it - 40 voorzichtig te zijn bij de bouw van dit nieuwe zieken huis. Door de nieuwere inzichten op medisch gebied zou er een nog sterkere verschuiving tot stand kunnen komen van de klinische behandeling naar de polikli nische behandeling. D.w.z., dat patiënten dus niet ver pleegd, maar behandeld worden en daarna naar huis teruggaan. Als dat zo zou zijn, dan zou het gevaar groot zijn, dat er op een gegeven moment een over compleet aan bedden ontstaat, een verschijnsel, dat in de landelijke pers hier en daar reeds wordt gesigna leerd. Ik wil ook wijzen op de waarschuwing, die Prof. Muntendam zeer recent nog heeft gegeven, om toch maar niet koste wat koste overal ziekenhuizen te bou wen of uit te breiden, maar toch wel degelijk rekening te houden met een planmatige verdeling over het land. Daarmee wil ik dus helemaal niet betogen, dat er niet een nieuw Stadsziekenhuis moet komen, maar nogmaals de nadruk leggen op de waarschuwing van destijds om bij de bouw van dit geval bijzonder voorzichtig te werk te gaan en ook wel de afspraak na te komen, die toen is gemaakt, n.l. dat de Raad telkens etappegewijs zou worden ingeschakeld. Het derde ontwerp, waarover ik iets zou willen zeg gen, is het verpleeghuis. En dan hebt U in de door mij gekozen rangorde van de onderwerpen meteen de rang orde van het naar mijn smaak haalbare gezien: het Medisch Centrum waarschijnlijk niet haalbaar, het Stadsziekenhuis een moeizame zaak, het verpleeghuis m.i. het gemakkelijkst realiseerbaar. Ik weet wel, dat er in bijlage 3 bij de mem.v.a. ook al wordt gewezen op het herhaaldelijk omwerken van het project voor het verpleeghuis en dat deze plannen nu uiteindelijk in een vrij definitieve vorm ter goedkeuring aan de Kroon zijn voorgelegd. Maar we moeten ons realiseren, dat 50% van de kosten gedurende de eerste 365 dagen van de verpleging in verpleeghuizen een belangrijk aan tal patiënten kan in die tijd weer wat valide gemaakt worden zeer waarschijnlijk nog in de loop van dit jaar men denkt aan 1 oktober tot de verstrekkingen van de algemene ziekenfondsen zal gaan behoren. In dat geval wordt de exploitatie van dit verpleeghuis dus aanzienlijk gemakkelijker, te meer omdat de zieken fondsen zich voorstellen, dat deze bedragen, naarmate men meer inzicht krijgt in deze materie en beter weet, om hoeveel patiënten het eigenlijk gaat, kunnen wor den verhoogd. Er wordt in landelijke kringen becijferd, dat er een tekort aan bedden in verpleeghuizen be staat van omstreeks 25.000. Als we daarbij eens ge makshalve aannemen, dat 5% van de bevolking van Nederland in Friesland woont, dan zou er dus in Fries land plaats zijn voor 1000 a 1250 bedden in verpleeg huizen. Dat geeft mij aanleiding er op te attenderen, dat hier met de bouw van een verpleeghuis nu niet langer gewacht moet worden, wil Leeuwarden althans niet achteraan komen. In Friesland zijn de laatste ja ren enkele van deze inrichtingen tot stand gekomen. Ik noem hier bijv. Joure. De inrichting te Wolvega is al vrij ver gèvorderd, terwijl er ook in plaatsen als Veenwouden, Dokkum en Harlingen plannen bestaan om dergelijke inrichtingen te stichten. Als Leeuwarden dus niet tijdig met een verpleeghuis gereed is, dan is het de vraag, of wij, gezien de landelijke planning, nog aan de beurt kunnen komen. Ik hoop, dat het College, er in kan slagen om snel het plan voor het verpleeghuis te realiseren; dan ko men wij in elk geval op dit terrein niet achter bij an dere plaatsen. De heer Spiekhout: Hoe later het wordt, hoe meer schroom men heeft, als men het woord vraagt, maar het is, geloof ik, wel een consequentie, ook van de op zet, zoals wij die ons gedacht hadden, n.l. korte alge mene beschouwingen, en de verschillende punten, die hierin dan niet genoemd worden, later, bij de hoofd stukken, aan de orde te stellen. Nu weet ik wel, dat men, wanneer men over dit hoofdstuk algemene be schouwingen wil houden, heel vlug terecht komt bij de drie hoofdpunten van dit onderwerp, die op het ogen blik in onze gemeente aan de orde zijn en die eigenlijk zopas ook al door de vorige spreker zijn genoemd. Het heeft geen betekenis om in algemene zin te bepleiten, dat dè overheid op dit gebied van de volksgezondheid een taak zou hebben. Dat is het intrappen van een open deur. Het betoog van de heer De Jong van heden morgen heeft ook overduidelijk aangetoond, dat