14 gen, of men wel iets of niet iets gekregen heeft. Het is voor mij ook niet zozeer van belang, wat dit bestuur in handen gekregen heeft; het enige waarmee wij als Gemeente rekening hebben te houden, is, dat dit de Gemeente per jaar 12 mille heeft gekost. En de bezet ting is geweest gemiddeld een 24 kinderen per dag. Als wij daarbij zo met de industrialisatie zwaaien en het dan moeten hebben van 24 kinderen per dag, dan lijkt het mij toe, dat de industrialisatie van geringe omvang zal zijn. Ik bedoel dit: het is geen grote affaire. Het kan komen, maar in de jaren, waarin we gezegd hebben, dat het wel kan komen, is het toch nog niet gekomen. En moeten we nu eindeloos doorgaan met hier steeds maar dit bedrag tegen aan te gooien en steeds maar uit te lokken, dat van de zijde van een dei- fracties gesproken kan worden van een „vertrouwens crisis" tussen het nobele bestuur van deze instelling en onze niet minder nobele Wethouder die over deze dingen gaat? Dat is niet leuk. Dat kost ons te veel tijd en dit is een discussie van deze omvang niet waard. Als het dan nu niet meer kan, laten we dan nu op houden en opnieuw beginnen, als het inderdaad gelukken kan. Maar als nu het ene bestuur na het andere er niet in slaagt er uit te komen, als we in februari een brief krijgen: „Het lukt niet", in mei een brief: „Het lukt wel" en op 26 september een brief: „Het lukt niet", wat is dan de basis, waarop deze zaak gehanteerd moet worden? Ik weet het niet. Dit kan niet. En dan zou ik er met de heer Spiekhout voor voelen om te zeggen: Dit jaar loopt, men heeft, al of niet terecht, gerekend op steun van de kant van de Gemeente, laten wij dat dan nu maar doen, maar laten we dan meteen vaststellen, dat dat is ter liquidering van het Kinderdagverblijf. Het is voor het laatst, en we willen in deze hopeloze situatie niet verder mee gaan. Wanneer die situatie niet verandert, kan ik het niet verantwoorden om hiermee door te gaan. Ik zie ook niet de mogelijkheid om door te gaan in het voor stel. Mocht de zaak er volkomen anders voorliggen dan ik op dit moment meen, dan zou ik dat aan de hand van de gegevens en van de cijfers, die dan op tafel moeten komen, wel opnieuw willen bezien, maar op dit ogenblik hebben we die niet. Zoals de zaak er nu voor staat, is de enige reële oplossing van deze af faire: Liquidatie op de kortst mogelijke termijn. De heer K. J. de Jong: Een korte opmerking. Ik ge loof, dat wij hier voor een moeilijke situatie zitten en dat we eigenlijk voor de beslissing staan: Zullen we dit Kinderdagverblijf verder laten voortzetten, ja dan nee? Ik heb de indruk, dat we hier verschil hebben tussen de cijfers die de Wethouder gekregen heeft, en de cij fers die ook mij persoonlijk door het bestuur ter kennis gesteld zijn. Van die laatste heb ik toch wel de indruk gekregen, dat men bij een normale exploitatie met een subsidiebedrag van f 12.000,per jaar toe kan. De Wethouder komt echter met andere cijfers. Wij be schikken dus over andere gegevens dan U. Nu is het best mogelijk, dat men de cijfers voor een subsidie aanvraag bij U opgeschroefd heeft, terwijl men tegen ons gezegd heeft: Daar zouden we eventueel mee toe kunnen. Ik weet het niet, maar ik zou in ieder geval in verband hiermee de vraag willen stellen: Is het ook mogelijk, juist ook omdat wij geen kennis van deze brief gekregen hebben de inhoud wordt ons hier pas bekend gemaakt, zodat we geen navraag konden doen bij het bestuur dat we dit punt nog drie weken uitstellen? Dan hebben we misschien daarmee het le ven van het Kinderdagverblijf gered. Moet inderdaad dit subsiebedrag verhoogd worden tot f 17.500,dan zullen we ongetwijfeld allemaal van oordeel zijn, dat dit geen kant uit kan, maar wanneer het bestuur mocht zeggen: Wij kunnen, wanneer we eenmaal deze achter stand ingelopen hebben, toch jaarlijks, zij het misschien met veel moeite, met f 12.000,toe, dan zou het mis schien mogelijk zijn, gezien de stemming in de Raad, dit instituut te redden. En dat is mij toch eigenlijk wel drie weken uitstel waard. Is het niet mogelijk, dat de Raad dit besluit? De Voorzitter: Wij krijgen nu bij monde