naar de Raad werd gezonden. Dat wil ik met nadruk vaststellen. Want ik geloof, dat het verwijt, dat de Raad in het bekende gebruikelijke hoekje wordt ge drongen, niet op zijn plaats is, zo min als het verwijt van de heer Heidinga, die vraagt, of het College de Raad misschien met opzet in deze situatie gebracht heeft door dit voorstel aan te houden. De schriftelijke onderhandelingen met de Vereniging De Hollandsche Molen en met het Departement en de Provincie hebben lang geduurd. Kortgeleden heeft als gevolg van deze onderhandelingen een deputatie uit die kringen de mo len bezichtigd en nu is de zaak in behandeling. Het College kan over de te verwachten bijdragen van Rijk en Provincie voor dit ogenblik niets reëels zeggen. Desondanks heeft het de Raad gevraagd dit krediet toe te staan. En er zou niet het minste bezwaar tegen zijn om dan maar bij een andere gelegenheid de begrotings gevolgen inclusief de subsidiëring te regelen, als de situatie niet acuut geworden was, doordat de molen verwijderd moet worden. En dat is nu kennelijk het moeilijke punt in de discussie, omdat men het College het verwijt maakt, dat het de Raad in een dwangpositie zou manoeuvreren. Ik heb dan ook in eerste instantie, omdat ik geloof, dat ik in dat opzicht toch een zeker vertrouwen mag vragen van de Raad, juist gevraagd, of de Raad akkoord zou kunnen gaan met de besteding van het krediet door B. en W., indien althans het Col lege er verzekerd van is, dat de besteding door het College niet de aanspraken op subsidie in de restaura tiekosten zou verminderen. Ik tracht het zo duidelijk mogelijk te zeggen. Ik bedoel dit: Het College gaat slechts dan tot uitvoering over, als het zich er van ver zekerd heeft, dat Rijk en Provincie in de restauratie kosten zullen subsidiëren. Daar gaat het om. De heer Bootsma vraagt: Wat is het bedrag van de restauratie kosten Daar kan ik net zomin iets over zeggen op dit ogenblik als over de bijdrage van het Rijk en de Provin cie daarin. Nu suggereert de heer K. J. de Jong en ik geloof, dat de heer Bootsma dat ook doet het volgende: Wanneer deze zaak inderdaad zo acuut is, wel, demonteert U die molen en plaatst hem dan voor lopig op de Froskepölle, totdat U van de rest verzekerd is. Dat betekent dus een gedeeltelijke besteding van het betreffende krediet. Men moet echter wel weten, dat de molen dan natuurlijk ergens opgeslagen moet worden. Bovendien zou de gang van zaken door het demonteren van de molen meer bemoeilijkt worden dan de heer Bootsma veronderstelt. Men kan veel beter het gehele project in eens uitvoeren. Ter vermijding van misverstand merk ik hierbij op, dat de Froskepölle be waking heeft. Waar zou voor de romp van de molen, dus het molengedeelte boven de muren, wanneer het van de zolderschuiten af komt (tenzij de heer Bootsma veronderstelt, dat die zolderschuiten met hun last kun nen blijven liggen), een bewaakte plaats kunnen worden gevonden? Maar goed, die vraag laat ik nu verder in het midden. Misschien kunnen B. en W. er intern even over be raadslagen, of we op de suggestie van de heren Boot sma en K. J. de Jong, die gedeeltelijke besteding van het krediet betekent, zouden willen ingaan. Dan kan de zaak mogelijk voortgang vinden, hoewel ik het wel betreur, dat de Raad niet wil ingaan op de gedachte die ik heb uitgesproken, n.l. akkoord te gaan met de gehele besteding van het krediet door B. en W., indien subsidiëring door Rijk en Provincie vast staat. De Voorzitter: Ik zou van mijn kant hier toch nog wel iets van willen zeggen. M.i. zijn de verschillende bezwaren, die hier geuit zijn, toch niet terecht, ten minste in dit speciale geval niet, aan het adres van het Rijk en de Provincie en ook niet aan het adres van het College gericht. Ik wil U dat wel graag nader uit leggen, waarbij ik vermoedelijk wel veel zal moeten herhalen van wat de heer Tiekstra zopas heeft ge zegd. Het is n.l. zo: Wij hebben al heel lang de ver plaatsing van de molen in studie en behandeling. Er is op 9 mei van het vorige jaar een uitvoerige brief over geschreven naar het bestuur van de Vereniging De Hollandsche Molen, maar, om in de stijl van het geval te blijven ambtelijke molens plegen niet snel te malen; het