2 Punt 1. De Voorzitter deelt mede: A. dat Gedeputeerde Staten van Friesland hebben goedgekeurd: 1. het raadsbesluit van 12 april 1961 tot het verstrek ken van een geldlening, groot f 629.285,aan de „Stichting Leeuwarder Industriegebouwen"; 2. het raadsbesluit van 3 mei 1961 tot het aankopen van grond, gelegen aan de zuidzijde van de Gronin gerstraatweg, van M. bij de Weg, alhier; 3. de raadsbesluiten van 24 mei 1961: a. tot het in erfpacht afstaan van twee percelen industrieterrein, deel uitmakende van het in dustriegebied Van Harinxmakanaa 1, aan de N.V. J. Boomsma's Distilleerderij, alhier; b. tot het in erfpacht afstaan van percelen bouw terrein, gelegen in 't Nijlan, aan het Aannemers bedrijf J. G. Visser N.V., alhier; c. tot het aankopen van een perceel weiland, gele gen ten zuiden van de Harlingerstraatweg- en ten westen van de spoorlijn LeeuwardenStiens, van het Old Burger Weeshuis, alhier; d. tot het aankopen van het perceel Raadhuis plein 34 van mevrouw A. Posthuma-van den Steen te 's-Gravenhage; 4. de raadsbesluiten van 14 juni 1961: a. tot het aangaan van een geldlening, groot f 1.000.000,met de Verceniging van Levensver zekering en Lijfrente „De Groot-Noordhollandsche van 1945" te Amsterdam; b. tot het aangaan van een geldlening, groot f 1.000.000,met „Amstleven", Amsterdamse Maatschappij van Levensverzekering N.V. te Am sterdam; c. tot het aankopen van het perceel Leltkumer- weg 9 rood van mevrouw K. Boonstra-Bijlsma, alhier; d. tot het aankopen van een aantal percelen, ge legen in het tracé van de zuidoostelijke ringweg, van de Pastorie en van de Kerkvoogdij van de Hervormde Gemeente te Huizum; e. tot het verkopen van een perceel industrieter rein, gelegen aan de oostzijde van de Zwette- straat, aan de N.V. Vereenigd Noord-Ned. Graan- bedrijf en Meelhandel, alhier; f. tot het aankopen van een aantal percelen, gele gen in te saneren stadswijken, van D. van der Molen te Wolvega en A. Coehoorn te Nieuwe- schoot en van mevrouw G. Kuipers-Reinholtd te Surhuisterveen 5. het raadsbesluit van 5 juli 1961 tot het instellen van een rechtsvordering tegen E. Brummer te Weesp en de fa. van Florestein te Zeist; B. dat is ingekomen een rapport omtrent controle van de voorschotkas en de afdracht van de entree gelden van het museum „Het Princessehof C. dat berichten van verhindering zijn ingekomen van de heren Boomgaardt, Drentje, Heidinga en Mr. Keuning. Al deze mededelingen worden voor kennisgeving aangenomen. Punt 2. De aanbeveling van het bestuur van de stichting luidt als volgt: 1. Drs. J. Bierrna, alhier; 2. J. Fokma, alhier. Benoemd wordt de heer Bierma, met 24 stemmen (2 bilj. blanco). Punt 3. De voordracht van B. en W. luidt als volgt: J. Kooistra te Franeker. Benoemd wordt de heer Kooistra, met alg. stemmen. De heren Bosgraaf en Venema vormden het stem bureau. Punten 4 t.e.m. 23 (bijlagen nos. 223, 220, 200, 209, 210, 211, 213, 206, 208, 202, 224, 216, 204, 203, 222, 201, 215, 218, 226 en 207). Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig de voorstellen van B. en W. Punt 24 (bijlage no. 205). De heer Bootsma: Het voorstel, zoals dat hier ligt, is in feite een vervolg op het reeds eerder genomen besluit tot onteigening van deze percelen. Ik geloof ook niet, dat het zin heeft om daarover vanavond nog te gaan uitweiden, want wij rekenen er op en zijn er ook van overtuigd, dat de onderhandelingen tot het laatst toe zullen worden voortgezet. Maar annex hier mee is toch ook nog de vraag: Wat gaat er uiteindelijk voor in de plaats komen? Kunnen wij in Leeuwarden een behoorlijk terrein beschikbaar stellen? De voor waarden, waaronder dit zal gebeuren, zullen dan ook een punt van onderhandeling uitmaken. Maar in de eerste plaats gaat het er om of er werkelijk in de ge meente Leeuwarden