van de heer K. J. de Jong een voorstel van orde, n.I. om dit punt drie weken uit te stellen. Ik voor mij geloof niet, dat het nodig is. Ik heb ook wel behoefte om de Wethouder van Financiën die dit punt behandelt, daarover te horen maar ik geloof in eerste aanleg, dat de Raad de brief, die door dit bestuur aan het College gezonden is onder de datum van 26 september, toch wel mag beschouwen als bevattende de juiste gegevens ten aanzien van deze instelling en dat afwijkende inlichtingen aan bepaalde raadsleden moeten wegvallen tegenover de inhoud van die brief. Ik vraag me dus af: Als wij de Raad, die tenslotte getraind is in het behandelen van begrotin gen, die brief voorlezen met de begroting er bij, is deze dan toch werkelijk niet in staat vanavond zonder verder tijdverlies uit dit geval te komen? Ik zou dus willen beginnen, voordat U een besluit neemt over het voorstel of de suggestie van de heer K. de Jong om er nu vanavond mee uit te scheiden en er na drie weken fris weer over te beginnen, die brief voor te lezen. Tenzij U over dit voorstel van Uw kant nog wil praten, zou ik U willen voorstellen, U door de Wethouder de volledige inhoud van die brief te laten mededelen. De heer Tiekstra (weth.): Er is dus op 26 septem ber ingekomen een brief van de Vereniging Kinderdag verblijf. Om misverstand over data te voorkomen, ver meld ik even, dat deze is gedateerd 20 september en ingekomen 26 september. Ik lees de brief volledig voor. We vergaderen nog onder vigeur van het oude regle ment van orde, meen ik. Dan kunnen we na twaalven beslissen, of we om 12 uur ophouden. De brief luidt als volgt: Wij erkennen hiermede de goede ontvangst van Uw schrijven van 12 dezer en berichten in antwoord hierop het volgende: Bijgesloten gelieve U aan te tref fen de gevraagde rekening over 1960 i.e. over 1 sep tember 1959—31 december 1960, zijnde 1 september 1959 de datum waarop de vereniging door het oude bestuur practisch werd geliquideerd. (Die liquidatie wordt dus ook niet ontkend.) Over 1960 hebben wij van de Gemeente nog te vorderen een subsidie van f 12.000,waartegenover staat een betwiste schuld aan de Gemeente van f 17.367,47 (exploitatietekort per 1 september 1959 f 5.911,64, -f- huurschuld 1 september 19591 januari 1961 f 11.455,83). Zoals de zaken thans staan, menen wij te mogen verwachten, dat de z.g. „oude schuld", zijnde het liquidatie-tekort per 1 sep tember 1959 ten bedrage van f 5.911,64 (Dat bedrag heb ik zoëven ook gegeven.), niet zal worden ingevor derd, zodat in dat geval voor ons een tegoed zou ont staan van f12.000,f 11.455,83 f544,17. Over 1961 zal de subsidie waarschijnlijk f 12.000, bedragen, waartegenover een huurschuld over dat jaar staat van f 8.520,zodat er voor ons een voordelig saldo overblijft van f 3.480,in totaal dus over 1 sep tember 195931 december 1961 een bedrag van f3.480,— -f f544,17 f4.024,17. Dit bedrag zullen we zeker nodig hebben om over 1961 een sluitende rekening te krijgen. Met een even tueel overschot zullen we geen rekening kunnen hou den, zodat de begroting over 1962 als volgt opgesteld kan worden. Laat ik dan eerst voorlezing doen van de cijfers die opgenomen zijn in het overzicht van 1 sep tember 1959—1 januari 1961. Eerst dus de balans, per 31 december 1960, die op basis van een subsidie van f 12.000,— sluit met een tekort van f 312,25, met inbe grip van een huur van f 11.455,83 dus exclusief de zogenoemde „oude schuld"). Dit is waarschijnlijk voor mevrouw Heijmeijer interessant, want zij spreekt over schulden van geleende gelden. Als dat zo is, deugt deze balans niet. Nog te betalen aan huur f 11.455,83 (dat is de be faamde huurpost), een schuld aan een plaatselijke ban- instelling tot een bedrag van f 695,88, wat loonbelas tingpostjes van f 225,24 en Ongevallenwet f 12,58. De passieve zijde van de balans vermeldt niet de door mevrouw Heijmeijer medegedeelde schulden. Het kas saldo bedraagt f 77,28, de subsidie 1960 f 12.000, Dan is er een nadelig saldo van f 312,25. Hoe het dus met deze schulden zit, weet ik niet. Dan kom ik met de begroting 1961. Deze vermeldt: aan de ontvangstkant: