laten we die moed nu opbrengen, ook al hebben we hier en daar een enkel bezwaar. Laten we zeggen: We stemmen hiervoor en voor het vervolg hopen we en zijn we vol vertrouwen, dat de commissie op deze weg voortgaat. De heer Vellenga (weth.)Ik mag misschien beginnen met vast te stellen, dat de vooroefeningen van een moge- ij 11 I lijk toekomstige KVP-wethouder niet onverdienstelijk zijn Wat de zaak zelf betreft, ik zou me een ogenblik kunnen verplaatsen in de gemoedstoestand van de heer K. J. de Jong, wanneer hij opmerkt: Op een gegeven moment hebben we over een bepaalde zaak lang genoeg gepraat; dan moet er een keer gestemd worden. Aan de andere kant is hij weer lang genoeg raadslid om het met mij eens te zijn, dat in bepaalde situaties ieder raadslid het op een zeker ogenblik op prijs kan stellen zijn standpunt nog eens duidelijk, althans zo duidelijk I mogelijk, weer te geven. Hij heeft het element naar voren gehaald, dat men de moed moet hebben om hier voor te stemmen. Je kunt dat ook omdraaien natuur lijk en zeggen: Er behoort misschien na wat er bebeurd is enige moed toe om tegen de voorstellen van de nieu we commissie te stemmen. Ik ben blij, dat nog even naar voren is gekomen het voorstel van de laatste be grotingszitting, omdat ik het gevoel heb, dat dit op een bepaalde manier het scharnier is, waar de hele zaak aan vast zit en om en mee draait. Dat was een voorstel, bestaande uit twee delenhet eerste stuk ging over de herdoping van de West-Indische buurt, het tweede over het opnieuw bezien van de rest van de namen. Ik kan mij voorstellen, dat een aantal raads- 1 leden die ook tegen dat voorstel gestemd hebben, dat gedaan hebben, omdat zij de namen in het plan Nijlan buiten de West-Indische namen onacceptabel vonden. Ik kan mij ook voorstellen, dat andere raadsleden voor die motie hebben gestemd, omdat het woordje „her zien" veranderd is in „bezien", zodat er dus twee din gen zouden kunnen gebeuren, in de eerste plaats, dat de West-Indische namen terug zouden komen en in de tweede plaats, dat het volkomen open bleef, dat de an dere namen öf bleven óf eventueel vervangen zouden worden. Misschien dat vanuit de commissie-vergaderin gen geklapt zou kunnen worden, of men nog eens op nieuw deze namen heeft bekeken, want deze commissie heeft eigenlijk van dat „bezien" althans zo is de schijn naar buiten -niet al te veel werk gemaakt, tenzij ik veel waarde moet hechten aan het argument, dat de voorzitter van deze commissie heeft genoemd, n.l. dat er zóveel tegenstand was tegen alle namen in het Nijlan, dat het bij voorbaat verloren spel zou zijn om opnieuw met die namen in deze Raad te komen. Wanneer dat een argument zou zijn, geloof ik, dat het een fout argument is. Want als over deze straatnamen in het Nijlan gesproken werd in deze Raad, dan ging het, dacht ik, in hoofdzaak om alles wat zich rondom de naamgeving en de herdoping van de West-Indische buurt heeft afgespeeld. Daartegen had zich de storm gericht en zeer zijdelings heeft men zich tegen die „ij- namen" gekeerd. Daar werd zeer genuanceerd over gedacht èn onder de burgerij èn ook in deze Raad, maar de spits van alle tegenstand richtte zich toch wel voornamelijk op het veranderen van de ingebur gerde West-Indische namen en het verlangen was toch wel zeer stellig, dat die oude namen zouden terugkeren. Dat heeft de commissie, meen ik, dus met een schijn- argument afgedaan. En toen heeft deze commissie zich afgevraagdWat nu Er is gezegd, dat zij op fluweel zat en op rozen, maar ik geloof, dat men dan een beetje te kort zou doen aan wat haar taak van haar vraagt. Ik kan me best voorstellen, dat haar leden de gedachte hebben gehad: Wij moeten nu met een werkstuk ko men, dat, als het even kan, de instemming van de gehele Raad of een grote meerderheid daarvan zou kunnen krijgen. Nu dacht ik, dat de voornaamste vraag bij het geven van namen in een bepaald gebied deze zou moeten zijn: Kunnen we zinvolle en praktische namen vinden? Namen, zodanig zinvol, dat men moge lijk zou kunnen aanknopen bij zekere factoren, die in zo'n gebied een rol hebben gespeeld, of namen, waar van men aanneemt, dat ze zinvol kunnen klinken in de oren van de hele burgerij en stellig ook in de oren van de mensen die er moeten wonen. Praktisch in die zin, dat iedereen weet: als ik die straat moet heb ben, dan moet ik mij in dit gebied bevinden. Hier had men dus de kans om in een bepaald afgesloten en duidelijk aangegeven gebied met een serie namen van dezelfde makelij te komen, zodat een man van de PTT of een leverancier of wie dan ook, wanneer hij een be