10 praet. Ik leau, dat hjir dochs in bytsje in sear sit en dat wy as Rie bisykje moatte om dat der üt to krijen. Ik mien, dat dat nou ek noch net sasear in offer is. Nei myn smaek moatte wy der foar soargje, dat it mooglik is. Dêr soe ik dus wol foar pleitsje wolle. Mevrouw Heijmeijer-CroonIk stel er prijs op te ver klaren, dat de meerderheid van onze fractie volledig achter het voorstel van de heer Boomgaardt staal. liet spijt ons zeer, dat Uw College geen modus heeft kun nen vinden om deze oude schuld te elimineren daar toch uit Uw voorstel om aan het Kinderdagverblijf een subsidie te verlenen van f 12.000,blijkt, dat ook naar Uw mening in onze sterk industrialiserende stad een dergelijke instelling niet meer mag ontbreken, om nog maar niet te spreken van de grote kinderbeschermende invloed, die van dit dagverblijf uitgaat. Het voorstel van de heer Boomgaardt is voor het Kinderdagverblijf het verlossende woord, maar mocht onverhoopt de Raad hiermee niet akkoord gaan, dan zouden we een an dei- minder vèr gaand voorstel willen doen, n.l. de oude schuld in vier gelijke delen eens per jaar van het sub sidiebedrag af te trekken, n.l. in de jaren 1961, 1962, 1963 en 1964. De heer Van der Veen: Ik spreek met enige aarze ling, omdat ik niet precies weet, hoe deze zaak in elkaar zit. Wij hebben hier eerder over gesproken en als ik mij goed herinner, wilden wij toen eigenlijk graag, dat deze instelling nog een kans kreeg om te zien, of het haar mogelijk zou zijn haar activiteiten voort te zet ten. Wij waren er wel van overtuigd, dat de zaak niet op de oude voet kon worden voortgezet. Nu krijgen wij het voorstel, waarbij men dit eigenlijk toch wil laten voort gaan, terwijl in de raadsbrief staat, dat de exploitatie met deze subsidie niet zonder verlies mogelijk is. Er wordt een bedrag van f 17.200,-genoemd. Ik weet niet, of dat inhoudt, dat dus automatisch het exploita tieverlies dat bedrag van ruim f 5.000,moet zijn. Het lijkt mij echter toe, dat dat uit deze toelichting volgt. Ik vraag mij af, of het zinvol is om de subsidiëring voort te zetten, wanneer wij weten, dat daarmee het verlies elk jaar met ruim f 5.000,— gaat toenemen. Daar mag dan door de verandering in de berekening van de huur een goede f 700,of f 800,van afgaan, maar er blijft dan toch nog een groot tekort over. Daar komt nog iets bij. Ik vraag mij af, of het belang van dit werk, afge zien van het feit, dat dit voor ieder geval op zich zelf wel enig belang heeft, voor de Gemeente van zo grote omvang is, dat het verder op haar weg ligt hier op deze wijze steun aan te blijven geven. Ik vraag dit eigenlijk met nog meer aarzeling, omdat wij zostraks, toen, ik meen, de heer Jellema het debat opende, bij het voorstel over het I.K.O.S. het argument hebben moeten horen, dat voor de gevraagde subsidie, die toch eigen lijk van dezelfde orde van grootte is als deze, de mid delen niet aanwezig zijn. Wanneer wij tenslotte met subsidies bezig zijn, dan kunnen we ons wel beperken tot een punt voor punt beschouwen van elke subsidie en ik ben het met U eens, dat dat de enige maniet- is om er uit te komen, maar wanneer we het dan finan cieel gaan bekijken, dan zullen we toch moeten nagaan, of we het goed gedaan hebben en dan ben ik bang, dat we op een zeker moment toch wel eens tot de conclu sie zouden moeten komen, dat een ander punt een gro ter algemeen belang vertegenwoordigt dan dit. Nu ge loof ik, dat wat hier in de raadsbrief staat over deze