v 'b.' ïnll,- 12 te geven van f 12.000,resteert er nog een huurschuld van f 1.847,47. Ik geloof, dat men nu niet kan spreken van een voortdurend groeiende huurschuld; ik geloof zelfs, dat men kan zeggen, dat er wel wat inhaal in zit en die inhaal wordt natuurlijk nog duidelijker over 1962. Ik behoef daar op dit moment niet over te praten. Ik zal toch iets over 1962 zeggen, want de heer Spiekhout heeft een vraag gesteld met betrekking tot de brief van 27 mei 1961 en met de beantwoording sluit ik daarmee dus ook wel aan op een vraag van de heer Van der Veen. Beide heren hebben er op gewezen, dat in de brief van 27 mei 1961 door het bestuur van het Kinderdagverblijf het volgende meegedeeld wordt in deze befaamde alinea: „Het voorgaande betekent, dat, indien U de salariëring voor een inrichting in deze stad voldoende en verantwoord acht" (Dat is dan een brief, gericht aan B. en W. van Leeuwarden! Ik meen, dat de salariëring uiteraard een zaak is van het be stuur en niet van B. en W.) enz., „het niet uitgesloten is, dat we zelfs met de beperkte subsidie van f 12.000, nog kans zouden zien een sluitende exploitatie te ver krijgen." Dat was dus de brief, die op 27 mei 1961 bij B. en W. ingekomen is. B. en W. hebben uiteraard aan het bestuur van het Kinderdagverblijf gevraagd: Kunt U dat waar maken? Het is altijd plezierig, ook in het beleid tegenover de Raad, te weten, of het waar ge maakt kan worden. Dit is duidelijk geworden niet waar gemaakt, maar duidelijk geworden - - bij schrij ven, ingekomen 26 september 1961. U houde mij ten goede, dat dit uiteraard nog niet bij de stukken kon liggen. Wat zeggen nu de cijfers van de ingezonden begroting voor 1961 1961 was toen dus al een heel eind verstreken. Uit deze cijfers bleek, dat voor dat jaar benodigd was een subsidie van f 17.220,Nu zit dat bedrag ook wel goed, maar tegelijkertijd wordt een begroting ingediend voor 1962, waarin een iets ver hoogd subsidie wordt gevraagd van f 17.500,Dit zijn de jongste gegevens, waarmee ik dus de vragen van de heer Spiekhout en ook de vraag van de heer Van der Veen heb beantwoord, in die zin, dat ik mede deling heb gedaan van de overtuiging van het bestuur van dit Kinderdagverblijf, neergelegd in de cijfers zoals die dus bij brief, ingekomen 26 september j.l., aan ons zijn verstrekt. Het College is altijd van oordeel geweest en de Raad tot op heden eveneens dat de in standhouding van deze instelling voor de Gemeente een zeker belang heeft. Maar het heeft nadrukkelijk en bij herhaling gesteld, dat naar zijn oordeel en daarin heeft de Raad ook het College herhaaldelijk gevolgd deze instelling met f 12.000,subsidie toch heus wel goed bedacht is. Ik zeg het met zoveel nadxmk, omdat de recente gegevens uitwijzen, dat de gemiddelde bezet ting ook nog niet van dien aard is, dat er inderdaad sprake van groei is. Ik heb hier cijfers van 24,2, 22,6 en dat loopt dan tot 15 september 1961 24,3 ge middeld per dag. Als U dus dat daggemiddelde deelt op het subsidiebedrag, dan benadert U misschien wel haast de kosten per leerling van de buitenschool en ik geloof, dat er nog wel enig verschil is tussen deze beide instituten. Ik meen, dat het bestuur van deze instelling, zich gesteund wetende door het subsidie van f 12.000, zich moet beijveren met dat bedrag een sluitende ex ploitatie te verkrijgen en tegelijkertijd ook te zorgen, dat de schulden en verplichtingen die het bestuur heeft, inderdaad