in hoofdzaken. Zo wordt er gewerkt en dan kan men dus zeggen, dat het uitbreidingsplan tot stand is ge komen in nauwe samenwerking tussen het stedebouw kundig bureau en Openbare Werken, waarbij de eigen dienst de detaillering verzorgt, maar waarbij toch de hoofdopzet komt uit het brein van de adviseurs. Dat is de gang van zaken en die werkt tot nog toe wel bevredigend. Ik hoop, dat ik de Raad er van overtuigd heb, dat hier met ernst aan wordt voortgewerktik wil dus de verzekering wel geven, dat het ons een kwestie van dagelijkse zorg is om het tempo van de ontwikkeling, zoals we die in de stad meemaken op dit ogenblik, bij te houden en vóór te zijn, waar wij vóór moeten zijn. Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van B. en W. Punt 23 (bijl. no. 81). De heer Bootsma: Op de agenda staat, dat bijlage 81 bij dit punt behoort, maar wij hebben nadien van U nog een tweede raadsstuk betreffende dit punt gekre gen, n.l. bijlage 87. Ik neem dus aan, dat dit bij een en hetzelfde punt aan de orde is. En dat tweede stuk behelst datgene, wat het eerste al even aanroerde, n.l. het bezwaarschrift, dat ingekomen is van enkele om wonenden van het plantsoentje dat in de tweede raads- brief eigenlijk ter zijde gesteld wordt, doordat dit kleine onderdeel uit het gehele plan gelicht wordt. Ogenschijn lijk geeft dit een zekere bevrediging, want ik geloof toch wel, dat de oplossing die aanvankelijk voorgesteld was en die ter sprake is geweest bij de vaststelling van het stratenplan, geen van ons allen bevredigt. Het be sluit dat aan raadsbrief no. 87 is gehecht, zou kunnen doen veronderstellen, dat deze zaak rond is, want aan de betreffende grond wordt de bestemming van tuin gegeven. Maar er zit nog een tussenvoeging bij, in af wachting van een wijziging van dit plan. En nu vraag ik me toch wel even af, of hier nu niet een addertje onder het gras schuilt, in deze zin, dat hier alleen dit blokje buiten beschouwing wordt gelaten, dus een aan tal woningen, naar ik meen 4, uit het plan gelicht wordt, waarvoor, zonder wijziging, op een andere plaats geen ruimte gevonden wordt, ergo, dat de exploitatie lasten op dit bebouwingsplannetje op een geringer aan tal woningen zullen komen te drukken. Niet dat ik dat op zichzelf nu zo verschrikkelijk zou vinden (afgezien van de verhoging van de erfpacht, die hier vanzelf sprekend uit voortvloeit), maar zou dit straks niet een motivering kunnen zijn om de bestemming tot tuin weer te veranderen in bestemming tot woningbouw, zij het dan misschien woningbouw in een andere rang schikking? Ik ben toch wel erg bang, dat, hoe men het ook wikt of schikt, hier toch voor de omwonenden nim mer een enigszins bevredigende oplossing kan worden gevonden. Alhoewel men dus bij eerste lezing zou den ken, dat dit bezwaar van de baan is en dat het nu wel los loopt, vrees ik toch, dat hier straks, juist met het oog op de economie van het plan, nog wel eens moei lijkheden zullen kunnen rijzen. Ik zou daarover dus wel graag de mening van de Wethouder willen vernemen. De heer Heidinga: Het plan op zich zelf vind ik heel aardig geslaagd. Zoals de heer Bootsma al zegt, het is ook al in de vorige raadsvergadering behandeld en in de Commissie voor de Openbare Werken uit den treure besproken. Het enige moeilijke puntje dat er in zat, was het blokje woningen dat er nu dus bij raads brief no. 87 wordt uitgelicht. Omdat de heer Bootsma nog even over de economie van het plan spreekt, zou ik, vooruitlopende op de onderzoekingen die de dienst daarover nog zal doen, deze suggestie willen doen: Trek de meest westelijke straat dan ook door en trek ook de bebouwing aan die kant door. Ik heb de situatie eens bezien en de zaak uitgemeten. Er staat te gen de bebouwing daar een garage aangeplakt. De eigenaar is wel bereid om die weg te breken en daar kunnen dan juist nog twee precies dezelfde hui zen als aan het Goudsbloemplein staan. Dan zijn er in ieder geval twee boven water, dat komt dus de economie van het plan weer ten goede. Ik zou er ech ter alles voor voelen om dat plein af te maken, zodat het rond loopt. Want doet men het zoals nu voorge