f8.000,verpleeggelden, f 12.000,subsidie dat is de Raad welbekend dus f 3.000,donaties, f 5.220,— tekort; aan de uitgaven zijde: f8.520,huur; f13.200,salarissen; f2.500, sociale lasten; f3.000, voeding; f500,— onderhoud; f 500,diversen. De optelling van deze twee kolommen 15 evert aan beide zijden f 28.220,En dan staat er een onderstreepte zin onder: Aan te vragen subsidie 1961 f12.000,f5.220,(dat is dus het tekort op de begroting) f 17.220,Het betreffende schrijven is getekend door de Voorzitster, mevrouw A. v. d. Burg- v. d. Poel, en door de wnd. secretaresse, mevr. Spiero- Kokken. De begroting 1962 wil ik de Raad ook wel verschaf fen, nu we toch bezig zijn alles onder elkaar te zetten. Aan de ontvangstkant: f8.000,verpleeggelden (dat is hetzelfde bedrag van 1961), aan te vragen subsidie f17.500,donaties f3.000,(opgeteld f28.500, Aan uitgavenzijde: huren f8.520,salarissen f 13.200,sociale lasten f 2.500,voeding f 3.000, onderhoud inventaris f 500,afschrijving f 500,di versen f 280,(het is niet helemaal gelijk aan 1961, het kindje is een jaar ouder geworden en is dus even gro ter, maar het verschil is niet bijster groot). U ziet daar dus uit, dat, zonder rekening te houden met dat be faamde bedrag van f 5.911,64 per ultimo 1960 geredu ceerd tot f 5.367,47, de gevraagde subsidie, op basis van de door de Vereniging zelf verschafte cijfers, over 1961 f 17.220,bedraagt en over 1962 f 17.500, Hiermee heb ik aan Uw verzoek voldaan, mijnheer de Voorzitter. De Voorzitter: Ik geloof, dat dit kernpunten van de zaak zijn: de begroting 1961 met daarnaast de begro ting 1962, en nu moet U maar zeggen, of het U voldoen de duidelijk is ja dan nee. Ik bedoel dit: het is van de kant van enkele raadsleden zo gesteld, dat de huur achterstand nog zou meewerken aan het begrote tekort uit de begroting 1961 en ook uit de begroting 1962. Het blijkt echter, dat dat niet het geval is, dus dat men, ongerekend de huurachterstand, toch komt tot voor 1961 een tekort van f 5.200,en voor 1962 een bedrag dat nog iets hoger ligt. Ik geloof niet, dat er nu, zake lijk gesproken, voldoende aanleiding is de behandeling van deze zaak verder uit te stellen, maar als de Raad daar bepaald behoefte aan heeft, dan geloof ik niet, dat wij van onze kant ons daartegen zouden willen ver zetten. We zouden het alleen op dit moment eigenlijk niet nodig vinden en we zouden U dus willen voorstel len deze zaak nu maar af te maken. De heer Ki. J. de Jong: Ik voel nu voor de voorstellen van de heer Boomgaardt en mevrouw Heijmeijer niets meer, want ik geloof, dat wij toch, gezien deze begro ting, eigenlijk wel tegen de cijfers van het bestuur zelf in spreken. Na wat bestuursleden mij zelf de laatste dagen verteld hebben en dat was vrij duidelijk n.I. dat men met f 12.000,normaal toe kan, begrijp ik dit niet en dan stel ik er toch eigenlijk wel prijs op nog eens even met het bestuur hierover van gedachten te wisselen. En zou dan drie weken uitstel zo erg zijn? Gaan wij met het voorstel van B. en W. akkoord, dan gaat het Kinderdagverblijf ter ziele. Dat is gauw ge noeg bekeken. Dan zou ik nog maar liever drie weken wachten. Zouden er zich dan geen nieuwe gezichts punten voordoen, dan zou ik van ganser harte met het voorstel van B. en W. meegaan, maar nu nog niet. De Voorzitter: Ik geloof toch, mijnheer De Jong U houde het mij ten goede dat ik deze motivering van U niet kan overnemen. Wij hebben tenslotte alleen maar te maken met wat hier op ons verzoek officieel van het bestuur ter tafel ligt en aan verhalen van be stuursleden aan raadsleden, al wil ik daarmee helemaal niets aan de kwaliteit van de raadsleden toe of af doen, kan de Raad geen besluit ontlenen. De Raad kan alleen maar besluiten op wat officieel door het bestuur langs de normale weg hier ter tafel gekomen is. De heer Spiekhout: We hebben dus nu volledig de inhoud van deze brief gehoord, maar ik heb er toch persoonlijk eigenlijk wel behoefte aan dit nog even in me om te laten gaan. Want ik sta er perplex van, om eerlijk te zeggen. Dat er 27 mei iets getekend wordt door de secretaresse, mevrouw Vegter-Van de Kieft, geloof ik, en nu weer