2 Punt 5 (bijlage no. 266). De aanbevelingen van Burgemeester en Wethouders luiden als volgt: 1. leraar in de Wiskunde: de heer B. J. Fiedeldij te Den Haag; 2. leraar in de Handelswetenschappen: de heer J. C. Gaemers te Groningen; 3. lerares in de Lichamelijke Oefening: mevr. M. M. Satijn-Duursma, alhier; 4. lerares in het Nederlands: mevr. drs. C. A. Smit-Huidekoper, alhier; 5. leraren in het Frans: de heren A. Faber en IJ. van der Zee, beiden alhier; 6. leraar in de Natuurkunde: de heer P. Kwist, alhier; 7. leraar in het Duits: de heer drs. J. P. H. Croon te Groningen; 8. leraar in het Tekenen: de heer C. Fokma, alhier. Benoemd worden de aanbevolenen, met alg. stemmen. Punt 6 (bijlage no. 265). De aanbevelingen van Burgemeester en Wethouders luiden als volgt: 1. leraar in het Duits: de heer G. van Enkhuizen, alhier; 2. leraar en lerares in het Nederlands: de heer G. Molenaar en mej. A. C. Westendorp Boerma te Groningen; 3. leraar in het Frans: de heer N. A. G. Satijn, alhier; 4. leraren in de Wiskunde: de heer M. Roorda te Groningen en de heer K. J. Koen te Appingedam; 5. leraar in de Natuurkunde: de heer J. van der Staaij te Groningen; 6. leraar in de Handelswetenschappen: de heer J. Jansma, alhier; 7. leraar in de Biologie: de heer P. Miedema te Groningen. Benoemd worden de aanbevolenen, met alg. stemmen. Punt 7 (bijl. no. 270). De aanbevelingen van het College van Curatoren en van Burgemeester en Wethouders luiden als volgt: de heer A. D. Bakker, predikant te Voorburg. Benoemd wordt de aanbevolene, met 32 stemmen (1 bilj. blanco). Punt 8 (bijlage no. 256). Benoemd worden tot leden: de heer J. Spiekhout, de dames J. C. M. Heijmeijer-Croon en L. Ringenaldus- van der Wal en de heer Ir. G. Th. Heitink, met 31 stemmen, en de heer K. J. de Jong, met 30 stemmen (de heer O. Heidinga 1 stem en 2 bilj. voor alle vaca tures blanco); tot plaatsvervangende leden: de heren P. IJtsma, Ir. B. C. van Balen Walter, D. Bosgraaf en R. Boom- gaardt, met 31 stemmen, en L. Atema, met 30 stem men (de heer D. Witteveen 1 stem en 2 bilj. voor alle vacatures blanco). De heren Bootsma en J. de Jong vormden het stem bureau. Punten 9 t.e.m. 12 (bijl. nos. 260, 273, 272 en 257). Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig de voorstellen van B. en W. Punt 13 (bijlage no. 262). De Voorzitter: Bij nadere overweging lijkt het wen selijk in de voorwaarden van het concept-besluit onder III dat is dus op pagina 2 een paar veranderin gen aan te brengen. U vindt onder III als eerste punt „De betaling van de schadeloosstelling dient zo moge lijk te geschieden binnen zes maanden na de datum van het terzake opgemaakte taxatierapport. Mocht de betaling na genoemd tijdstip geschieden, zo is de Ge meente aan de pachter rente verschuldigd, berekend over het bedrag der schadeloosstelling, naar een rente voet van 4J,&% 's jaars, en over het tijdvak, aanvan gende zes maanden na de datum van het taxatierap port en eindigende op de dag van de betaling van de schadeloosstelling." Er is bij nadere beschouwing be denking gerezen tegen de aanvangsdatum van de ver plichting tot rentebetaling ook voor de schadeloosstel ling. Wij zouden nu willen voorstellen dit zo te lezen, dat de datum van de aanvang van de eventuele beta ling van rente over schadeloosstelling nader door B. en W. in overleg met de wederpartij wordt vastgesteld En dan is er een tweede punt onder 3 van III: „De uii de pacht ontslagen percelen mogen door de pachtei nog worden gebruikt tegen een nader overeen te komen vergoeding" enz. Het lijkt wenselijk dat nog iets aan te vullen en wel op deze wijze: „De uit de pacht ontslagen percelen mogen voorzoveel mogelijh voor een nadeer te bepalen korte termijn door de pach ter nog worden gebruikt" enz. U begrijpt, dat de be doeling is in geen