niet-sluitende exploitatie niet helemaal klopt met dat gene wat staat in het laatste briefje van deze instel ling, dat in de portefeuille ligt. Men ziet nun.l., naar ik meen, kans met een lagere subsidie dan men eerst pretendeerde nodig te hebben, toch rond te komen, om dat de inkomsten uit anderen hoofde zouden meeval len. Als dat niet juist is, dan heb ik het verkeerd gelezen. Maar als ik het verkeerd gelezen heb, dan vraag ik mij helemaal af, hoe het mogelijk is om voort te gaan. Eén van de twee: öf de zaak kan wel draaien öf de zaak kan niet draaien. Wanneer ons nu gezegd wordt: De zaak kan niet draaien met deze subsidie, dan is het geld weggooien in een bodemloze put. En we behoeven er m.i. toch niet aan mee te werken, dat die instelling steeds zwaarder in de schuld komt te zitten. Slechts dan heeft het zin door te gaan met geld in de zaak te stoppen, als we zeggen: We willen tot die hoogte gaan, zodat jullie helemaal rond kunt komen. Maar ik meen toch echt, dat in het ene briefje de portefeuille was buitengewoon schaars voorzien van matex'iaal; vandaar dat ik er te weinig van weet inderdaad stond, dat het bestuur het nog wilde probe ren. En dan verwondert het mij eigenlijk, dat die po ging pas op het laatste nippertje gedaan wordt. Wan neer het een betrekkelijk klein aantal kinderen, is, dat hiervan profiteert, dan moet uit de bron der direct be trokkenen of dat nu de ouders zijn, die de kinderen daar opbergen, of de werkgevers van de moeders die hun tijd daardoor vrij kunnen maken toch meer geput kunnen worden dan tot nu toe, en ik vraag me af, of daar eigenlijk wel pogingen toe gedaan zijn. Ik voel er bijzonder weinig voor op deze manier door te gaan. Ik ben het met het College volledig eens, dat een achterstallige schuld betaald moet worden. Men kan niet maar voortgaan net alsof die schuld er niet is. Ik ben ook wel van mening, dat, wanneer er enige neiging tot medewerking bestaat van de kant van het Kinderdagverblijf, de zaak op een gezonde basis ge bracht moet worden, maar daar begrijp ik in de eerste plaats onder, dat men zijn schuld erkent en wanneer men tot nu toe daar rustig overheen gelopen is, dan voel ik er bijzonder weinig voor er verder nog iets aan te doen. Als men zou zeggen: We kunnen dat nu niet betalen, maar we stellen voor het via een afbetalings regeling te doen dat ben ik in de praktijk genoeg gewend dan zou ik dat kunnen aanvaarden. Maar het eerste is, dat men zijn schuld erkent en dat ben ik niet tegengekomen. Dit voorstel is mij minder sympathiek; ik had liever gezien, dat deze middelen beschikbaar gesteld werden voor het doel, waarvoor de heer Jellema het pleit ge voerd heeft. Dat is altijd een kwestie van accent ver leggen. Zo ligt op het ogenblik voor mij de zaak. De heer Spiekhout: Ik wilde in eerste instantie eigenlijk volstaan met een paar vragen te stellen. Dit voorstel heeft ook al op de agenda van de begrotings vergadering van 29 mei gestaan en is toen teruggeno men. Ik heb de notulen van die vergadering niet, maar ik meen me toch te herinneren, dat één van de redenen daarvoor was, dat de brief van 27 mei, waarop de heer Van der Veen ook doelde, binnengekomen was en waar in stond, dat men met f 12.000,subsidie kans zag de exploitatie sluitend te makenzulks in tegenstelling met de eerdere brief van, naar ik meen, februari van dit jaar, waarin gezegd werd, dat het alleen met f 17.200,kon. Ik meen, dat van achter Uw tafel toen gezegd is: „Dit is wel een nieuw