men dat ook in zijn kring zonder meer aanvaardt. Boven dien kan gezegd worden, dat de volksgezondheid mis schien wel één van de eerste zaken was, waar de over heid zich mee bemoeide. Men kan n.l. niet ontkennen, dat het voorkomen van verhongering van volksgroepen ook gezondheidszorg is. Gelukkig zien wij in West- Europa het verhongeren bepaald niet meer als gezond heidszorg in de eigenlijke zin. Deze heeft zich meer gericht op het voorkomen en genezen van ziekten, pre ventieve geneeskunde en het bereiken van een optimale volksgezondheid. Ik geloof dan ook, dat er op dit terrein een taak voor de overheid ligt, die zich ook nog steeds uitbreidt. De geestelijke oorzaken van ziekten komen ook steeds meer aan de orde en dat duidt er meteen al op, dat bepaald niet alleen de overheid hier een taak zou hebben, dat de overheid het zeker niet alleen zelf zal moeten doen, integendeel. Dat brengt al direct met zich mee, dat de organisaties van het maatschappelijk leven, particuliere organisaties, waarschijnlijk -en te recht het leeuwendeel van het werk op dit terrein zullen moeten doen. Ik geloof, dat de overheid in dezen wel een grote taak heeft, wat betreft stimuleren en coördineren. Aan dat coördineren kan men twee aspecten zien. Men kan zeggenHet is de taak van de overheid te trachten daar waar particulieren op dit terrein werkzaamheden verrichten, een coördinatie tot stand te brengen in die zin, dat men stimuleert, ook zo mogelijk door de subsidiepolitiek, om, waar dit maar enigszins kan, te komen tot samengaan, vooral op het technische vlak. Men weet, dat onze fractie dit, waar het maar half kan, aan te bevelen acht en in ieder ge val is h.i. samenwerking noodzakelijk. Bij een coördi nerende en stimulerende taak van de overheid kan men ook nog denken aan een planning, aan een vooruitzien van de overheid voor wat nodig is. Men maakt voor de uitbreiding van een stad een structuurplan en later uitbreidingsplannen. Het zou misschien voor Leeuwar den toch ook te overwegen zijn, te komen tot een ge zondheidsplan; dat houdt de inventarisatie in van wat er op dit gebied is; dat houdt ook in een stellen van die dingen die in volgorde van wat men het noodzake lijkst acht, nog tot stand gebracht zouden moeten wor den, niet door de overheid alleen, maar met hulp van de overheid, zo nodig. Ik geloof, dat het ook bij het toekennen van verschillende subsidies van belang zou zijn, dat men zo'n gezondheidsplan had, waarvan men de prioriteiten ook beter kan aflezen en beter dus ook de te besteden bedragen kan toetsen aan het grootste nut. Hoewel ik weet, dat hier een stuk werk in zit, dat ook niet gemakkelijk zal zijn, zou ik U toch wel eens in overweging willen geven na te gaan, of ook voor Leeuwarden een dergelijk plan niet nuttig zou kunnen zijn. Dat de taak van de coördinatie vaak moeilijk is, hebben we ook al aan de concrete onderwerpen die op het ogenblik in onze Gemeente aan de orde zijn, kun nen zien. Met name bij het Medisch Centrum is het bepaald niet zo gelopen, als wij ons dat hadden voor gesteld, toen we hier voor het eerst over spraken. Wij willen ook wel echt onze teleurstelling hierover uit spreken en we hopen, dat het College toch nog een weg mag vinden om alsnog de realisatie van dit plan te bevorderen, ook al zijn er dan enkele instanties af gevallen. Misschien is het met de resterende nog te doen en misschien is ook nog de kring van die in stanties, die mee willen doen, uit te breiden. En konden we nu maar hoopvoller zijn over het tweede grote project, n.l. het Stadsziekenhuis, dat door onze fractie toch wel als een urgente zaak wordt ge zien; dan zou dat nog wat troost kunnen geven. He laas is het tegendeel het geval. Het is natuurlijk voor een leek wel moeilijk te beoordelen, of een vol jaar verlies nu niet te voorkomen zou zijn geweest. Ik wil echter wel aannemen, dat dat niet kon, ofschoon bij ons toch ook wel even dergelijke gedachten hebben ge leefd als door de heer Van der Veen zopas zijn uit gesproken. We wisten natuurlijk ook al wel, dat de bouw van zo'n stadsziekenhuis niet een eenvoudige zaak is en we wisten dat ook wel, voordat de heer Van Driel in zijn brief dat nog ten overvloede, lijkt mij toe zo met klem heeft uiteengezet, maar toch be treuren wij dit tijdsverlies. Wij willen dan ook de hoop uitspreken, dat er nieuwe wegen gevonden