steld, dus om er alleen tuin te maken en de straat evengoed te laten doodlopen, dan is het toch echt niet af. De heer Van der Schaaf (weth.Beide sprekers hebben, zoals ook de adressanten deden, de aandacht gevestigd op wat men zou kunnen noemen de Achil leshiel van dit plannetje. Dit was nu echt het puntje dat niet het sterkste was, overigens was het vrij goed en er is inderdaad nu ook onzerzijds een voorstel ge daan om het voorlopig anders te doen. Nu is dit in verschillende gemeentelijke instanties, o.a. in de Com missie Openbare Werken behandeld, en ik zelf heb bij de diensten ook al enige malen hierover gesproken. En ik geloof toch wel, dat er een mogelijkheid is om dit nog op te lossen, zonder dat er een viertal woningen verloren gaat. De gedachte die de heer Heidinga sug gereert, lijkt daartoe op het eerste gezicht zeer bruik baar; dan zijn er van de vier woningen weer twee te ruggekomen. Maar het is waarschijnlijk ook wel moge lijk om elders in het plan drie woningen bij te bouwen. Dan zouden we vier woningen prijsgeven en vijf terug krijgen, zodat we dan nog één gewonnen hebben. Ik hoop dus, dat we zeer binnenkort aan de Raad iets in die richting kunnen voorleggen en dat dit dan dezelfde welwillende beoordeling mag krijgen als het huidige voorstel. Wanneer de heer Bootsma dus vreest, dat er noodgedwongen ter wille van de economie misschien wel een oplossing zou moeten worden gepresenteerd die toch weer niet aan het bezwaarschrift zou voldoen, dan hoop ik, dat hij daarin zal worden beschaamd. Ik verwacht, dat er wel iets is te vinden, waarbij de adres santen niet de gevreesde bril op de neus krijgen en toch het aantal woningen, op een andere wijze terugkomt. Ik geloof, dat die oplossing wel binnen zeer korte tijd te vinden is. De Voorzitter: Het is nu negen uur geweest, ik stel U voor te pauzeren, om daarna de rest van de agenda af te werken. De Voorzitter heropent de vergadering. Punten 24 t.e.m. 31 (bijlagen nos. 76, 53, 57, 62, 60, 63, 56 en 66). Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig de voorstellen van B. en W. Punt 32 (bijlage no. 68). De heer ïv. J. de Jong: Dit punt is breedvoerig in onze fractie besproken, vooral omdat de aanvankelijke garantie van 3.8 miljoen nu verhoogd moet worden tot 5 miljoen. Er staat wel een verklaring van in de stuk ken, n.l. dat het Rijk zich intussen heeft teruggetrok ken en dat de verdere kosten iets hoger zijn. Dit schijnt met de bouw van ziekenhuizen e.d. toch wel eens meer het geval te zijn. We vinden het wel jammer en we zouden willen vragen: In hoeverre is dit van invloed op de exploitatie? Scheelt dit ook nog aanmerkelijk, vergeleken bij de aanvankelijke cijfers die we gekregen hebben? Het gehele beeld wordt daardoor anders. We zullen dit wel moeten accepteren, maar heeft het ook nog invloed op de toekomst Kunnen wij nog wel zo veel aan deze inrichting hebben als destijds verwacht werd of betekent de stijging van de exploitatielasten toch ook voor de gemeente inderdaad een teleurstel ling? Ik zou daar wel iets meer van willen weten. De heer Heidinga: Ik heb, evenals de heer De Jong, gehoord, dat de keuken, de verwarming e.d. op een veel grotere capaciteit zijn aangelegd dan thans nodig is. En dat zou inderdaad de exploitatieprijs van nu kunnen beïnvloeden. De heer Tiekstra (weth.): Ik kan me volledig ver plaatsen in de gemengde gevoelens van de heer K. J. de Jong. Het is uiteraard minder plezierig geconfron teerd te worden met de feiten en omstandigheden, die aanleiding hebben gegeven tot dit voorstel. Ik durf te zeggen, dat het College dit voorstel ook met gemengde gevoelens heeft gedaan. Uiteraard betekent de deel neming aan de oorspronkelijke garantie het verder mee doen, ondanks de gestegen kosten, aan deze garantie 9 en dus aan het tot ontwikkeling en in exploitatie bren gen van dit project. De heer De Jong vraagt ook: Wat zijn de consequen ties? Is de wat gewijzigde exploitatie nu verder toch wel zodanig verzekerd, dat de soort verschijnselen die de heer De Jong dus nu even heeft gesignaleerd, zich niet weer zullen voordoen? Ze hebben betrekking op de bouwkosten e.d. en