2
2. tot het verpachten van weilanden aan A. Span te
Lekkum en J. W. Koopmans, alhier;
3. tot het verkopen van een perceel industrieterrein
aan de vennootschap onder firma Firma P. Huis
man", alhier;
4. tot het aangaan van een geldlening, groot
f 249.000,met de N.V. Bank voor Nederlandsche
Gemeenten te 's-Gravenhage;
C. dat zijn ingekomen:
1. een rapport omtrent controle van de kas en de boe
ken van de Gemeente-ontvanger over het le kwar
taal 1960;
2. rapporten omtrent kasopneming en controle van de
administratie van de Geneeskundige- en Gezond
heidsdienst over het 3e en het 4e kwartaal 1960 en
van het Woningbedrijf over het 4e kwartaal 1960
en het le kwartaal 1961.
Al deze mededelingen worden voor kennisgeving aan
genomen.
Punt 3.
Benoemd worden de heren K. J. de Jong, met 33
stemmen, de heer Bootsma met 34 stemmen en de heer
Bosgraaf met 33 stemmen (de heren Heidinga en J. de
Vries elk 1 stem).
Punt 4 (bijlage no. 106).
De voordracht van B. en W. luidt als volgt:
de heer D. P. Bareman te Schiedam.
De heer Bootsma: Ik wil niet in een beschouwing
over de voorgedragene treden, maar ik wil toch wel
namens onze fractie de vraag stellen, of het niet moge
lijk geweest ware om ook in dit geval met een voor
dracht van meer dan één kandidaat te komen, te meer
waar toch, naar wij menen, niet blijkt, waarom een
van de andere sollicitanten afgevallen is. Wij zouden
daar dus wel graag een nadere informatie over ont
vangen.
De heer Balt: Bij ons rezen dezelfde vragen, omdat
volgens de stukken alleen deze persoon voor benoeming
in aanmerking kwam. Maar er waren ook alleen maar
inlichtingen over deze persoon, niet over de anderen.
En toen we de verschillende sollicitatiebrieven nazagen,
werd het er ook niet duidelijker op. Daarom zou ik wil
eens willen weten, waarom die anderen niet in aan
merking kwamen.
Mevr. Heymeyer-Croon: Ik zou wel iets willen
vragen over de persoon, maar dat kan misschien niet nu.
De Voorzitter: Ja, als het over persoonlijke zaken
gaat, dan is het misschien verstandig om in besloten
zitting te gaan.
De heer Tiekstra (weth.): Plaatsing van een solli
citant op een voordracht betekent, dat deze benoem
baar is. Uiteraard, zal de Raad zeggen: Wanneer thans
sollicitanten dus niet op de voordracht zijn geplaatst,
dan betekent dat mutatis mutandis, dat zij om welke
redenen dan ook niet benoembaar zijn. Voor één der
sollicitanten die niet op de voordracht voorkomen, geldt
als eerste reden, dat hij pas kort in militaire dienst is
en eerst in de loop van 1962 zó lang deze dienst heeft
vervuld, dat hij misschien, indien aan bepaalde voor
waarden wordt voldaan, vervroegd groot-verlof zal
kunnen krijgen. Dat betekent dus, dat op dit moment
een zodanige figuur niet op de voordracht geplaatst
kan worden. En toch moet in de vacature worden
voorzien.
De tweede reden, die ik misschien bij een andere ge
legenheid beter kan toelichten, is, dat deze sollicitant
naar het oordeel van degenen, die tot oordelen bevoegd
zijn, bepaald niet benoembaar geacht moet worden.
Het College kon dus, nu voor deze vacature beslist
iemand nodig is, niet anders doen dan het deed, n.l.
één benoembare sollicitant op de voordracht plaatsen.
De heer Van Balen Walter: Ik heb bij een vorige
gelegenheid reeds bezwaar gemaakt tegen een der
gelijke voordracht. En ik heb toen de opmerking ge
maakt, dat m.i. de Raad in de gelegenheid moet wor
den gesteld zelf uit te maken, of een bepaald persoon
benoembaar is. Hij behoort althans daartoe de inlich
tingen te krijgen. Ik acht de voorlichting van de Raad.
zoals die nu weer werd gegeven, beslist onvoldoende.
Hierdoor worden maar onnodige discussies uitgelokt.