is ons tot dusverre niet gelukt om tot een definitief resultaat te komen, waarbij wij van onze kant bepaald nog niet kunnen klagen over gebrek aan medewerking van Rijk en Provincie, in dit speciale geval dan. Men kan mèt de heer Bootsma van mening zijn, dat in het algemeen de genoemde instanties mis schien royaler uit de hoek zouden kunnen komen, maar dat is dan een algemene opmerking, die in dit speciale geval niet geldt. Toen dit dus allemaal zo lang duurde, hebben we gezegd: Dit kan niet langer wachten, want die bewaking kost steeds maar geld en wij hebben de vrees, dat de baldadige jeugd ondanks de bewaking toch nog wel kans ziet deze molen verder te bescha digen. Dat is de reden geweest, waarom wij met dit voorstel bij de Raad zijn gekomen. De heer Tiekstra heeft er al terecht op gewezen, dat dit voorstel U hebt het eronder kunnen lezen is verstuurd op 22 februari. Dat is dus geweest, voordat ons bleek, dat Saunders Valve Company haast begon te maken. De directie van deze Engelse maatschappij heeft ons in de loop van het najaar bericht, dat zij besloten had om in Leeuwarden een vestiging te stichten, maar we heb ben pas heel kort geleden opnieuw concreet contact met de heren van deze maatschappij gehad. Ze zijn pas gistei hier geweest om nader over concrete zaken, het bouw werk en al die dingen meer, en ook over de aard van het bouwwerk, te spreken. In dat stadium beginnen dergelijke mensen haast te maken, want dan wordt het ernst en moet er opgeschoten worden. En dat is dus het tweede punt, waar de heer Tiekstra het over had U begrijpt hieruit, dat dit dus hoegenaamd niet is het manoeuvreren van de Raad in een situatie in de trant van „de rug tegen de muur". Wij hebben dit van onze kant ook niet eerder geweten dan gister pas en nu zou men op de gedachte van de heer Bootsma kunnen in gaan om die molen maar vast op het oostelijke stuk van de Froskepölle neer te zetten, zonder verder iets te doen. Niet alleen zullen daar in ieder geval nog zeer aanzienlijke kosten voor moeten worden gemaakt, maar dan zal daar toch stellig ook bewaking moeten zijn. Ik ben zaterdagmiddag juist nog dat gedeelte van Froskepölle voorbijgevaren en toen zag ik daar de jeugd bezig met kipkarren te spelen, dus met materiaal, dat daar op het ogenblik gebruikt wordt door mensen die in de DACW werkzaam zijn. Dat was hier dus ook al direct speelobject voor een aantal jongens en ik mag dus wel als vaststaand aannemen, dat, als die molen zonder meer daar op dat land wordt neergelegd, die be paald niet veilig is en dat er ook daar op gepast zou moeten worden. Ik zie het dus zo, dat, wanneer wij deze molen zullen willen behouden, wij dan maximaal die f 42.000,er voor over zullen moeten hebben. Als de Raad zegt: het is ons te veel, dan kan daar dus de consequentie aan verbonden zijn, dat die molen zal moeten verdwijnen. Ik zou U willen voorstellen om te trachten iets anders te doen, n.l. om aan het Rijk en aan het Provinciaal Bestuur te vragen om goed te vin den, dat wij alvast met de verplaatsing van de molen een begin maken, m.a.w., dat zij die verplaatsing niet zullen aangrijpen als motief om nu niet de normale subsidiëring toe te passen. Wanneer men daartoe be reid is, dan is die verplaatsing t.a.v. de subsidietoe kenning verder irrelevant. Als men nu of later sub sidie toekent tot een bepaald bedrag, doet er dan niet. toe. Dan kan het niet gebeuren, dat tengevolge van de verplaatsing geen subsidie wordt toegekend. Maar hoeveel subsidie er zal komen en sterker nog: öf er subsidie zal komen, dat kunnen wij op het ogenblik niet zeggen, omdat wij in dat opzicht geen antwoord hebben op onze vragen. Op die vragen te antwoorden, is voor ons dus een onmogelijkheid. Ik mag herhalen, dat de situatie dus op dit moment zo is, dat de Raad bereid moet zijn om maximaal die f 42.000,er voor over te hebben, om niet de kans te lopen, dat die molen definitief zal moeten verdwijnen. En wil de Raad dat niet, dan moet hij öf dit voorstel afstemmen öf de voorwaarde van de Financiële Commissie overnemen, maar, zoals ik U zeg, daar zitten dus de genoemde kwade kansen in. Meer kan ik er van mijn kant ook niet van zeggen. Nu is dit punt in twee instanties besproken en ik zou U dus willen voorstellen de beraadslagingen te sluiten. Het College heeft, dunkt mij, geen behoefte om zich te beraden. 