r U»»-'- -t
1
Verslag van de handelingen van de Gemeenteraad van Leeuwarden van maandag 29 mei en vrijdag 2 juni 1961
RAADSVERGADERING
van maandag 29 mei
en vrijdag 2 juni 1961
Op 29 mei
Aanwezig: 33 leden.
Afwezig: de heren Bosgraaf, Ten Brug, Kamstra en
IJtsma.
Voorzitter: de heer Mr. A. A. M. van der Meulen,
Burgemeester.
Te behandelen punten:
1. Mededelingen.
2. Voorstel tot goedkeuring van de begroting van
inkomsten en uitgaven voor 1961 van:
a. de gemeentelijke instelling voor Maatschappelijk
Hulpbetoon;
b. het Nieuwe Stadsweeshuis;
c. de Stichting Volkscrediet.
3. Voorstel tot het vaststellen van de begrotingen
der gemeentelijke takken van dienst, van de begroting
van de „Leeuwarder Sportstichting", van de begroting
der Gemeente voor 1961, alsmede van de wijziging van
deze laatste begroting
(bijlagen nos. 89, 134 en 152).
De Voorzitter: Ik open deze raadsvergadering en
stel aan de orde:
Punt 1.
Ik kan U meedelen, dat bericht van verhindering is
ingekomen van de raadsleden de heren Bosgraaf, Kam
stra en IJtsma.
Deze mededeling wordt voor kennisgeving aange
nomen.
Puilt 2a.
De heer Heidinga: De post Huishuren is mij niet
helemaal duidelijk. Op de rekening 1959 staat f 5547,25,
op de begroting 1960 f 11.000,en op de begroting
1961 f 57.000,De toelichting vermeldt, dat de ra
ming is geschied naar de uitgaven over 1959, maar dat
begrijp ik niet goed.
De heer Vellenga (weth.): Het bedrag is deels te
verklaren door een verhoging die de heer Heidinga
ook al noemt en deels door het feit, dat men een an
dere indeling van verschillende begrotingsposten heeft
toegepast, zodat dus bedragen die in vroegere jaren
onder andere posten begrepen waren, nu onder dit punt
zijn gebracht.
Het betreft hier dus niet slechts zonder meer een
rigoureuze verhoging van deze post; de verhoging is
ook een gevolg van herverdeling van de verschillende
kostenbedragen over de gehele begroting heen.
De begrotingen sub a, b en c worden vervolgens
goedgekeurd.
Punt 3.
Algemene Beschouwingen.
De heer Bootsma: Voortgaande op de verleden jaar
ingeslagen weg, wil ik wederom trachten de aangekon
digde algemene beschouwingen ook werkelijk algemeen
te houden en de meer bij de afzonderlijke hoofdstukken
passende overwegingen naar deze hoofdstukken te ver
schuiven. Wellicht dat het geheel hierdoor meer blijft
boeien, en ook enkele van mijn fractiegenoten de ge
legenheid kunnen krijgen om de speciaal door hen be
hartigde onderwerpen aan te snijden.
Ik wil beginnen met een woord van waardering tot
allen die hebben meegewerkt aan het opmaken van de
begroting 1961, een omvangrijk werk, gebaseerd op
talloze regelingen en voorschriften. Om hieruit een
goed sluitend geheel te maken, is niet ieders werk, zo
dat wij hiervoor allen erkentelijk zijn, die daartoe hun
steentje hebben bijgedragen.