worden voldaan. Als men praat over uitstel, opschorting of regeling van wat men dus noemt de oude huurschuld, dan doet men, alsof de zon heeft stil ge staan de kalender echter heeft doorgedraaid. Ik meen, dat men, gegeven de cijfers, die het bestuur zelf verstrekt, met het subsidie-aandeel van de Gemeente, dat B. en W. en de Raad heeft het College daarin gevolgd bij herhaling verhoogd hebben, de zaak tot een oplossing kan brengen. Ik denk aan handhaving van het nominale bedrag. Daarbij is het huurbedrag, naar ik meen, voor de derde keer verminderd. De totale ruimte wordt dus toch wel iets vergroot. Het zou ook bijzonder vreemd zijn, wanneer op een budget van f28.500,- - een gemeentelijke subsidie zou moeten wor den verstrekt van f17.500,Aan dat percentage komt zelfs het Departement van Maatschappelijk Werk met zijn jaarlijkse subsidie nog niet toe. En wij kunnen niet meer doen dan op grote afstand dit De partement hier in volgen. Ik voel me werkelijk niet gelukkig, als het percentage van de gemeentelijke subsidie dat van het Departement zou moeten te boven gaan. De heer J. de Jong heeft gevraagd, van welk belang het bedrijfsleven deze instelling acht. U vindt wel goed, dat ik maar weer de eigen cijfers raadpleeg en dan zie ik, dat over de periode van 1 september 1959 tot 31 december 1960 dat is dus meer dan een kalenderjaar een bedrag aan donaties is ontvangen van f 7.500, op een totaal budget van f30.00,dat is 25%. Men zou dus hopen, dat die 25% ook over 1961 geëffectueerd mag worden, maar dat is jammer genoeg niet het ge val. Ik moet aan de Raad meedelen, dat het dan plotse ling f 3.000,wordt en voor de begroting 1962 is dat zelfde bedrag aangehouden. Ik had de hoop, dat dit bedrag in de begroting 1961, ingediend per 26 septem ber, in zoverre redelijk aangepast zou zijn bij de wer kelijkheid, dat het f 7.500,zou worden. Maar als dus f 3.000,op f 28.000,de verhouding weerspiegelt van het belang dat het bedrijfsleven bij deze instelling heeft, of de wijze weergeeft, waarophet bedrijfsleven die waardeert, dan is dat uiteraard een zaak van het be drijfsleven zelf en ik zeg niet, dat dit in gebreke is; ik stel het alleen maar vast maar dan geloof ik, dat men dit belang toch ook niet al te zeer moet over schatten. Het kan echter best zijn, dat straks een groter aantal gehuwde vrouwen naar fabriek of kantoor of misschien bij de straatveegdienst gaat, en dat de kin deren van die vrouwen dan naar het Kinderdagverblijf moeten worden gebracht. En dat wens ik het Kinder dagverblijf ook toe. Immers, dat zou er toe leiden, dat de bezettingsgraad verhoogd en het rendement van het instituut verbeterd wordt, want het is voor mij de vraag - - precies dezelfde vraag die de heer Van der Veen stelt of men bij deze cijfers inderdaad nog wel van zo'n belangrijke zaak kan spreken. De hear Boomgaardt stelt üt de skuld mar hwat lit to smarren. Ik leau net, dat dat it probleem oplost, it forskout it allinnich mar. Mevrouw Heijmeijer wil de schuld nog wat meer uit smeren. De heer Boomgaardt spreekt over twee jaar, mevrouw Heijmeijer over vier jaar, de heer De Vries, meen ik, over acht jaar om de zaak recht te trekken. Ik geloof, dat ik daar op dit moment toch eigenlijk van moet zeggen, dat ik er weinig voor voel. Ik meen, dat we de zaak nu moeten recht trekken en dat dan het bestuur van het Kinderdagverblijf de verantwoor delijkheid moet dragen er voor te zorgen, dat