geval een nieuwe pacht te doen ont staan. De heer Taylor ParkinsBij het doorzien van de toegezonden raadsstukken was onze fractie blij ver rast met deze bijlage. De weg van gesprek en overleg dient steeds toch onze voorkeur te hebben boven di< van het recht ik bedoel hiermede de weg van ont eigening etc. waarvoor wij ons in een vorige raadsver gadering meenden te moeten uitspreken in verbam met het verkrijgen van de gronden van de Wilhelmina baan. Speciaal de bepaling, waarbij aan de N.V. Di Friesche Sportclub een extra vergoeding in het voor uitzicht wordt gesteld van f 100.000,achten wij zee< gunstig. Hierbij geven de contractanten blijk van eei ernstig streven om Leeuwarden weer een drafbaai terug te geven. Onze fractie hoopt dan ook, dat he bestuur van de Sportclub er in mag slagen, mogelijl, zonder onderbreking van de wedstrijdenreeks, spoedig een nieuw terrein te vinden om dan dit bedrag te kun nen opeisen. De mogelijkheid tot het houden van dra verijen en andere sportieve evenementen zal er zekei toe bijdragen om van Leeuwarden het centrum te maken, dat het voor zijn provincie moet zijn. De Voorzitter: Bij afwezigheid van de Wethouder van Openbare Werken rust nu op mij de taak om de punten die tot zijn portefeuille behoren, te behandelen Ik geloof, dat ik, dit doende, de heer Taylor Parkins heel weinig behoef te antwoorden. Het is U bekend, dat ook Burgemeester en Wethouders er de voorkeur aan geven het met eigenaren van gronden, waarvan de verwerving in het belang van de Gemeente schijnt, langs de weg van overleg eens te worden en pas wan neer het noodzakelijk lijkt, naar de weg van de proce dure tot onteigening over te gaan. Er is destijds door het College onteigening voorgesteld, omdat op dat mo ment het overleg vastgelopen was, en ik geloof wel te mogen zeggen, dat door het raadsbesluit om de ont eigening te doen plaats vinden die weg weer heropend is. Overigens zijn wij het volledig met de heer Taylor Parkins eens en dat blijkt trouwens uit ons voorstel ook dat de regeling, waarbij f 100.000,extra ver goeding aan de Sportclub wordt betaald, ook in het belang van de Gemeente genoemd kan worden. Deze vergoeding dient echter niet, zoals de heer Taylor Par kins zegt, betaald te worden, zodra een terrein gevon den is, maar pas wanneer de nieuwe drafbaan klaar is. En wij hopen van onze kant dus ook, evenzeer als de heer Taylor Parkins, dat de Sportclub of de opvol ger van de Sportclub er in mag slagen snel dit nieuwe project te realiseren. Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van B. en W. Punt 14 (bijl. no. 268). Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van B. en W. 3 Punt 15 (bijlage no. 261). De heer Spiekhout: Ik geloof, dat het passend is ook in de Raad onze blijdschap er over uit te spreken, dat het Col lege er in geslaagd is voor het probleem van vuilver- wijdering in onze Gemeente voor de eerste jaren een oplossing te verkrijgen. Na alles wat er over deze zaak al in de pers geschreven is, geeft het eigenlijk een ge voel van opluchting. Wij waren zo langzamerhand al bang, dat we na 1 november in een onhoudbare toe stand terecht zouden komen. Dat is gelukkig niet het geval, zoals nu uit dit voorstel blijkt. Niet het vuil heeft de toekomst in Leeuwarden, maar de Toekomst krijgt het vuil van ons en daarmee hebben wij dus een respijt van enkele jaren gekregen. Wij zijn des te ge reder bereid dit voorstel te steunen, omdat B. en W. in de raadsbrief ook begonnen zijn uiteen te zetten, welke methodes er verder zijn om tot een definitieve oplossing van dit probleem te komen. Daarmee hebben zij de tijdelijkheid van dit vervoer naar een andere plaats ter storting ook nog beklemtoond. We krijgen nu 3 tot 5 jaar om de moeilijkheden op te lossen en ik geloof, dat die tijd zeker