een plaats aan te wijzen is, waarop t.z.t. een nieuwe baan zou kunnen worden gesticht. Ik geloof, dat de Raad en ook de burgerij daar zeker belangstellend naar zullen zijn. Is het mogelijk, dat hel College hieromtrent nog nadere mededelingen doet De heer Mr. van der Veen: Het College heeft ken nis genomen van de brief, die de Friese Sportclub ge richt heeft aan de leden van de Raad. Het is eigenlijk wel merkwaardig, dat de indruk, die de aanbiedings brief geeft, een beetje in strijd komt met hetgeen door de Friese Sportclub wordt gezegd. Het lijkt mij prettig wanneer wij straks van de Wethouder mogen verne men hoe die onderhandelingen zijn verlopen. Het is ons niet mogelijk geweest om daarover behoorlijk georiën teerd te raken, omdat de stukken, die er blijkbaai geweest zijn, niet ter inzage hebben gelegen. Uit de brief van de raadsman van de Gemeente meen ik al thans te moeten opmaken, dat hij stukken gezien heeft, waarop hij een mening gronden kan, maar die stukken heb ik niet kunnen vinden. De eerste vraag, die ons belang inboezemt, is de volgende: Ziet het College een gelegenheid om toch een drafbaan op de een of andere manier in de ge meente Leeuwarden tot stand te brengen wanneer deze drafbaan verdwijnen gaat? Een tweede vraag luidt: ïs het niet mogelijk in der minne deze zaak nog tot een behoorlijke oplossing te brengen Is het zo, dat er inder daad geen bod is gedaan door de Gemeente? Kan dat dan nog niet gebeuren En voor de rest is dit inder daad een vervolg op het besluit, dat in januari geno men is. Wanneer het tot een procedure moet komen dan wordt er tenslotte ook een volledige schadeloos stelling uitgekeerd, dus ik heb daar op zichzelf geen bezwaar tegen. Ik vraag alleen en misschien kan dat ook toegelicht worden of we dit punt niet kun nen aanhouden, bijvoorbeeld tot na de bouwvakvakan tie. Of is deze zaak nu zo dringend omdat er bij de onderhandelingen kortsluiting is geweest? De heer K. J. de Jong: In onze fractie leven ook de vragen, die door de heer Bootsma en de heer Van der Veen naar voren gebracht zijn, maar ik wou er eigenlijk nog een derde aan toe voegen. Uit het schrij ven, dat ons door de Friese Sportclub is toegezonden, blijkt wel, dat men bijzonder graag deze renbaan zou willen behouden en dat men, wanneer deze baan zou moeten verdwijnen, er graag een andere voor in de plaats wil hebben. Is het ook mogelijk, dat deze N.V. haar werk ook in de toekomst, maar dan op een an dere plaats gaat doen? Ik zou bepaald niet de richting uit willen van: nu moeten wij als gemeente Leeuwar den dit werk doen. In dit schrijven wordt juist met zo veel klem van reden uitgesproken, dat die renbaan eigenlijk niet gemist kan worden. Men heeft dit werk totnogtoe goed gedaan; waarom zou deze N.V. dan ook niet de volle ruimte kunnen krijgen om die taak op een andere plaats voort te zetten Deze N.V. heeft bovendien behoorlijke winsten gemaakt, waardoor ze waarschijnlijk voor het doen van investeringen niet zo gauw bevreesd behoeft te zijn. Ik vind het een beetje te gemakkelijk om er nu zonder meer maar van uit te 3 gaan, dat het allereerst de taak van de Gemeente is om in dit opzicht een voorstel te doen. Ik zou juist willen trachten van de kant van de Gemeente een bij zonder beroep op deze N.V. te doen om het werk, dat ze tot nog toe gedaan heeft, op een andere plaats met medewerking van de Gemeente voort te zetten. Ik geloof, dat we dan de juiste weg zouden bewande len en dat we dan in zeker opzicht de bal een beetje terug kunnen kaatsen, voorzover betreft het te een zijdig op de weg van de Gemeente leggen van bepaalde elementen van deze zaak. De heer Bosgraaf: Het is haast niet nodig om hier nog iets aan toe te voegen. Hetzelfde hadden wij ook kunnen zeggen namens onze fractie. Wij zijn er