De inlichtingen hadden even goed direct bij de stukken
gelegd kunnen worden. Dan had iedereen zich kunnen
overtuigen, hoe de stand van zaken was.
De heer Tiekstra (weth.): Het hangt uiteraard af
van de aard van de inlichtingen, of ze kunnen worden
overgelegd dan wel op de wijze zoals mevrouw Heij-
meijer zoeven heeft gevraagd, in de vergadering kun
nen worden verstrekt.
De Voorzitter: Dan is dit punt in twee instanties
besproken. Ik gelast nu de deuren te sluiten.
Na heropening der openbare vergadering stelt du
Voorzitter voor tot stemming over te gaan.
Benoemd wordt de heer Bareman, met 17 stemmen
(11 bilj. blanco, 4 bilj. met „tegen" en 2 bilj. met „te
gen de voordracht").
De Voorzitter: De blanco stemmen tellen niet mee,
zodat dus de heer Bareman benoemd is.
Punt 5 (bijlage no. 109).
De voordracht van B. en W. luidt:
de heer J. Osinga, alhier.
Benoemd wordt de voorgedragene, met 31 stemmen
(2 bilj. met „tegen" en 1 bilj. blanco).
Punt 6 (bijlage no. 110).
De voordracht van B. en W. luidt:
1. mej. J. Witkamp, alhier;
2. mevr. N. Bareman-de Pauw te Schiedam.
Benoemd wordt mej. Witkamp, met alg. stemmen
De heren Heidinga en Volbeda vormden het stem
bureau.
Punten 7 en 8 (bijlagen nos. 107 en 113).
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig de voorstellen
van B. en W.
Punt 9 (bijlage no. 93).
De heer De Wit legt in handen van de Voorzitter
de vereiste eden af.
Punten 10, 11, 12, 13 en 14 (bijlagen nos. 95, 105, 91,
94 en 100).
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig de voorstellen
van B. en W.
Punt 15 (bijlage no. 108).
De heer Bootsma: Ik wil beginnen met verheugenis
uit te spreken, dat deze speeltuinvereniging nu eens
niet op het laatste plan komt, maar al mee in het
begin van de ontwikkeling van het uitbreidingsplan
t Nijlan de gelegenheid krijgt om een terrein te be
trekken.
Behalve een klank van verheugenis over het mee
werken aan het tot stand brengen van een goede speel-
gelegenheid voor de jeugd moet ik toch een enigszins
ander geluid laten horen, n.l. dit: Wij zouden gaarne
willen, dat ons, wanneer er sprake is van een voorlopige
bestemming van een onderdeel van een plan, toch ook
een bepaalde informatie wordt verstrekt omtrent het
totale plan. Er ligt nu wel een klein gedeelte van dit
bestemmingsplan bij de stukken, maar dat is dermate
klein, dat men toch hierdoor geen voldoende overzicht
kan krijgen van het gehele plan. Ik verheel mij niet,
dat een dergelijk plan, voor het tot stand komt, velerlei
instanties zal moeten doorlopen en dat er ook talloze
adviezen over zullen moeten worden ingewonnen. Maar
juist wanneer B. en W. de noodzaak voelen om, voor
uitlopende op de definitieve vaststelling van dit plan,
daar een stukje uit te lichten, dan zou dat m.i. het
moment zijn om op de een of andere wijze hoe het
College dat zou willen doen, kan ik gerust aan U over
laten de Raad toch te informeren over de totaliteit
van het plan, waarvan dit terrein een onderdeel uit
maakt.
De heer Van der Schaaf (weth.): De wens van de
heer Bootsma komt mij eigenlijk wel begrijpelijk voor.
Wij hebben hier nu een kaartje ter inzage gelegd van de
punt van het recreatiegebied, voor zover dat over de
Julianalaan ligt, en voor de oriëntatie van het onder
havige punt leek dit voldoende te zijn. Ik kan me dus
wel voorstellen, dat men in de Raad wel eens zou wil
len weten, hoe op dit moment de gedachten zijn om
trent de indeling van het gehele terrein en ik wil dan
ook wel toezeggen, dat ik in het College zal voorstel
len een weg te zoeken, dat de Raad van het plan
zoals dat er nu ligt, kennis kan nemen. Uiteraard zal
de Raad dat zelf moeten vaststellen; dat is duidelijk en
we kunnen dus niet doen, alsof het al vastgesteld was.