dat betekent dus, dat men nu, gegeven de stand van de werken, wel weet, waar men aan toe is. Uiteraard heeft daarbij dus ten eerste de lange duur van voorbereiding en de tengevolge daar van te lage ramingen en ten tweede het feit van het terugtrekken van het Rijk. resp. het niet voldoen van het Rijk aan de verwachting die het bestuur van Nieuw- Toutenburg had, deze omstandigheden veroorzaakt. Maar ik moet er aan toevoegen, dat uiteraard tenslotte al deze kosten, dus zowel de kapitaalslasten als de overige kosten, d.w.z. de totale exploitatielasten, re sulteren in de verpleegprijs. En langs de weg van de verpleegprijs als ik het zo mag zeggen moet het rendement van deze inrichting verzekerd blijven. Dat betekent, daar we hier spreken, zij het heel vaag, over be verpleging van armlastige krankzinnigen dat rle gemeenten dus op deze wijze veelal opnieuw met deze zaak geconfronteerd worden. Ik kan daar aan - evoegen, dat bij de oorspronkelijke opzet van deze in richting de verpleegprijzen per persoon ik weet het bedrag niet uit mijn hoofd zelfs nog beneden f 10, per dag zijn geraamd, terwijl de thans geldende ver pleegprijzen in de ambulante afdeling f 16,per dag per persoon bedragen, in de ziekenafdeling f 19,50 per dag per persoon. Dat was oorspronkelijk f 5,15 en 1,90 per persoon. De verpleegprijs voor echtparen be- i raagt f31,per dag, de man f 16,en de vrouw i 15,per dag. (Waar die ene gulden verschil uit voortvloeit, kan ik me niet voorstellen, maar het zal wel goed zijn.) Dus ook in de onwikkeling van de ï-pleegprijzen zit toch inderdaad een zeer teleurstel lend element, omdat en dat weet de heer De Jong ook de gemeenten hier toch weer mee geconfron- eerd worden, langs de weg van de bijdrage in kosten n verpleging van armlastige krankzinnigen. Gegeven het gebrek aan opname-mogelijkheden van lijders aan de betreffende ziekten zal het er wel op neerkomen, dat men inderdaad de volledige capaciteit straks kan benutten. Dat betekent dus, dat laat ik het zo formuleren voor patiënten die eerst in andere in- nchtingen verpleegd werden, nu misschien in deze in richting een hogere verpleegprijs moet worden be- iaald. Er is dus sprake van gemengde gevoelens èn bij de Raad èn bij B. en W., maar de verhoging van de ploitatiekosten is tegelijkertijd evenzeer onontkoom baar als de aanmerkelijke verhoging der bouwkosten e.d. De heer K. J. (1e Jong: Ik ben wel dankbaar voor deze uiteenzetting. Wij geven zo gemakkelijk een ga- i antieverklaring af voor een doel, dat op zichzelf zeer goed is, maar naderhand zien we dan pas de gevolgen daarvan. Ik heb toch wel de indruk, dat wat de Wet houder ons hier meedeelt, voor ons bepaald wel diep teleurstellend is. We hebben al meegemaakt, dat de Provincie zich van de subsidiëring van de krankzinni genverpleging distancieerde; dit subsidie komt dus al ten laste van de gemeentekas. Nu hebben we met de beste bedoeling deze garantie afgegeven, n.l. om hier in ieder geval een zeker equivalent te krijgen van verpleeg inrichtingen elders en wanneer we nu die verpleeg prijzen horen, dan zeggen we: Maar dit is toch destijds de bedoeling niet geweest. De kosten zijn van 3.8 tot 5 miljoen gestegen en gehoord de verhalen die daarover de ronde doen, zou men zeggen: Had dat niet anders gekund? Zulke vragen komen ook wel eens bij ver schillenden van ons op. Wij zijn hier echt niet wild enthousiast over en ik weet wel, dat de gemeente hier niet zo veel aan kan veranderen, omdat het hier het beleid van de stichting betreft, maar het is toch van belang, dat wij ons ook bij het afgeven van dit soort garanties wel terdege op dc hoogte stel len en ons afvragen: Wat gebeurt hiermee? We zullen dus goed moeten weten, dat het geld zodanig wordt besteed, dat het aan de gestelde verwachtingen voldoet. En dan nog deze vraag: Er wordt wel gezegd, dat bij de bouw verschillende voorzieningen zoals voor cen trale verwarming e.d. getroffen zijn, die eigenlijk nog beter benut zouden kunnen worden, wanneer er ver schillende paviljoens bij gebouwd zouden worden, waar door dus de exploitatie iets draaglijker wordt. Zouden inderdaad door uitbreiding