zeker van, dat de bereidheid bij de N.V. aanwezig is om tot overdracht van deze grond te komen, mits zij er maar zeker van zijn, dat de drafsport doorgang zal kunnen vinden. Ik geloof zeker, dat daar het knelpunt ligt. Men is er niet zeker van, dat wanneer hen de grond wordt afgenomen, zij op een andere plaats de gelegen heid zullen hebben om de drafsport te beoefenen. Ik geloof, dat dat het belangrijkste is. Ook wij verzoeken om als het enigszins kan tijdig voor vervangende grond te zorgen. De heer Mr. van der Schaaf (weth.): Naar aanlei ding van wat de vorige sprekers gezegd hebben, ver zoek ik de Voorzitter de vergadering even te schorsen. De Voorzitter: U hoort het verzoek van de Wet houder van Openbare Werken. Ik zou dat verzoek niet willen weigeren, omdat het kennelijk wel zijn reden heeft. Ik schors dus voor een ogenblik deze vergade ring. De Voorzitter: Ik heropen deze vergadering en geef het woord aan de Wethouder van Openbare Werken. De heer Mr. van der Schaaf (weth.): Er zijn door de verschillende sprekers enige punten naar voren ge bracht, die eigenlijk in dezelfde lijn liggen en nu lijkt het mij goed, dat ik even de stand van zaken, zoals die nu is, in het kort ga aanduiden, omdat daarmee ook net licht, dat op het ingezonden adres valt, wel enigs zins anders wordt. Zeer recent, nog na het uitgaan van het raadsstuk, hebben onderhandelingen plaats gehad en die onder handelingen geven een zeer sterke grond voor de ver wachting, dat deze eigendomsverkrijging door de Ge meente langs de weg van minnelijke aankoop zal kun nen geschieden. Dat is dus een ontwikkeling, die later is dan het adres. En daarom heeft het naar mijn mening niet veel zin om op het adres alszodanig diep in te gaan. Nu kan ik zeggen, dat er van de zijde van de Gemeente aan het bestuur van de Sportclub wel aan biedingen zijn gedaan, maar deze zijn van de zijde van de Sportclub nimmer schriftelijk beantwoord. Daarom is het ook moeilijk om stukken te produceren. Het is dus zo, dat het College wel op prijs stelt, dat in deze Raad het besluit tot dagvaarding wordt genomen, maar dat de kans zeer groot is, dat het onteigeningsproces niet tot het einde toe behoeft te worden gevoerd. Dit dus als eerste punt. Het tweede punt gaat over de vervanging van de drafbaan, die door deze onteigening wordt getroffen. Daarvoor kan men onderscheiden twee kwesties. Is er in de Gemeente op geschikte plaatsen grond, waar een vervangende baan kan worden aangelegd en de vraag: hoe staat het met de financiering van de exploitatie van een dergelijke baan? Wat het eerste betreft: grond voor het stichten van een nieuwe baan is wel op aan vaardbare plaatsen te vinden. Dat is niet de grootste moeilijkheid. Maar een moeilijkheid, die er wel is en die van zeer ernstige aard is, is dat het niet zo een voudig is om een sluitende exploitatie voor een der gelijke baan te vinden. Ik ben hieiraee op het terrein, dat het mijne niet is en ik zou daarom willen ophouden hierover te spreken. Dat punt is wel in het College onderzocht, maar het College heeft nog niet de over tuiging gekregen, dat dat zo eenvoudig is als het wel eens wordt voorgesteld. Overigens zal aan de leden van de Raad bekend zijn uit recente publikaties, dat het bestuur van de N.V. Friese Sportclub een oproep heeft gedaan aan jongere krachten om het vaandel van deze sport in de toekomst verder te dragen. Wij hopen, dat dit initiatief mag slagen en dat we dus ook met de inzet van krachten uit de burgerij hier weer een nieuwe gelegenheid zullen kunnen krijgen. De heer De Jong heeft nog de vraag gesteld, of de N.V. zelf niet voor vervanging zou kunnen zorgen. Ik heb zo de indruk, dat als de N.V. de koopsom van dit onroerend goed voor zich op tafel heeft liggen, dat toch een heel aardig begin zou