De overlegging van de kaart heeft deze betekenis, dat
de Raad wordt ingelicht omtrent de momentele stand
van zaken volgens de tot nu toe ingekomen adviezen.
En zoals ik zeg, ik wil wel de toezegging doen en in
het College bepleiten, dat een weg wordt gezocht om
die inlichting te geven. Ik geloof niet, dat daar veel
geheimzinnigs bij is en dat daar belangen in het ge
ding zouden zijn die geschaad zouden kunnen worden,
omdat de zaak, ook wat betreft de grondeigendommen
enz., in orde is. Daarom zie ik voor mij er geen beletsel
in, dat de gevraagde informatie wordt gegeven.
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel
van B. en W.
unten 17, 18 en 19 (bijlagen nos. 112, 111 en 96).
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig de voorstellen
van B. en W.
Punt 20 (bijlage no. 104).
De hear Santema: Uteraerd binne wy it mei de for-
nrjing fan dizze spoarbrêge wol iens, om't wy it in lib-
bensbilang foar de skipfeart nei it yndustryterrein-west
achtsje. It moat net foarkomme, dat in coaster foar de
drompel stykjen bliuwt, om't dy to heech leit. Dat bi-
swier weacht omsto swierder om't der in ünt-
jowing yn de coasterbou fan greatere tonnaezje to kon-
statearjen is. Mar hoe't wy it ek iens binne oer de for-
nijing fan dit gefal, dy teffens de boppe oanjowne for-
bettering ynhaldt, wy hawwe üs al óffrege, oft de ge
meente nou alle kosten foar syn rekken nimme moat.
Dit is noch mar in tariedingskredyt, mar skylk sille wy
noch fan oare bidragen hearre. De Spoarwegen wolle
der har altyd wol foar wei wine mei it argumint, dat
hja der gjin bilang by hawwe en dus de han op de büse
halde kinne. Mar hja forjitte, dat de gemeente de wei
net oanlein hat. De gemeente hat tastien, dat op syn
groun de lyn oanlein is. De gemeente sil fêst net op
him nommen hawwe, dat hy alle oare letter noch to
meitsjen kosten foar syn rekken nimme soe. Dér sil
dochs eat fan biskreaun wêze yn de konsesje, dy't by
de oprjochting oan de Spoarwegen jown is. Nou sil de ge
meente dy konsesje wol net jown hawwe, mar de Pro-
vinsje of it Ryk. Dat wit ik sa net. Mar wy witte wol,
dat dit in fortrietlike saek wurdt. Earst al mei de stege
halding by de oerwei yn de Skrans en nou hjir aensens
heechstwierskynlik wer. De Spoarwegen wolle der ivol
oan fortsjinje, sa stiet it optheden. As der plannen mak
ke, ütwurke en ütfierd wurde, dan binne se der by om
yn de kosten bydrage to litten. As in stêdsüntjowing it
needsaeklik makket kapitaelslinende wurken ütfiere to
litten, dan is de gemeente mei syn précaire finansjes
der de dupe fan. En dizze saek is foar üs wol sa bi-
langryk, dat wy dit punt dochs noch wolris oan B. en
W. in oerweging jaen woenen. Ik haw by de oerwei yn
de Skrans al meardere kearen it stanpunt nei foaren
brocht, dat ek dy Grinzer lyn net troch üs lein is en
dat wy as sadanich ek net oanspraeklik steld wurde
kinne foar alle kosten, dy't aensens oan die oerwei
makke wurde moatte. En mei dizze spoarwei, mei dizze
spoarbrêge yn in minder bitsjuttende lyn giet it wer
presiis deselde kant üt. Op it eagenblik is by dizze lyn
it fleanfjild ek fan bitsjutting. Dat is kompleet in dé-
finsje-saek, de saek fan it Ryk. Is der yn dizzen
miskien 3m de takomst ek to bisykjen om fan it Ryk
in kompléte forgoeding foar de nije brêge to krijen?
De heer Heidinga: Vele van de gedachten die bij de
heer Santema zijn opgekomen, kwamen ook bij mij op.