aspect; wij willen dus nagaan, of dit werkelijk zo is en hoe dit mogelijk is, want dat verandert de situatie." Dat verandert n.l. ook het bekijken van de kwestie van de huurschuld. Wij zijn het er, geloof ik, hier in de Raad allemaal over eens, als ik zo de sprekers hoor, dat die f 12.000, subsidie op zichzelf een bedrag voor het Kinderdag verblijf is, dat niet verhoogd moet worden, gezien ook de exploitatiekosten. Er is tevens wel deze stemming in de Raad: Als het het bestuur werkelijk gelukt met die f12.000,rond te komen, dan moet dat niet on mogelijk gemaakt worden, doordat men blijft zitten met de huurschuld, die een schuld van de instelling onder het oude bestuur is, maar die toch uit een enigs zins andere periode voortkomt. Ik wil daar niet over uit weiden; ik wil niet het verschil van die twee stadia be lichten, maar er op wijzen, dat de zaak nu een beetje anders ligt dan toen, Wij zouden die oude schuld voor mijn part eerst kunnen blokkeren, in de ijskast zetten tot. over drie jaar bijv., zodat men die voorlopig niet behoeft te betalen om het bestuur de gelegenheid te geven inderdaad ook te tonen, dat het met die f 12.000,uit kan. Ik zou er ook voor voelen iets in die geest te doen. Wat me nu eigenlijk heeft verwonderd, is, dat U, nadat het voorstel destijds aangehouden is om het nader te bekijken, in Uw toelichting letterlijk dezelfde woorden gebruikt als in mei, en dat we dus niets komen te horen over de brief van 27 mei, die toch de laatste is, die binnengekomen is, voorzover ik weet. U zegt dus: Het bestuur heeft verklaard, dat het f 17.000,nodig heeft, terwijl in dat briefje van 27 mei staat: We hebben f12.000,nodig. Dan kan het Colle ge reden hebben om te zeggen: Dat is niet reëel dat is het goed recht van het College maar ik had 11 het toch prettig gevonden, dat dat dan toch even met argumenten ook tegenover de Raad was uiteengezet. Alvorens ik mij over de voorstellen die hier van an dere kant gedaan zijn, zou willen uitspreken, zou ik graag deze vraag beantwoord hebben: Is er contact geweest of kan het College op een andere manier, uit andere gegevens, iets zeggen over de brief van 27 mei, waarin men dus verklaarde met f 12.000,uit te kun nen komen, want voor mij is dat het kardinale punt. Daar zal het van afhangen, of ik al dan niet steun kan geven aan één van de voorstellen om deze instelling nog het leven mogelijk te maken door blokkering van de schuld of door een afbetalingsschema voor de schuld de vorm doet er niet zoveel toe. De hear Santema: Ek üs fraksje wol har ynstimming bitsjügje mei de ütstellen dy't sawol de hear Boom gaardt as mefrou Heijmeijer dien hawwe. As it yndied bliken docht, dat de Rie it ütstel fan de hear Boom gaardt folgje kin, dan binne wy it mei it ütstel fan mefrou Heijmeijer iens. Wy sjogge n.l. yn dit Kinder dagverblijf ek in ynstelling dy't needsaeklik is foar in groeijende stêd as Ljouwert. En ik bin it ek mei de hear Van der Veen iens, as dy seit, dat wy sa'n ynstelling yn alle gefallen in soune basis net binimme moatte troch har mar fuortslepe to litten mei in hierskuld dy't elk jier noch wer greater wurdt. Wy hawwe dus fandatoangean- de, soe ik sizze, wol in plicht tsjin har oer om dy skuld sa folie mooglik op to heffen. Op dit eagenblik woe ik it litte by de forklearring, dat üs fraksje har to'n ear- sten efter it ütstel fan mefrou Heijmeijer stelt. De heer Beuving: De moeilijkheden ter zake van de subsidiëring van deze instelling zijn meermalen