7 De heer Van der Schaaf (weth.)Als de Wethou der van Financiën behoefte daaraan heeft, dan heb ik die behoefte ook. De Voorzitter: Heeft U er behoefte aan? De heer Tiekstra (weth.): Ja, inderdaad. De Voorzitter: Nu, goed. Als de heren behoefte aan beraad hebben, dan is het mij natuurlijk uitstekend; dan wil ik de vergadering wel even schorsen. De Voorzitter: Ik heropen deze vergadering en geef het woord nogmaals aan de Wethouder van Financiën. De heer Tiekstra (weth.): Toen ik zoëven schor ing heb gevraagd van de beraadslaging, was dat, om dat: ik nog even behoefte had aan beraad in het Col lege over de vraag, in hoeverre de door de heer K. J. de Jong gedane suggestie realiseerbaar zou zijn. Dit vergde uiteraard overleg over de samenstelling van de cijfers, zoals die in de verschillende rapporten zijn op genomen. Het zou mogelijk zijn om men mag dat even veronderstellen bijv. het transport te laten ver zorgen, de molen op te slaan enz. Dan zouden we mis schien voor vanavond uit de moeilijkheden zijn ge weest. De Raad heeft in de raadsbrief als bouwkosten voor het gemaal gevonden f 9.000,en dan heeft de heer Bootsma al even genoemd het vermoedelijke be drag van de kabel voor elektrische voeding van het gemaal, n.l. rond f 10.000,Samen f 19.000,Dat betekent dus een verschil bij de oorspronkelijke opzet van globaal genomen f 23.000,Verder moeten uiter aard afbraakkosten worden gemaakt, alsmede trans portkosten. Dat betekent een globaal bedrag van f 5.000,Wat hebben we dan bereikt Dat de romp van de molen die men voornemens is in één keer te transporteren, opgeslagen dient te worden. Ik heb zo even aangenomen, dat de heer Bootsma als technicus wel begreep, dat een molengeraamte, dat voor onbe paalde tijd op een zolderschuit wordt opgeslagen c.q. voor onbepaalde tijd op de slappe grond van de Froske pölle of op welke wijze of waar dan ook wordt opge steld, bepaald niet in kwaliteit vooruit zal gaan. Ik geloof, dat dat toch wel duidelijk is. Men zal dan öf de fundering voor de molen toch moeten uitvoeren öf, als de Raad B. en W. niet zal toestaan het krediet in één keer te besteden, een soort van tijdelijke construc tie moeten maken, die voldoende vermogen heeft om het geraamte zonder dat het daardoor schade lijdt, te dragen. Dat betekent dus, dat men opnieuw extra kosten moet maken. Het komt er op neer, dat het verschil met de f 42.000,dan vermoedelijk is terug gebracht tot een be drag ergens in de orde van grootte van enkele duizenden guldens of laten we zeggen misschien van f 10.000, Wij weten dus op het ogenblik niet ik moet het herhalen welke de subsidie-bijdragen van Rijk en Provincie zullen zijn. Ik had dus wel behoefte om na te gaan, wat de praktische betekenis van de suggestie van de heer De Jong was, maar ik geloof, dat ik nu toch wel moet vaststellen, dat die praktische betekenis niet zo groot is, m.a.w., dat het verschil tussen het voorstel van het College en de suggestie van de heer De Jong niet zó groot is, dat de Raad daar, zij het misschien met enige bezwaren, niet overheen zou kun nen stappen. Ik moet in die omstandigheden de Raad toch wel zeer dringend in overweging geven akkoord te gaan met de formulering die ik zoëven heb gegeven, n.l. dat B. en W. niet eerder tot besteding van het kre diet zullen overgaan ze kunnen immers toch niet tot besteding overgaan zonder machtiging van Gede puteerde Staten dan nadat vaststaat, dat de sub sidie-aanvragen niet door voortijdige uitvoering worden aangetast, waarbij ik dan hoop, dat de Raad toch wel vertrouwt, dat het College de maximale subsidies zal bereiken. Overigens zou ik er van uit willen gaan, dat de Raad ook bereid is het College verder te volgen in het reeds langer gevolgde beleid met betrekking tot instandhouding enz. van de molens. Ik weet niet, in hoeverre mijn collega van Openbare Werken nog be hoefte heeft om na wat ik nu heb gezegd nog een tech nische aanvulling te geven op de verschillende onder delen van de verplaatsing van de molen. Ik moet er nog wel op attenderen dat verzuimde ik nog dat