door, meen ik twee andere leden van het bestuur, bewijst, dat men volkomen langs el kaar heen schrijft. Ik ben het dan ook met de heer De Jong eens, dat hier niets in brand staat. We hebben de kwestie nu vier maanden laten liggen, die drie weken zullen het hem ook niet doen. Ik heb toch ook wel be hoefte dit punt nog drie weken uit te stellen. De heer Van Balen Walter: Wat denken de heren te bereiken door nu nog eens met dat bestuur te praten? Ik begrijp dit niet. Dit is zo duidelijk voor mij als 2 X 2 4 en of het nu wordt getekend door de wnd. secretaresse of door de secretaresse, dit is toch een officieel schrijven van het bestuur. Hier staat het be stuur toch achter; ik vind, dat we ons werkelijk blame ren, wanneer we nu nog eens weer met dit bestuur gaan delibereren. Voor mij is deze zaak wel buitenge woon duidelijk. Dit is een bodemloze put en eigenlijk is f 12.000,subsidie hier weggegooid geld, want men komt toch tot een tekort. Wil men nu voor dit jaar, die f 12.000,nog geven om, gezien het vèrgevorderd tijdstip, de moeilijkheden niet al te groot te maken, k la bonheur, maar persoonlijk kan ik U wel zeggen, dat ik er niets voor voel om met deze subsidie door te gaan. De Voorzitter: Zullen we dus nu maar eerst een be sluit nemen, of we nu doorgaan met de behandeling van dit punt, ja dan nee? Laat de Raad dit zelf uit maken. Gaat de Raad niet door, dan gaan we er over drie weken met nieuwe moed mee verder en wel, dan maken we het nu vanavond af. De Raad besluit met 25 tegen 8 stemmen, die van de heren Santema, Heidinga, Jongbloed, Drent je, K. J. de Jong, Spiekhout, Balt en Boomgaardt, het punt heden avond af te handelen. De hear Boomgaardt: Ik woe efkes forklearje, dat ik myn ütstel ynlük. De heer Venema: De heer Boomgaardt trekt zijn voorstel in, dus ik zou eigenlijk het verstandigste doen met te zwijgen, maar ik begrijp deze hele gang van zaken toch niet. U moet me niet kwalijk nemen, als ik zeg, dat hierover mensen zitten te praten, waarbij ik eigenlijk nog maar een stumper ben op financieel ter rein. Ik durf U evenwel te verzekeren, dat ik, als ik met dergelijke stukken in mijn bestuurdersbond zou komen, wel gauw werkloos was. Ik vind dit toch eigenlijk wel kleinerend voor de betrokken mensen zo met de gelden om te spelen. En dat men dat hier dan nog kan verdedigen, is mij helemaal niet duidelijk. Ik zeg nog eens: Dat behoeft men in onze kringen niet te proberen, want dan ligt men er zo uit. De heer Van der Veen: Ik voer nu pas het woord, na dat ik de laatste brief van het bestuur door de heer Tiekstra heb horen voorlezen. Maar nu ik dat gehoord heb, moet ik zeggen, dat ik het volkomen met de heer Venema eens ben. Ik ben ook niet bereid nu nog te stemmen voor f 12.000,in dit jaar. Ik ben hoogstens bereid nu nog slechts te stemmen voor het liquideren van de oude huurschuld en daarmee basta, wat de Ge meente betreft. De heer Ytsma: Ik had eigenlijk nog deze vraag: Zijn de verschillen tussen de brief van 27 mei en die van 26 september ook te verklaren? Ik heb geen tijd gehad om de stukken in te zien, maar heeft men bij de brief van 27 mei ook een begroting overgelegd? (De heer Tiekstra (weth.): Neen.) Dan is mijn vraag dus overbodig. De heer Tiekstra (weth.): Nadat ik dus die lange brief heb voorgelezen, zou ik het wel kort kunnen maken, ware het niet, dat ik het gevoel krijg, dat ik hier toch nog wel even moet pogen het bestaan van deze instelling te verdedigen. Ik wil n.I. toch wel even waarschuwen voor de stemming, die nu min of meer over de Raad komt. Ik moge beginnen met mevrouw Heijmeijer te zeggen, dat, al is het waar, dat men van de subsidie 1960 en ook van de subsidie 1961 nog geen cent in handen heeft gehad, het even waar is, dat men al die tijd de betreffende ruimten gebruikt heeft, het genot daarvan gehad heeft en er dus tegenover die f 12.000,— toch stellig nog wel iets staat. Mevrouw Heijmeijer zegt daarbij: De huur is te hoog. Ik heb bij een andere gelegenheid, geloof ik, de Raad voorgere kend, dat ik, als ik het verschil tussen de Groninger

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1961 | | pagina 8