door de Raad besproken. Nu dit onderwerp weer ter sprake komt en de heer Van der Veen zich de vraag stelt: Is het voor een stad als Leeuwarden dienstig, dat het Kinderdagverblijf blijft bestaan, zou ik als mijn me ning naar voren willen brengen, dat ik tussen de voort varendheid van het College met betrekking tot het aan trekken van nieuwe industrieën en dit voorstel var B. en W. om niet verder te gaan met deze subsidie een tegenstelling zie, wat ook in de begrotingsvergade ring is gesteld. Want wat is het geval? De industrieën zitten op het ogenblik allemaal te springen om men sen. Van diverse voor vrouwenarbeid geëigende bedrij ven en dan wil ik in het bijzonder noemen Turk stra's Beschuitfabriek en de verschillende wasserijen bestaat het personeel voor de meerderheid uit gehuwde vrouwen. Deze fabrieken zijn dus direct gebaat bij de hulp van deze werkneemsters. Veelal moeten de vrou wen echter haar kleine kinderen aan andere jonge kin deren overlaten. Het is daarom toch noodzakelijk, dat er een tehuis is, waar dergelijke vrouwen hun kinder tjes rustig heen kunnen brengen en goed verzorgd we ten. En ik vind dat wel van belang ook voor de Ge meente. Ik zou mij in deze zin dan ook direct achter het voorstel van de heer Boomgaardt, nader toegelicht door mevrouw Heijmeijer, willen plaatsen. De heer J. de Jong: Uit het feit, dat de Raad er ver schillende malen over bezig is, blijkt wel, dat het niet zo'n heel gemakkelijk vraagstuk is. Voor mijzelf is het ook een heel moeilijk probleem en als ik hier zo de verschillende redenaties beluister, dan heeft toch ook het bedrijfsleven belang bij dit Kinderdagverblijf. Nu is mijn vraag: Kan de Wethouder ons ook mededelen, welke de bijdragen van dat bedrijfsleven voor dit Kin derdagverblijf zijn? Ik zou dat graag willen weten, voordat ik mijn stem bepaal t.o.v. de suggestie van de heer Boomgaardt en mevrouw Heijmeijer. De heer W. de Vries: Ik voor mij zou het betreuren, wanneer het Kinderdagverblijf door de oude huurschuld om hals zou worden gebracht, want dat zit er toch in. Wanneer die oude huurschuld in één keer moet worden betaald, kan het Kinderdagverblijf zijn deuren wel slui ten. Ik geloof, dat dit niet de bedoeling van de Raad is en het heeft ook niet mijn instemming. Ik zou in dit stadium wel met mevrouw Heijmeijer-Croon mee willen gaan, maar ik zou het nog even anders willen stellen. Is het niet mogelijk, dat we in plaats van de f 1.500, per jaar (afbetaling van de huurschuld), die mevrouw Heijmeijer hier noemt, teruggaan tot de f 770,die men nu minder aan huur kan gaan betalen? Als die dan niet van de subsidie afgaan, kan de oude schuld op deze wijze worden afgelost, zij het niet over drie, maar over zes of zeven jaren. Dat zou de exploitatie van het Kinderdagverblijf misschien gemakkelijker maken. De heer Tiekstra (weth. Als ik al de aantekenin gen, die ik over deze discussie heb moeten maken, over zie, dan is het voor mij eigenlijk een moeilijke vraag op welk punt ik de beantwoording dien te beginnen. Dan lijkt het mij toch niet onjuist, de Raad het beleid, dat hij t.o.v. het Kinderdagverblijf tot op heden heeft gevoerd, even voor ogen te stellen. Toen destijds dat is dus, zoals de ouderen zeggen, in de vijftiger jaren geweest, ik meen de jaren na 1953 het na de oorlog weer opgerichte Kinderdagverblijf door gebrek aan huisvesting stil is komen te liggen, heeft de Wethouder van Sociale Zaken zich haast uitgeput, om dit instituut met behulp van