nodig is. Het betreft hier n.l. een nog al moeilijke materie, waarmee niet alleen Leeuwarden worstelt. Ook andere gemeenten zitten daarmee en misschien moet men zeggen: Het is een nationaal probleem. Het zou, geloof ik, ook billijk zijn, dat het Rijk aan de oplossing van dit vraagstuk een bijdrage leverde, maar ik heb het gevoel, dat het zo ver be paald nog niet is. En dus zal het College een andere weg moeten bewandelen en zelfstandig moeten zien hier een oplossing voor te vinden. Onze fractie is van mening, dat de meest geëigende oplossing zou zijn, hier een vuilvernietigingsbedrijf tot stand te doen ko men van alle of verschillende Friese gemeenten geza menlijk. Ik weet, dat er dan nog wel moeilijkheden zijn te overwinnen, want de ongelijkwaardigheid van de gemeenten, wat betreft de hoeveelheid vuil die ver wijderd moet worden, speelt natuurlijk een rol, maar ik geloof toch, dat dit een efficiëntere oplossing van het probleem zou zijn dan dat iedere gemeente dit afzonderlijk gaat doen. We willen er dan ook wel op aandringen, dat het College in dezen een initiatief gaat nemen. Het zou best kunnen zijn, dat het bewijzen van „goede diensten" door het provinciaal bestuur nut tig is in dezen. Hier liggen nog wel moeilijk heden, maar ik geloof toch, dat de stimulans van het College zou moeten uitgaan. Dat is dan ook de reden, dat ik over dit punt nog even het woord ge vraagd heb en dat we dus dit nemen van een initiatief hier toch nog willen beklemtonen. De heer K. J. de Jong: Ook in onze fractie is dit punt ter sprake geweest en er zijn wel enkele opmer kingen over gemaakt. In de eerste plaats stelt het College, dat het in dit stadium geen zin heeft de voor- en nadelen van de voorstellen a t.e.m. c dus wat betreft de volledige verbranding en de compostering van de afgifte aan de VAM hier aan een uitvoerige beschouwing te onder werpen. omdat de mogelijkheid daarvoor niet aanwezig is en omdat de vuilstorting in Wartena meteen be ëindigd dient te worden. We hebben veel vertrouwen in het College in dit opzicht, maar stellen ons toch de vraag: Waarom is dit niet mogelijk? Er is toch een tijd van twee jaar geweest om deze zaak voor te be reiden. Zit dat vast op de teleurstelling in de oplossing die men aanvankelijk dacht te verkrijgen? Wat voor teleurstelling is dat geweest? Waren die berichten dan aanvankelijk anders dan later? Is daarvan ook iets meer te vertellen, opdat de min of meer ongunstige indruk die men van Leeuwarden in dit opzicht zowel voor de radio als in de pers gekregen heeft, misschien weggenomen kan worden Ik zou het bepaald wel op prijs stellen, dat hier over de achtergronden iets meer gezegd zal worden, want die zijn in dezen van zeer veel betekenis. Wanneer wij inderdaad genoodzaakt worden deze interim-overeenkomst aan te gaan, dan zagen wij ook graag zo volledig mogelijk uit de doeken gedaan, wat zich hier allemaal heeft afgespeeld. Zijn wij hier de grote schuldige of is hier iets anders ge passeerd, zodat we ook gerust hiervoor een zeker eer herstel zouden mogen vragen? En kan de Wethouder nog iets meer vertellen over elk van de drie mogelijkheden voor de toekomst De heer Spiekhout heeft zich nu al uitgesproken voor één van die drie. Ik heb bepaald nog niet de indruk, dat die nu direct de aangewezen oplossing is. Ik geloof, dat wij daarvoor te weinig geïnformeerd zijn. De heer Klijnstra: Wij mogen dan wel verheugd zijn, dat er eerst een oplossing gevonden is, maar het lijkt mij toch voor de gemeente Leeuwarden in zekere zin wel een bittere pil. De gang van zaken vind ik ook wel enigszins duister. Bij de compostering in Wijster behoeven gemeenten, die belangrijk verder af liggen ik denk aan Zandvoort en Amersfoort slechts een veel lagere prijs te betalen dan de gemeente Leeu warden. Ik weet