deze molen staat op dat deel van het terrein van het door de Burgemeester genoemde bedrijf, waar op de kortst mogelijke termijn de aanleg van een loswal ten behoeve van dit bedrijf moet aanvangen. De verwijde ring van de molen van deze plaats is dus zéér spoedig nodig. Ik heb al in eerste en tweede instantie gezegd, dat dit nog maar zeer kort bij het College bekend is. De heer Van der Schaaf (weth.): Na al hetgeen over deze zaak gezegd is, wil ik nog een opmerking- maken, die uiteraard niet zo lang behoeft te zijn. Ik wil beginnen met te zeggen, dat ik, als ik een opmer king maak, waar ook een financieel kantje aan is, misschien voor de tweede maal een lichte re primande van mijn collega van Financiën in ontvangst zal moeten nemen, die zonet ook al, zij het in uitermate gematigde bewoordingen, de Commissie voor de Open bare Werken en derzelver voorzitter tot de orde heeft geroepen; evenwel, die tweede reprimande zal ik dan ook maar nemen. In de eerste plaats dan deze opmer king, die de heer Santema naar voren heeft "gebracht en die toch ook wel op het terrein van mijn portefeuille ligt, dat wij, afgezien van alles, het recreatiegebied Froskepölle toch wel bepaald een dienst bewijzen, wan neer we deze molen daar naar toe zien te krijgen. Daar zijn we het, geloof ik, allen over eens. Nu de kosten daarvan. De heer Tiekstra heeft dat zoëven al gezegd en ik wil het nu herhalen. De kosten zijn f 42.000, Zou de Raad er nu niet in mee kunnen gaan, dat we het kleinste onderdeel, n.l. f 800,voor het slopen van de fundamenten van de molen op de oude plaats eens laten drukken op het industrieterrein? Bovendien be sparen wij f 9.000,aan een elektrisch gemaal en de voedingskabel. De heer Pols weet, hoe duur kabels zijn; die zijn gewoon niet te betalen. Al met al kunnen we hiermee f 18.000,besparen. De heer Pols heeft liever, dat ik f 19.000,reken, want het is voor f 9.000, haast niet te maken, f 18.000,a f 19.000,besparen we dus elders. Op het krediet voor het terrein Froske pölle wordt f 9.000,bespaard. Als we daar nu eens voor rekenen in overeenstemming met de wer kelijkheid f 18.000,en die maar boeken op dat recreatieterrein, waar het ook overigens had zullen worden geboekt, dan zijn we op f 18.000,\- f 800, dus dat schiet al op. Maar dan is er nog niets berekend voor het vervoer van de molen. Als die niet zou blijven staan waar hij nu staat, maar wel voor de Gemeente behouden dient te worden, wat moet er dan gebeuren? Dan moet die worden vervoerd. Die kosten zijn onver mijdelijk. Nu zijn toch eigenlijk de kosten die wel kun nen worden bespaard, wanneer de Raad deze molen zou willen prijsgeven, in een andere orde van grootte gebracht dan f42.000,En in welke orde dan? Als ik mag aftrekken f 19.000,f 800,en f 4.100,of to taal f 24.000,van de f 42.000,dan zijn we op f 18.000,Dan wordt het subsidie natuurlijk ook la ger. In plaats van 40% van f42.000,wordt het 40% van f 18.000,Daar ben ik me zeer wel van bewust. We moeten dus nu rekenen f 18.000,minus het maxi maal haalbare subsidie, want meer dan het maximaal haalbare is niet te halen. (Gelach.) Wat betekent het, als de Raad nu zou vertrouwen, dat het College de ijver en de bekwaamheid heeft om het maximaal haalbare subsidie te kunnen halen? Ik geloof, dat er dan werke lijk niet meer in zit. We zouden dus met het prijsgeven van deze molen misschien iets in de orde van groot te van f 20.000,kunnen besparen of laten we zeggen we willen er ook geen messen om trek ken f 22.000,dan scheelt het f 20,000,of f 18.000,Waarom zouden we dan die molen moe ten missen? En dat zou uitgerekend deze Raad op zijn naam moeten hebben! Ik zou het zo willen stellen: De Raad en het College zitten vanavond ieder in een auto en die auto's rijden op elkaar toe. Wanneer er niet iets gebeurt, zou er een botsing kun nen ontstaan en ik heb hoop, dat we dat zouden kun nen voorkomen. En daartoe doe ik bij dezen een po ging. Zouden wij niet uit het oogpunt, dat de heer Santema speciaal naar voren heeft gebracht en dat de instemming heeft van alle leden van de Raad, n.l. een plus toe te voegen aan ons recreatiegebied, ongeveer

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1961 | | pagina 5