mogen wor den om nu in het komende jaar wèl wat aan dit plan, 41 aan de voorbereiding, te doen, door wie dan ook, opdat we bij een volgende begrotingszitting iets optimisti scher hierover kunnen zijn. Ik ga niet te diep in op de kwestie van het verpleeg huis, want nadat een zo deskundige als de heer De Vries daarover gesproken heeft, blijf ik daar graag af. Maar we willen toch wel uitspreken, dat we het ook jammer vinden, dat het zo lang moet duren voor het tot stand komt. In 1956 zijn we hier al mee begonnen, en nu staat er eigenlijk nog niet veel vast. Wij hopen, dat er schot in mag komen. Als gemeente is men nu eenmaal zo van Den Haag en weet ik van wie allemaal afhankelijk, dat we er niet veel anders aan kunnen doen dan de beste wensen uitspreken, maar dat wil ik dan ook doen. Ik ben er van overtuigd, dat, ook zeker wat dit punt betreft, de activiteit van het College groot is geweest en dat het voor B. en W. nog meer mis schien dan voor ons een teleurstelling is, dat het nog niet verder is dan op dit moment. Met het noemen van deze drie punten zou ik maar willen besluiten. Wij kunnen wel akkoord gaan met de subsidies, ook met de verhoging van de subsidies, die door U zijn voorgesteld bij dit hoofdstuk. De heer Engels: Wat betreft het Medisch Centrum, het ziekenhuis en het verpleeghuis, sta ik volledig ach ter de woorden, die gesproken zijn door de heer De Vries, zij het, dat ik t.a.v. het ziekenhuis een tikkeltje positiever ben en mij graag aansluit bij de onrust, tot uitdrukking gebracht door de heer Van der Veen. Ik wilde voorts nog even spreken over de subsidies met betrekking tot de volksgezondheid. Na wat ik van morgen over de subsidieregeling in het algemeen ge zegd heb, wilde ik nu in het bijzonder zeggen, dat ik erg blij ben met de verhogingen van de subisides van de Kruisverenigingen en van de geestelijke gezond heidszorg. Waar ik alleen nog even tegen wil waar schuwen is, dat deze subsidies gebaseerd zijn op de tekorten van de verenigingen, die we hebben gecon stateerd op de rekeningen 1960 en 1959. Dat daarbij ver hogingen zijn van 100% ik denk hier aan het Groene Kruis, van 5 cent op 10 cent moet voor ons een vingerwijzing zijn, dat de vaststelling n.a.v. een tekort van een vorig jaar het gevaar in zich bergt, dat er voor de verenigingen onvoldoende mogelijkheid voor uitbreiding in zit, en voor aanpassing aan de eisen, die het werk stelt. Ik zou U daarom dringend willen aanbevelen de jaaroverzichten van die verenigingen ik neem aan, dat U die krijgt voortdurend te blijven volgen en tijdig de subsidies aan verhoogde kosten aan te passen, opdat we niet over een x-tal jaren weer voor een subsidieverhoging van 100% met terugwerkende kracht behoeven te staan. De Voorzitter: Ik zal proberen de verschillende spre kers zo goed mogelijk, maar ook U sta mij toe zo kort mogelijk te beantwoorden. Het gaat over vier onderwerpen, het z.g. Medisch Centrum, het ziekenhuis, het verpleeghuis en in laatste instantie ook de subsi dies, terwijl de heer Spiekhout ook nog over een ge zondheidsplan gesproken heeft. Wat, om nu deze zelf de volgorde aan te houden, het Medisch Centrum be treft, het College is ten aanzien van de realisering daarvan nooit zo bijzonder optimistisch geweest; des niettemin menen wij er van de kant van de gemeente Leeuwarden aan te hebben gedaan wat er aan gedaan kon worden. Zoals U uit de stukken heeft gezien, is het laatst geweest een gesprek, dat onder andere door mij in Den Haag is gevoerd. Het wachten is dus nu op het standpunt van de Minister van Sociale Zaken ten aanzien van de vraag, of hij bereid is rijkssubsi dies voor verschillende instellingen te verhogen met het oog op de hogere kosten, die de huisvesting in dat gebouw zou meebrengen. Het is dus op het ogen blik afwachten, wat het standpunt van de Minister van Sociale Zaken is. Verder valt er op dit moment weinig van te zeggen. Wat het ziekenhuis aangaat, het blijkt wel uit de woorden van de heer De Vries, dat het hier bepaald niet een eenvoudig object betreft. Hierbij dienen wij in het oog te vatten, dat bijna de gehele tijd sinds hier het raadsbesluit is gevallen, waarbij een architect is aangewezen, de directeur G.G.D. de hulp van de adjunct-directeur heeft moeten missen, die hij op het ogenblik zelfs nog mist, omdat de nieuwe adjunct directeur op 1 juni a.s. in functie