Met het noemen van de vele regelingen en voorschriften
zit ik feitelijk meteen midden in het probleem dat zich
steeds meer naar voren dringt, n.l. waar blijft de zelf
standigheid van de Raad? En welke positieve invloed
kan de Raad nog uitoefenen bij het vaststellen van het
gemeentelijk beleid t.a.v. tal van zaken, die de Ge
meente behoort na te komen, maar waarin zij tevens
beperkt wordt door de voorschriften en bepalingen van
hogere instanties? Zo is het meerdere malen in mijn
zittingsperiode voorgekomen, dat de Raad zich uit
sprak over de urgentie van bepaalde objecten en daar
voor dan ook een krediet beschikbaar stelde, maar
waarvan de uitvoering tot op heden achterwege moest
blijven, omdat de kapitaalverstrekking of dekking voor
de exploitatie geen gewillig oor kon vinden bij de daar
voor aangewezen instanties. Als enkel voorbeeld wil
ik noemen het vernieuwen van de bruggen over de
stadsgrachten en nog meer speciaal de Prins Hendrik-
brug. Dank zij de pot voor infrastructuur-verbeterende
werken zijn inmiddels meerdere objecten in uitvoering
genomen, maar wil er werkelijk sprake zijn van een
harmonische ontwikkeling van onze Gemeente zowel
van de stad als van het omringende plattelandsgebied,
dan is het in feite funest, dat het al of niet tot stand
komen van bepaalde objecten, welke de Raad dus ur
gent heeft geoordeeld, geheel afhankelijk is van het
toevallig beschikbaar komen van gelden uit een speciale
pot. Hierin schuilt een groot gevaar. Wij zullen ons
dan ook zoveel mogelijk moeten hoeden voor een een
zijdig naar binnen gerichte politiek t.a.v. de uitvoering
van werken.
Naast de zo gewenste en inmiddels ook behoorlijk op gang
gebrachte industrialisatie zullen de nodige voorzieningen
t.a.v. woningbouw, stads- en plattelandssanering, het
stimuleren van culturele activiteiten, kortom alles wat
een moderne samenleving noodzakelijk maakt, niet mo
gen worden verwaarloosd. Wij zullen dus steeds be
dacht moeten zijn op het aangrijpen van alle kansen
die hiertoe geboden worden. Daartoe is het wenselijk
niet alleen de Raad, maar ook de burgerij tijdig
van voorlichting te dienen omtrent de plannen en de
mogelijkheden. Zulks is een eerste eis van democratie.
Wij als raadsleden zijn ons ten volle bewust van de
moeilijkheden, waarmede B. en W. op dit punt hebben
te kampen, maar, zal de houding van de burgerij niet
geheel negatief worden en wil de Raad niet worden
verlaagd tot een forum van ja-knikkers, dan zal aan
het punt van tijdige en volledige voorlichting extra
aandacht moeten worden geschonken. In dit verband
noem ik tevens het geven van voldoende gelegenheid
voor het inzien en bestuderen van de stukken.
Men vergete nimmer, dat de raadsleden niet alleen
raadslid zijn, maar naast hun eigenlijke werkzaamhe
den uit hoofde van beroep of bedrijf ook meestal nog
andere maatschappelijke functies vervullen. Het bin
nenkort in behandeling komende reglement van orde
is wellicht min of meer een afspiegeling van vorenge
noemde wenselijkheden.
Wanneer ik spreek van wenselijkheden, dan komt
haast vanzelf een aantal vraagstukken naar voren, die
de basis zullen moeten vormen voor een harmonische
ontwikkeling en het welslagen van de reeds ingezette
industrialisatie, n.l.
1. Voldoende woonruimte, met goede voorzieningen en
een met de draagkracht overeenkomende huurprijs,
ook voor het plattelandsgebied, waarbij speciaal ge
let zal dienen te worden op de nodige differentiatie
in de grootte.
2. Verbetering van de verkeersgelegenheid in en rond
om de stad, met parkeergelegenheid op de daarvoor
meest geëigende plaatsen.
3. Voorzieningen t.a.v. cultuur, sport en ontwikkelings
mogelijkheden.
4. Stichting van onderwijsinstellingen op velerlei ge
bied en het realiseren van de daarvoor vereiste ge
bouwen.
5. Sociale zorg in de ruimste zin van het woord.