niet, of de directeur van de VAM in Wijster de verhalen in de pers heeft gelezen en gedacht heeft (Ik mag het misschien zo niet stellen, maar ik blijf het vreemd vinden)„Ze kunnen daar het vuil toch niet kwijt." Ik geloof niet. dat ik dit mag aanne men. Er schijnt echter toch wel iets geweest te zijn maar ik kan dit nergens vinden in de stukken waardoor Leeuwarden een hogere prijs heeft moeten betalen. Dat brengt mij ook, zoals de heer Spiekhout heeft gezegd, tot de overtuiging, dat wij toch wel een oplossing moeten vinden. Ik dacht, dat we een natio nale oplossing moeten hebben, hetzij door composte ring, hetzij door verbranding van de afval. Daaraan zullen wij op den duur toch niet ontkomen, want het lijkt me, als de ene gemeente dit doet en de andere dat, toch wel een dure grap zo langzamerhand. De heer Pols (weth.): De heer De Jong vraagt: Is het niet mogelijk, dat er iets meer over deze kwestie wordt verteld? Ik wil daar natuurlijk wel graag iets van zeggen, want het is een onderwerp, waarmee we nu al heel lang worstelen. De heer De Jong heeft een termijn van twee jaar genoemd, maar het is een goed jaar. Het is sinds verleden jaar juni, want we moeten natuurlijk beginnen te rekenen bij het tijdstip, waarop de Kroon Leeuwarden in het ongelijk stelde. Ik heb toch altijd nog tot de laatste week eerlijk het vermoe den gehad, dat wij het zouden winnen. We hadden voor die tijd ook voldoende gegevens verzameld, maar dit blijft altijd een heel moeilijk probleem, waar men direct niet uit komt. Een van de belangrijkste dingen in dit voorstel en ik geloof, dat de heer Spiekhout daar ook al even op heeft gewezen is, dat wij op het ogenblik een mogelijkheid krijgen, om over drie of vijf jaar tot een definitieve beslissing te komen. Dan speelt nog de datum van 1 oktober een rol. We moeten dan aan Grouw vertellen, hoe het precies komt. Er moet nu dus iets gebeuren en ik kan U wel zeggen, dat wij ons over de verschillende mogelijkheden op alle denk bare manieren hebben laten voorlichten. We hebben verschillende reizen gemaakt naar composteringsbe- drijven en menige reis naar de VAM en ik wil U wel zeggen, dat ik persoonlijk en ook het College denkt er zo over nog altijd van mening blijf, dat storten (wat wij deze 40 jaar ook gedaan hebben), mits op de moderne manier, d.w.z. onder water, in een afgesloten plas, de voorkeur verdient. Het water van zo'n plas wordt via de dijken die er om heen worden gemaakt, gefilterd en komt weer in het buitenwater. Men krijgt uiteindelijk weer cultuurland terug. Het RIZA, het in stituut voor waterzuivering en wateronderzoek, heeft dit ook goedgekeurd. In de boezem ontstaat dan ook geen watervervuiling. We hebben dus, zoals ik al zei, alles gedaan om hier uit te komen. Een goede stort plaats biedt o.i. dus wel voordelen. Ik wijs er op, dat op het ogenblik Amsterdam, dat ook vuil verbrandt, voor een groot gedeelte eveneens gaat storten; Haar lem stort, Leiden stort en er zijn meer steden die het nog steeds doen. En op het ogenblik is Roermond zelfs begonnen opnieuw in verschillende petten of vennen daar in de buurt te storten. Er is ook de mogelijkheid vuil te verbranden. Dit is een vrij dure zaak. Leiden heeft dit op het ogenblik in studie. Men moet daar voor ovens bouwen. Dat kost vijf miljoen en daar staat niets tegenover. Ik heb persoonlijk van de Wethouder in Leiden gehoord, dat men, als men nog eens een andere mogelijkheid ziet, het idee van verbranden ook wel wil laten varen. Men zou eigenlijk verwachten, dat Leiden zou composteren, omdat het precies tegen het Westland aan ligt, maar na bestudering heeft men dit toch ook niet de oplossing geacht. Wij hebben dit ook bekeken. Arnhem heeft een zeer moderne composte-

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1961 | | pagina 2