zal treden. Hier heeft zich dus de figuur voorgedaan, dat bij een gemeente van ongeveer 83.000 zielen bij de G.G.D. behalve de schoolartsen, die hun eigen speciale werk doen, maar één medicus aanwezig is geweest. Die figuur doet zich, voor zover mij bekend, in geen enkele gemeente van gelijke grootte voor. Daarbij dienen we dan nog te be denken, dat, zoals onlangs bij een ontvangst de voor zitter van de ontvangen vereniging, de E.H.B.O., die tevens Inspecteur van de Volksgezondheid is, mij uit drukkelijk heeft gezegd, de gemeente Leeuwarden een goede naam heeft, speciaal op het gebied van de kin- derhygiëne, waarbij hij het oog had op de duizenden inentingen, onder leiding van de directeur G.G.D. ver richt. Daarom geloof ik, dat met het feit, dat hier één man deze dienst gedurende dit jaar heeft moeten lei- len en er nog tal van extra werkzaamheden heeft moe ten bij doen in die tijd, het uitstel toch wel volledig verklaard is. Ik ben er ook van overtuigd, dat de vermoedens, zoals die door de heer Van der Veen vragenderwijze zijn geuit, bepaald niet juist zijn. Hier speelt enkel een kwestie van het ontbreken van voldoende tijd, terwijl het, gegeven de bijzondere aard van dit object, toch totaal niet doenlijk was om buiten deze functionaris voortgang met de plannen te maken. Ik heb in de loop van dit afgelopen jaar, omdat niet alleen dit ob ject de Raad zeer ter harte gaat, zoals mij bekend is, maar ook het College en ook mij persoonlijk zeer in teresseert, regelmatig met de directeur er over ge sproken, hoe deze zaak verder gebracht kon worden. Hij heeft mij daarbij telkens verzekerd, dat hij zijn best deed, maar dat de tijd ten enenmale daarvoor ontbrak en dat hij nu na het in dienst treden van de nieuwe ad junct-directeur hoopte met voortvarendheid de zaken verder te kunnen behandelen. Wij hopen zeer, dat hem dit zal gelukken; in elk geval heb ik regelmatig con tact met hem en wanneer die hoop niet zou blijken ver vuld te worden, dan is ook het tijdstip daar, dat wij zullen moeten overwegen, hoe dan toch voortgang met het object zal kunnen worden gemaakt. Er is door raadsleden gesproken over een teleurstellende gang van zaken, speciaal dan ook nog ten aanzien van het ver pleeghuis. Ik wil U wel verzekeren, dat het ook voor ons een teleurstelling is geweest. Welke de gang van zaken was, heeft U uitvoerig in een nota gezien. Wij hadden gehoopt, dat wij zo ongeveer een jaar geleden al aan de Raad besteksklare plannen hadden kunnen voorleggen en dan krediet voor de bouw hadden kun nen vragen. Dat is toen door de redenen die aan U zijn uiteengezet, niet mogelijk geweest. Wij zullen van onze kant toch bepaald trachten deze zaak nu zo snel mogelijk klaar te krijgen. Hetgeen de heer De Vries in dit opzicht opgemerkt heeft, is ons ook bekend. Afgezien van de urgentie van het object op zichzelf, is ook dat voor ons een re den te trachten hier nu eindelijk uit te komen. De heer Spiekhout heeft dan nog gesproken over de taak van de overheid in het algemeen en de gedachte geuit aan het opstellen van wat hij noemde een ge zondheidsplan. Het is een interessante gedachte en ik wil de heer Spiekhout wel graag meedelen, dat het College dit punt tot zich zal nemen om te kijken, of er in dit opzicht iets te doen is. De heer Engels tenslotte heeft nog gesproken over de subsidies, waarbij hij de hoop uitspreekt, dat door het College tijdig een aanpassing van de subsidies aan kostenstijgingen zal worden voorgesteld. Dit raakt weer het algemene punt dat ook vanmorgen genoemd is. Onze wil in dat opzicht kan wel erg goed zijn en die kan ook goed zijn ten aanzien van de objecten ver pleeg- en ziekenhuis en Medisch Centrum, maar ten slotte wordt alles ook in dit opzicht bepaald door de financiële mogelijkheden, die de Gemeente heeft. En daar die mogelijkheden zeer beperkt zijn en een heel grote hoeveelheid urgente objecten op onze verlang lijst staat, moeten wij dus ook ten aanzien van even tuele verdere subsidieverhogingen op dit moment toch in elk geval wel een reserve maken. Ik zou mij hiertoe willen bepalen en, waar het al ongeveer twintig over negen is en mij wordt meege deeld, dat boven de koffie klaar staat, zou ik dus nu de vergadering voor het genieten van een kopje koffie even willen schorsen.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1961 | | pagina 21