particulieren weer excuseert U mij de uitdrukking op poten te zetten. Dat was niet zo'n eenvoudige zaak. Dat heeft geresulteerd in, meen ik, een eerste subsidie in het jaar 1956 of 1957 tot een bedrag van f12.000,Als ik mij goed herinner maar dat is uiteraard in de raadsverslagen na te gaan - - zijn er toen in de Raad al van zekere zijde ernstige waarschuwende woorden gesproken over de hoogte van deze subsidie, gezien in verband met de omvang en de betekenis van de activiteit van deze instelling. Toch geloof ik, dat de Raad toen overigens con amore met dit voorstel is meegegaan. De ervaring over die jaren was, dat telkenmale, tot verdriet van het toenmalige bestuur, aan het eind van het rekeningjaar een bedrag, variërend van f 5 tot f 6.000, soms bijna f 7.000, moest worden bijgepast. Dat heeft dat bestuur enige malen achtereen moeten doen. In 1959 was het zover, dat het bestuur meende niet de verantwoordelijkheid meer te kunnen dragen voor het, ik meen, ten derde male, vragen aan Raad en College van een subsidieverhoging van een aantal duizenden, in de orde van grootte van f5 a f7.000,Toen is dus door het bestuur besloten de exploitatie te beëindigen. Een deel van het bestuur heeft uit dat besluit de consequenties getrokken en heeft zijn bestuursverantwoordelijkheid neergelegd. Een ander deel van het bestuur, volledig bekend met deze situatie, heeft gemeend en dat valt op zichzelf ge nomen te respecteren de exploitatie te moeten voort zetten, in de hoop, dat ondanks het gebrek aan midde len, dit instituut kon blijven voortbestaan misschien met hulp van particuliere zijde. Dat is niet gelukt. De Raad is met de gang van zaken, nu we daar enige ma len over gedebatteerd hebben, genoeg bekend. Er is over 1959 boven de f 12.000,die uitgetrokken was, geen verhoogd subsidie uitgekeerd. Over 1960 heeft de Raad besloten aan het Kinderdagverblijf een subsidie van f 12.000,toe te kennen, met verrekening van de be staande huurschuld. Dat besluit is uiteraard door B. en W. ook uitgevoerd, los van de vraag, of ik moet niet zeggen dc rechtsopvolger, want het is dezelfde rechts persoon gebleven de zittende bestuursleden deze schuld willen erkennen of niet. Ik ben het ronduit eens met de heer Van der Veen, dat men toch allereerst de schuld dient te erkennen, wil men praten over schuld regelen. Doordat de Gemeente hier zowel subsidiënt als huisbaas is, heeft dus uiteraard verrekening plaats gevonden. Ik geloof, dat ik er goed aan doe, toch de Raad thans even de cijfers van die situatie te geven. Bij de beëindiging van de taak van het oude bestuur was er dus een huurschuld van f 6.000,die is bij- geboekt en dat vindt U uit de stukken ook weer terug. Een huurschuld van f 11.455,over de periode 1 sep tember 1959 tot 1 januari 1961 is verrekend tot een bedrag van f12.000,met de subsidiëring over 1960, zodat er resteert een onbetaalde huursom over de perio de 1 september 1959 tot 1 januari 1961 d.w.z. onder verantwoordelijkheid van het nieuwe bestuur van f5.367,Ik ga het rekensommetje nog een klein eindje vervolgen. Dan hat de hear Santema tagelyk antwurd. Dizze praet oer in hieltyd groeijende hier skuld. Dat is natuerlik net wier. Onverrekend is dus nog f5.376,47 van de huurschuld. Deze is ontstaan onder het nieuwe bestuur; daar komt bij de huurschuld 1961 tot een bedrag van f8.520,tezamen rond f 13.800,Wanneer de Raad bereid is om een subsidie

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1961 | | pagina 6