Eigenlijk ontmoet dit voorstel bij mij toch wel beden
kingen. Ik vraag mij af, hoe groot de waarde is van
dat spoorlijntje. Ik kan eigenlijk maar vier dingen be
denken. Die zijn: het vervoer naar het vliegveld, het
aardappelvervoer, het personenvervoer bij opdooi, ter
vervanging van de bussen, en straks het vervoer van
en naar de veemarkt; anders kan ik niet bedenken. En
dan komen we tot de waarde van het kanaal. Die is
daar ook niet zo groot. Praktisch het gehele nieuwe
industrieterrein is bereikbaar via het Van Harinxma-
kanaal. Dus aan de Harlingertrekvaart zou slechts de
Leeuwarder Papierwarenfabriek en misschien de Shell
om werkelijk grotere tonnages kunnen vragen. Ik weet
niet, of dit het geval is. Hebben die bedrijven om uit
dieping van het kanaal gevraagd Is dat niet het geval,
dan lijkt het mij heel moeilijk aan te tonen, dat het
noodzakelijk is, dat die brug vernieuwd wordt. En dan
kom ik aan hetzelfde punt, dat ook de heer Santema
heeft aangesneden: Van wie is eigenlijk dit vaarwater,
waar de spoorwegverbinding over heen ligt? Is het
van ons Is het van de Provincie Of is het misschien
van het Rijk? Maar moet dan de eigenaar van dit
vaarwater gedogen, dat het achterliggende gebied door
die spoorbrug, die dus blijkt aftands en ouderwets te
zijn, ten eeuwigen dage op slot wordt gezet? Dat lijkt
mij een vreemde figuur. Dan kom je natuurlijk bij de
concessie. Het lijkt mij toch toe, dat wij daar wel over
moeten worden ingelicht. Want als de voorzieningen,
die de N.V. Nederlandsche Spoorwegen hebben getrof
fen om de spoorlijn over dit vaarwater te leiden, ver
ouderd en uit de tijd zijn, is deze N.V. dan niet gehou
den te zorgen, dat die voorzieningen bij blijven? Of is
de gemeente daartoe gehouden? Bij de Schrans ligt
dat dunkt mij heel anders. Wij passeren daar met onze
weg de spoorweg, maar hier niet. Hier passeert de
spoorweg een kanaal.
Resumerende, vraag ik dus eerst: Is dit spoorlijntje
zo belangrijk, dat het gerechtvaardigd is daarin een
nieuw kunstwerk te maken, dat 1 a iy2 miljoen gaat
kosten
Mijn tweede vraag is deze: Door welke bedrijven of
instanties wordt de uitdieping van dat kanaalgedeelte
gevraagd en is dit van een zo groot belang, dat het een
investering van laly2 miljoen gulden waard is?
Mijn derde vraag luidt: Indien het aanbrengen van
dit nieuwe kunstwerk wel noodzakelijk is, moeten dan
niet de Nederlandsche Spoorwegen hiervoor het leeu
wendeel van de kosten betalen?
En kan er enige mededeling over de gehele concessie
worden gedaan?
De hear BoomgaardtEk noch in koarte fracch. Ik
mien, dat de ütdjipping en forbreding fan de forbining
fan Ljouwert mei it Van Harinxmakanael yn it ramt
fan de Provinsiale kanaleplannen klearmakke binne.
Nou komt by my de fraech op: Hearde dit hwat nou
oan de oarder is hjir winliken ek nocht net by? It
gehiel is dus einliks net öfmakke op in wize en yn in
omfang, sa't it üteinlik wêze moast, en soe dat dan net
by de kanaleplannen silger ünderbrocht wurde moatte?
De heer Van der Schaaf (weth.): De verschillende
vragen die gesteld zijn, brengen ons terug tot één punt:
waar de toestemming ligt om een brug over dit vaar
water te leggen. Ik heb dat nagezien en dat blijkt te
zijn, naar ik meen, in de eerste maand van het eerste
jaar van deze eeuw, om kort te gaan in het jaar 1900,
zodat ik dus haast mag zeggen, dat het wel zo goed
als zeker is, dat geen van ons daar schuldig aan is.
Toen hebben n.l. Ged. Staten van Friesland aan de
directeur van de Lokaal-Spoorweg vergunning gegeven
om hier een spoorwegdraaibrug te leggen over het wa
ter, het ons bekende water de Harlingertrekvaart, die
in beheer en onderhoud is bij de Provincie, maar die in
eig'endom is bij de Gemeente. Dat is dus eigenlijk de
figuur die hier aanwezig is: het vaarwater van de Ge
meente, het onderhoud bij de Provincie. De Provincie
geeft toestemming in den jare 1900 voor het leggen van