de exploitatielasten kunnen dalen, laat men dan, wanneer inderdaad het aantal pa tiënten voor deze tehuizen nog groot is, daar zo gauw mogelijk mee doorgaan. Dan zou men misschien nog tot een lagere prijs kunnen komen. Want wanneer dat er in zou zitten, dan moet men er niet te lang mee wachten. Ik vind het erg, dat we op deze wijze hier mee geconfronteerd worden. Dit is geen verwijt aan het College, want dat voelt het misschien net zo aan als ik, maar het is toch wel van belang, dat hier even duidelijk onze teleurstelling wordt uitgesproken. De heer Bosgraaf: De befaamde „gemengde ge voelens" leven ook in onze fractie. In dit verband nog een korte vraag. Zou het ook voordeliger zijn, wan neer iedere patiënt verpleegd zou worden in de ge- eigende inrichting van de gemeente Leeuwarden, bijv. in het te stichten verpleeghuis hier in Leeuwarden of een afdeling daarvan? Misschien kunt U daar nog iets naders over zeggen. De heer Tiekstra weth.In antwoord allereerst op de vragen van de heer K. J. de Jong kan ik wel zeggen - en dat is de Raad ook niet helemaal onbekend ge bleven, geloof ik dat het College destijds met grote aarzeling voldaan heeft aan het verzoek van het be stuur van de stichting om de toenmaals gevraagde ga rantie af te geven, met grote aarzeling ten eerste, om dat uiteraard de vraag rees en dan kom ik toch min of meer ook bij de vraag van de heer Bos graaf of de gemeente Leeuwarden niet zelf voor deze verpleging zou kunnen zorgen en ten tweede om dat ook toenmaals bij het College toch wel een sterk wantrouwen bestond - als ik het zo mag zeggen - t.o.v. het gehele karakter van de toen overgelegde cijfers. Dit wantrouwen van destijds is door de cijfers in feite bevestigd. De heer De Jong heeft volkomen gelijk, dat het des te pijnlijker is, omdat in de periode waarin dit project tot stand is gebracht en zeer sterk gepropa geerd door het provinciaal bestuur, uitgerekend dat zelfde provinciale bestuur de bijdrage aan de ver pleging van armlastige krankzinnigen heeft terugge bracht en tenslotte zelfs helemaal heeft ingetrokken! De heer De Jong stelt dan de vraag, hoe het zit met de getroffen voorzieningen in verhouding tot de capa citeit. Het is inderdaad juist, dat de voorzieningen die er zijn, zijn gebaseerd op de toekomstige capaciteit van deze inrichting en de capaciteit van dit ogenblik heeft nog niet het maximum bereikt. Maar ik moet de heer De Jong bepaald niet de illusie laten, dat wij in de ver onderstelling leven, dat in de toekomst de door mij genoemde verpleegprijzen iets verlaagd zouden kunnen worden. Bij de verpleegprijzen is reeds rekening ge houden met de te verwachten maximale bezetting. Ik geloof ook, dat wij deze illusie niet moeten hebben, om dat nu eenmaal in deze sfeer de kosten eigenlijk secon dair worden geacht en de medische noodzaak om de verpleging goed te doen zijn prevaleert boven de grootte van het bedrag der uitgaven. Het bijzonder nare bij deze projecten is altijd, dat men enerzijds met de fi nanciële gevolgen wordt geconfronteerd, terwijl men als leek anderzijds de neiging heeft om bij medische aangelegenheden zeer voorzichtig daarover te spreken. Ik heb, geloof ik, de eerste vraag van de heer Bosgraaf ook wel beantwoord. Ik wil herhalen, dat dus on zerzijds bepaald niet wordt verwacht, dat ook bij vol ledige benutting van de toekomstige capaciteit de ver pleegprijzen verlaagd zullen kunnen worden. Dan de vraag van de heer Bosgraaf: Zou de verpleging goed koper zijn want daar komt de vraag op neer, dunkt mij wanneer de gemeente zelf een voorziening zou gaan treffen? Ik geloof wel te mogen zeggen, dat uit de gang van zaken met betrekking tot eerdere garan ties en deze garantie stellig een waardevolle les valt te trekken. Dat ben ik volkomen met de heer K. J. de Jong eens, maar daaruit te concluderen, dat dan de ge meente het goedkoper zou kunnen, durf ik op het ogen blik niet. Het zou zelfs wel eens kunnen zijn, dat dat vrijwel op hetzelfde niveau uitkomt. Ik moet even ver wijzen naar het nieuwe ziekenhuis in Almelo, waar ook

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1961 | | pagina 5