de exploitatie met een gemeentelijke subsidie van f 12.000,rond loopt. Ik heb de heer Spiekhout, geloof ik, wel duidelijk ge maakt. waarvan het komt, dat de toelichting in de raadsbrief letterlijk dezelfde is als in de raadsbrief bij de begroting. Dat wordt dus veroorzaakt door het feit, dat de datum van het binnenkomen van de gegevens die wij eerder van het bestuur hadden moeten ontvan gen, 26 september is. Laat ik het hier voorshands bij laten. Mevrouw Heijmeijer-CroonIk heb met belangstelling geluisterd naar wat de Wethouder heeft verteld; die heeft met heel veel cijfers gegoocheld. Dat zal ik niet doen; ik wilde alleen zeggen, dat dit bestuur dus is begonnen met f 6.000,schuld van het vorige bestuur. Het strijkt mij een beetje tegen de haren op, dat dit bestuur die heeft moeten overnemen, maar dat is nu eenmaal niet anders. Toen werd een subsidie gevoteerd van f 12.000,voor het jaar 1960. Daar heeft het be stuur geen cent van in handen gekregen. Er bleef al leen een deel schuld staan. Ook in 1961 heeft het geen cent in handen gekregen van de f 12.000,subsidie. Waar wilt U dan het Kinderdagverblijf van „runnen"? Het bestuur heeft geprobeerd zelf wat geld van be drijven enz. bij elkaar te krijgen. Het heeft wat geld geleend; dat is dus een nieuwe schuld, maar als de bestaande schuld, die men maar achter zich aansleept en die slechts f 6.000,bedraagt, gesaneerd is, kan men er komen met die f 12.000, Men is druk bezig met donateurs te werven enz. De Wethouder kan natuurlijk wel met cijfers goochelen, maar het blijft toch als een paal boven water staan, dat het Kinderdagverblijf twee jaar lang geen cent heeft gehad. En dan is er een huur die betaald moet worden, met bijkomende kosten, van bijna f 9.000,Dat is na tuurlijk ook niet mis. In elk particulier huis, als dat 13 maar te vinden was, zou men deze instelling heel wat goedkoper kunnen exploiteren. Dit is huur, plus con cierge, plus verwarming, plus licht, dat ze bijna niet gebruiken, want om 5 uur gaat daar de zaak altijd dicht, en meer zulke dingen. Al deze verschrikkelijk dure zaken behoefden nooit betaald te worden, als men zelfstandig de zaak zou kunnen opzetten. Alleen, ze blijven hier graag, omdat de huisvesting prima is en er een geweldige binnenplaats is met een heel mooie zandbak, wat voor deze kinderen natuurlijk wel ideaal is. Was de schuld echter maar uitgestreken; was maar een paar duizend gulden 's jaars uitgekeerd, dan was er- geen vuiltje aan de lucht geweest. Maar men heeft geen cent uitgekeerd gekregen en U weet zelf ook wel, dat men vanaf 1959 draait „sans un sou". De heer Spiekhout: Ik ben inderdaad door de inlich tingen die ik van de Wethouder van Financiën gekre gen heb, wel wat wijzer geworden, geloof ik. Het is voor ons allemaal duidelijk, dat die brief van 27 mei hiermee weer van de baan is. Men ziet dus geen kans om de exploitatie te „runnen". Ik laat de kwestie van de oude huurschuld even buiten beschouwing; die be hoeft ons, geloof ik, op dit ogenblik niet zo heel erg te interesseren. Het gaat er in de eerste plaats om: Kan men de exploitatie rond krijgen met die f 12.000, Als dat het geval is ik heb het zo pas ook gezegd dan zou er reden kunnen zijn op de een of andere manier de oude schuld op een soepele manier weg te helpen. Maar het is duidelijk, dat men dat niet kan. Voor het volgende jaar zou men dus weer met een aanvrage voor een hogere subsidie komen niet