zijn om deze sport op een andere plaats weer uit de voeten te helpen. Maar of de aandeelhouders van deze N.V. daartoe wel bereid zul len zijn is aan het College tot nog toe niet gebleken. Ik geloof, dat hiermee het voorstel, dat strekt tot het verkrijgen van een machtiging tot het instellen van een rechtsgeding, wel voldoende is toegelicht. En op de gronden, die ik heb vermeld, zou ik dus de Raad wil len verzoeken de machtiging wel te verlenen. Ik ben er evenwel zo goed als zeker van, dat het onteigenings proces niet tot het einde toe behoeft te worden gevoerd. De heer Mr. van der Veen: Ik heb in eerste in stantie gevraagd of de zaak zo dringend is, dat het be sluit nu genomen moet worden, of dat het, nu blijk baar de kansen op een minnelijke schikking groot zijn, veel kwaad kan als het besluit nog even op zich laat wachten. Ik begrijp ook niet helemaal hoe het met het aflopen van het proces gaat. Als het eenmaal begint zal het wel ergens aflopen, stel ik me voor, maar dan zijn de kosten gemaakt. Ik had liever, dat het afge lopen was voordat het begon. Daarop kriigt ik dus nog een antwoord. (De heer Mr. van der Schaaf (weth.) Hoe moet dat? Men moet toch met een vonnis begin nen?) Ik zal het niet moeilijker maken dan de Wet houder het al gemaakt heeft. Ik vraag dus, of dit be sluit nog niet even wachten kan, zodat de moeilijk heden tot een eind gebracht zijn voordat de Gemeente het nodig vindt stappen in rechte te doen. Als ik het optimisme van de Wethouder hoor, dan komt het toch wel in orde. De hear Santema: It is in bytsje ünfreonlik tsjin- oer de Fryske Sportklub om nou dochs noch dit bislüt to nimmen. Ik leau, dat wy al for 99% wis binne, dat it net hoecht troch to gean. De heer Mr. van der Schaaf (weth.)Het is toch niet helemaal zoals de heer Santema zegt. Ik heb hier zoëven gesteld, dat de kans, dat van gemeentezijde de onderhandelingen met de Sportclub worden voltooid en afgesloten, zeer groot is. Maar wanneer de Ge meente en de Sportclub tot het vaststellen van een koopsom komen, dan kan het nog gebeuren, dat die koopsom niet de goedkeuring krijgt van Gedeputeerde Staten. En voor dat geval is het dus nodig, dat achter de hand blijft de mogelijkheid om toch de weg van ont eigening met taxatie in te slaan. Het is nu eenmaal zo, dat Gedeputeerde Staten de bevoegdheid hebben om hun goedkeuring te onthouden en dan zit de zaak zo danig op slot, dat er niet anders dan door middel van onteigening uit te komen is. De heer Mr. van der Veen vraagt, of het noodzake lijk is, dat dat nü gebeurt, dat het vandaag gebeurt. Er is inderdaad een dringende reden, die het noodza kelijk maakt, dat wij niet meer een periode van drie weken verliezen. En die reden is van deze aard, dat een belang in de stedelijke gemeenschap vordert, dat een gedeelte van deze baan zo spoedig mogelijk ter beschikking wordt gesteld. Daarom is het dus bepaald noodzakelijk, dat wij dit vandaag doen, willen wij aan de toezegging, gedaan in de bespreking, die wij heb ben gevoerd met het lichaam, dat dat grote belang vertegenwoordigt, kunnen voldoen. Ik hoop, dat de heer Van der Veen dit wil aannemen. Als ik gezegd zou hebben, dat het toch zo goed als zeker is, dat wij het proces niet tot een einde behoeven te brengen, dan bedoel ik daarmee, dat de dagvaarding korte tijd na het uitbrengen misschien weer kan wor den ingetrokken. Dat is mijn hoop. Nu is dit tegen over de Sportclub niet incorrect, want gedurende de recente besprekingen, die ik gevoerd heb met de ge machtigde van de Sportclub is afgesproken, dat het College, onverminderd de voortgang van de onderhan delingen, toch aan de Raad zou voorstellen het rechts geding tot onteigening te voeren. De gemachtigde van

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1961 | | pagina 2