paalde straatnaam hoort, op de naam af zou kunnen zeggen: daar moet ik wezen. De heer Van Balen Wal ter heeft zopas de oude commissie niet verweten, maar er op gewezen, dat zij eigenlijk ook al met vier soor ten namen heeft geopereerd. Dat heeft zij m.i. niet ge daan; zij vond een West-Indische buurt, een Juliana- laan en een Prins Bernhardstraat. Zij heeft dus niet het aantal West-Indische namen uitgebreid, ook niet het aantal Oranjenamen; zij heeft alleen maar de be staande straatnamen geaccepteerd als een feitelijk ge geven, heeft toen in het zuiden langs het water en in het westen langs het water twee min of meer geogra fisch vast te stellen namen gegeven, maar de rest be stond toch uit namen, die alle aan de nijverheid waren ontleend en vormden dus één geheel. Ik geloof, dat men de oude commissie onrecht zou doen, wanneer men haar niet zou verwijten, maar er op zou wijzen: Jullie zijn eigenlijk ook met vier soorten namen geko men. (De heer Van Balen Walter: Zo heb ik het niet gezegd.) Ik geloof niet, dat u het zo hebt bedoeld, maar dan is dit een duidelijke uiteenzetting geweest voor u en andere raadsleden om mijn standpunt nog wat kracht bij te zetten. De oude commissie en B. en W. hebben dus gezegd: één complex namen, aan de nij verheid ontleend. Deze nieuwe commissie komt nu met vier soorten namen, want ze heeft de bestaande twee complexen namen, waar ik al op wees, nog uitgebreid. Zij komt daarnaast dus met een aantal namen, die deels ook nog wel geografisch te noemen zijn en heeft daar dan nog wat zeesterretjes en wat kinkhoorntjes tussen door gestrooid. Door dat te doen, heeft de com missie zich eigenlijk meteen al de mogelijkheid ont nomen om ergens anders in de stad dit soort wezens of planten moet ik, geloof ik, zeggen nog eens te vernoemen. Misschien zal de commissie dat ook nooit willen, want ze wil geen traditionele namen ge ven. Ze zou nog wel graag eens willen experimenteren, maar gesteld, dat ze onder de indruk van de omstan digheden nog eens in een aparte wijk dit soort namen wilde vernoemen, dan zitten de zeester en de kinkhoorn vast, dan kan men met dit soort namen eigenlijk geen kant meer uit. Er is van andere zijde al op gewezen, dat het geven van Oranjenamen ook min of meer hachelijk is. U moet n.l. niet vergeten het is mis schien goed om dit op te merken dat, wanneer dit voorstel van de commissie zou worden aangenomen, het gemeentebestuur op grond van een ongeschreven wet, waarop de heer Keuning ook al wees, aan Soest- dijk goedkeuring van deze namen zal moeten vragen, waarbij komt, dat wij niet al te brede boulevards, niet al te sterk aansprekende straten dit soort namen moeten geven. De heer K. J. de Jong wuift dit argu ment, geloof ik, iets te „lichtvoetig" weg; dat lijkt mij niet helemaal juist. Hij zal het direct met mij eens zijn, dat wij wanneer wij de kans zouden krijgen om aan mooie brede lanen of boulevards namen van het Koninklijk Huis te geven, die kans liever zouden benutten dan ze aan dit soort straten te geven. De vorige commissie heeft hetzelfde gesteld. (De heer K. J. de Jong: De vorige commissie heeft subsidiair hetzelfde gesteld.) Daarbij heeft het college het mocht dit toen nog doen overwogen t.z.t. aan deze zaak aandacht te schen ken bij straten van meer allure dan op dit moment voorhanden zijn. Wij hebben daarbij dus zelfs met de gedachte gespeeld en die gedachte ook wel eens uit gesproken om de naam Prins Bernhardstraat aan een andere, bredere, meer aantrekkelijke straat te geven dan de straat, die thans deze naam draagt. Dat geldt dus voor de soort straat en niet voor de mensen die in die straat wonen, want die zijn alleszins een ko ninklijke naam waard. (De heer K. J. de Jong: Dat horen we nu voor het eerst.) Het is altijd prettig, dacht ik, om in een bepaalde motivering ook eens nieuwe dingen te horen. Het kan ook zo geweest zijn, dat men in bepaalde vorige discussies niet eens zo ver kon komen, omdat er van te voren al andere besluiten waren genomen. Wanneer ik de zaak dus nu zo stel, dan geloof ik, dat het een verdienste was van de oude straatnaamgevingscommissie, dat ze de eenheid heeft betracht en dat wij nu eigenlijk aankijken tegen drie, vier categorieën namen. Dat brengt mij er toe om te zeggen: dit is fout. En dan kunnen we de gehele voor geschiedenis vergeten, ook alle emotionaliteit weglaten en ons alleen het volgende afvragen: Er zijn bestaande namen in dit gebied, er worden nu andere namen voor gesteld. Zijn deze nieuwe namen beter, mooier, prak-

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1961 | | pagina 6