alleen, maar uit de rekening over dit jaar, waarop een tekort van f 5.000,voorkomt, blijkt wel, dat men, ook al zouden wij het Kinderdagverblijf de gehele achterstal lige huur van f 6.000,— schenken, het nieuwe jaar weer met dat tekort zal aanvangen. Ik geloof, dat er dan geen beginnen aan is. Ik betreur dat erg, want ik ge loof persoonlijk, dat er over enkele jaren, wanneer de industrialisatie verder gaat en steeds meer vrouwen in het bedrijfsleven worden ingeschakeld, zoals ook in de landen om ons heen gebeurt het is het constateren van een feitelijkheid, niet van een wenselijkheid meer behoefte aan een dergelijk verblijf komt. Dat was voor mij de reden, dat ik bereid was soepel te zijn bij een overbrugging van drie jaar voor dit bestuur. Men kan immers beter van een bestaand Kinderdagver blijf uit opbouwen dan dat men over een jaar of drie, vier, helemaal opnieuw zou moeten beginnen. Maar ik weet niet, wat ik met een bestuur, dat met dergelijke afwisselende berekeningen komt, moet beginnen: f 17.000,twee maanden later f 12.000,en weer vier maanden later f 17.000,Wij weten nu als Raad dus, dat de zaak, als we die f 12.000,subsidie geven, toch nog niet uit kan. Het is mij toch wel dui delijk geworden, uit verklaringen van bestuursleden ook, dat gestopt zal moeten worden. Men kan niet met die tekorten doorwerken. Met de heer Van der Veen ben ik van mening, dat het zeer de vraag is, of wij het als Raad kunnen verantwoorden om dan met subsi diëring door te gaan. Ik wil natuurlijk voor dit jaar, dat reeds zover gevorderd is en waarin bepaalde ver wachtingen zijn gewekt, niet meer aan het subsidie tornen. Ik geloof niet, dat dat reëel zou zijn. Maar als de situatie is, zoals zij uit deze laatste brief van het bestuur, waaruit de Wethouder van Financiën en kele delen heeft voorgelezen, blijkt, dan weet ik nog niet wat wij in 1962 moeten doen, want ergens moet het toch ook nog redelijk en verantwoord blijven, moet men ook de mogelijkheid om iets door te zetten zien. Men kan niet in een bodemloze put geld storten. Nog maals dus, voor dit jaar ga ik akkoord met de subsi diëring, maar ik ben cr niet meer voor soepele rege lingen te treffen, omdat het toch geen zin heeft. Men heeft immers al weer een nieuw tekort van f 5.000, en men blijft met die schuld zitten. Voor het volgend jaar wil ik de zaak rustig opnieuw bekijken. De hear Boomgaardt: Yn july is konstatearre, dat men mei it subsydzje fan f 12.000,ta koe en nou soe men f 17.000,nedich hawwe. Bitsjut dat forskil nou, dat dêrmei krekt de aide hierskuld likwidearre wurde kin Dan is dat dus wol düdlik. Ik leau, dat hjir sprake is fan in fortrouwenskrisis tusken Kolleezje, resp. Wethalder en it bistjür fan it „Kinderdagver blijf". Ik foar my haw de sterke oertsjüging, dat it bistjür dizze saek wol „runt", as it holpen wurdt om de aide hierskuld oan kant to krijen. Dat is my fan de kant fan it bistjür ek meidield. Yn dat fortrouwen wol ik dus myn ütstel hanthavenje en it by dizzen noch yntsjinje. De Voorzitter: Ik heb dus nu het voorstel, dat de heer Boomgaardt heeft aangekondigd, van hem op schrift ontvangen. Ik zal U dit voor alle duidelijkheid nog even voorlezen: De Gemeenteraad besluit: de subsidie voor het Kinderdagverblijf voor 1961 te be palen op f 14.500,en deze voor 1962 in principe ook op dit bedrag te bepalen." Dit voorstel ligt hier ter tafel en kan dus mee on derwerp van de beraadslagingen uitmaken. De heer Engels: Het duizelt mij ook. Het is voor mij een kardinaal punt dit in aansluiting op wat de heer Spiekhout gezegd heeft dat de f 12.500,van mei nu in september weer f 17.500,zijn geworden. Op die manier kan men geen zaken doen. Mijn buur vrouw blijft volhouden, dat de f 17.500,die nu op de begroting staan, samengesteld zijn uit f 12.000, plus het restant van de schuld van f 5.500,Zou dit komen door een verschil in administratie tussen de Gemeente en deze instelling? Daarbij moet ik dan eer lijkheidshalve zeggen, dat ik de handelwijze van de administrateur ook niet bewonder. Hoe het ook zij, wij zitten met deze feitelijkheid: Er is een Kinderdagverblijf, we vinden allemaal, dat dit in het kader van de industrialisatie gewenst is. We vinden ook allemaal, geloof ik het blijkt uit de dis cussie dat dit mede een zaak is voor de Gemeente, maar dat de industrieën de eerst-belanghebbenden zijn. Wij mogen dus van de industrieën een ruime bijdrage verwachten, zelfs niet alleen uit sociale, maar voor namelijk uit economische overwegingen. Een andere zaak is het volgende: Wij hebben van daag niet alleen subsidies toegewezen, maar ook afge wezen; andere hebben we te laag gehouden. De Wet houder heeft zostraks gefungeerd als evenwichtskun stenaar; telkens maar weer hebt U gezegd: Wij zitten met beperkte middelen; wij zouden wel meer willen geven, maar wij kunnen niet meer geven. Als in die situatie blijkt, dat met f 12.000,per jaar deze zaak redelijkerwijze te redden is (op dit moment), dan zou ik dus zeggen, laten we die subsidie van f 12.000, geven. Blijft staan de in het verleden gemaakte huur schuld van f 5.000,Mocht inderdaad mijn vermoeden, dat de huidige f 17.500,uit het schrijven van 26 sep tember bestaan uit die f 12.000,plus die f 5.000, juist zijn, dan ben ik geneigd het voorstel van mevrouw Heijmeijer te volgen, en haar ook sterk te suggereren: het voorstel om het bestuur de gelegen heid te geven die f 5.000,— over drie jaar uit te sme ren, schriftelijk in te dienen. In geen geval wens ik persoonlijk het voorstel van de heer Boomgaardt te steunen, dat neerkomt op een subsidieverhoging van f 5000,In de gegeven omstandigheden, nu wij gaan knibbelen op jeugdzorg en op het I.K.O.S., dat zo straks is genoemd, nu wij hier doodleuk in deze sub sidienota vinden, dat bijv. Pro Juventute geen cent subsidie krijgt, een instelling, die notabene als enige van alle die subsidie aanvragen, kan zwaaien met een advies van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten, afdeling Friesland, voel ik er echt niets voor de sub sidie voor het Kinderdagverblijf te verhogen. Ik voel er wel iets voor, als het inderdaad een kwestie van de oude huurschuld is, die huurschuld over enkele jaren uit te smeren. Dat is het maximum, dunkt mij, waartoe wij zouden kunnen gaan. De heer Van der Veen: Ik geloof, dat het bijzonder moeilijk zal zijn voor de Raad een beslissing te nemen over een aangelegenheid die blijkbaar zo duis ter is, dat de Raad van de berichten die gisteren zijn binnengekomen en die toch werkelijk wel van belang zijn voor het vormen van een oordeel, alleen maar ken nis heeft kunnen nemen, voorzover die nu in deze ver gadering door de Wethouder zijn gepresenteerd. Ik kan ook de redenering van mevrouw Heijmeijer niet volgen. Ik weet niet hoe de cijfers liggen. Ik kan dus niet zeg-

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1961 | | pagina 7