nu dit gehele recreatiegebied bekijken, dan is er, dacht
ik, bij alle verscheidenheid een bepaalde eenheid in
het geheel. Er is hier n.l. sprake van recreatie in de
zin van spelen en zwemmen. En nu staat het als een
paal boven water, dat onze sportvelden niet groot in
aantal zijn. Er is zostraks door de fractievoorzitter van
de P.v.d.A. zelf gesteld, dat het nog de vraag is, of we
met deze voetbalvelden vervangen datgene wat lang
zamerhand wordt afgebrokkeld. We hebben ook echt
niet te veel aan speelruimte voor onze kinderen en ik
geloof, dat toch met volkstuinen een vreemd element
in dit project wordt binnengebracht. Wanneer gesteld
wordt: ,,Dat terrein, dat de volkstuinders zouden krij
gen, blijft zolang weg, wie weet hoelang dat nog duurt
en misschien krijgt het wel een heel andere bestem
ming", dan zeg ik: Als dat zo mocht zijn, dan zijn de
volkstuinders uiteindelijk ook niet gered met dit kleine
stukje. Ik sluit mij volkomen aan bij de waarderende
woorden die gesproken zijn door de heer Santema t.o.v.
de volkstuinders; het is ook helemaal mijn bedoeling
niet om te zeggen: Die volkstuinders verdienen hun
grond niet, maar ik meen, dat het inbrengen van volks
tuinen in dit plan afbreuk doet aan de recreatie, zoals
die hier gedacht is. Ik zou er inderdaad dus toch echt
tegen willen waarschuwen, dat het hier wordt onder
gebracht. Ik geloof, dat we hier nu eens alle ruimte
moeten gebruiken.
Ik wil nog één ding zeggen over de speeltuin. Ik
heb dus gehoord, dat de speeltuinvereniging De Vlucht
heuvel in het nieuwe plan het oude terrein behouden
heeft, maar ik vraag mij af, of dat met zich brengt,
dat het begrip speeltuin, zoals het in ons kaartje is
neergeschreven, zou vervallen en dat er dus met name
geen speeltuinschommels en -wip zouden komen. Dat
zou ik betreuren. De speeltuinvereniging De Vlucht
heuvel is natuurlijk een besloten speeltuin. Ik zou dus
graag zien, dat ofwel op dit terrein een open speeltuin
komt ofwel dat een instrumentarium voor speeltuinen
zou voorkomen op het terrein, dat op ons kaartje als
speeltuin staat aangegeven en dat op het nieuwe pro
ject als speelweide is gedacht.
De heer Drent je: Ik ben er de heer Bootsma zeer
dankbaar voor, dat hij de heer Santema zo keurig in
het Fries heeft beantwoord. Dat had ik echt niet ge
kund.
Ik wilde nu toch nog op een enkel aspect van de
zaak de aandacht vestigen. Ik vraag me af, of de heer
Santema ook aan de leeftijd van de volkstuinders denkt.
Bij de 350 gezinshoofden die ik zopas heb genoemd,
is er werkelijk een aantal boven de 65 jaar. En nu kan
de heer Santema wel zeggen: Hier niet een volkstuin
complex, elders wél, maar waar komen we dan te
recht? De gehele stad is nu vol tot aan het Van
Harinxmakanaal, evenals het grote gebied ten westen
van de spoorlijn en ten noorden van het Van Harinxma
kanaal. Dus wanneer er werkelijk een volkstuincomplex
gecreëerd zou moeten worden, dan zou dat over de
brug moeten. Aan het eerste terrein heeft de heer
Bootsma al voldoende aandacht geschonken. Het is in
de loop der jaren gebleken ongeschikt te zijn; dus we
komen nog verder. Dat betekent eenvoudig, dat aan
een aantal volkstuinders, aan hen, die ook op gevorderde
leeftijd nog plezier in tuinieren hebben, hun hobby
wordt ontnomen. Dat is nu eenkeer de realiteit in dit
geval. Het kan doodeenvoudig niet; er is anders
geen plaats. Daarom kom ik ook nog even terug op
wat de Wethouder heeft gezegd. Zo'n klein terreintje
voor volkstuinen hier heeft geen zin. De volkstuinver
eniging moet een groot terrein hebben, omdat zij veel
leden heeft. Wat betekent dat nu weer? Zijn het losse
woorden: We hebben heel veel voor U over, volkstuin
vereniging, we willen zelfs een geweldig groot, mooi,
prachtig terrein voor U aanleggen, maar we hebben
het op het ogenblik niet, dus U moet nog even geduld
hebben? Dat betekent in werkelijkheid, dat deze ver
eniging tot St. Juttemis zal moeten wachten. Dat is
eenvoudig de realiteit.
Verder wilde ik nog even opmerken, dat het ter
reintje in dit plan nu ook niet zo vreselijk klein is en
bovendien elk terrein is praktisch door een volkstuin
vereniging te gebruiken. Ze kan een terrein in alle
mogelijke vormen en fatsoenen verknippen. Ze kan
een terrein van 1, 2, 4 en 5 hectare hebben. Dat is
juist zo gemakkelijk. Men gaat hier een recreatiegebied
stichten en men begint vanaf het zuiden alles er in tc
plannen wat men er in wil hebben; men houdt dar
nog een hoekje over, het kan niet schelen, of dat nu
driehoekig is of vierkant of wat dan ook, men kar
daar mooi de volktuintjes hebben. Ze ontsieren de res'
van het landschap ook niet, want ze zitten aan de kant
Bovendien wordt er door de plantsoendienst nog moo
geboomte om aangebracht ook.
Dat is wat ik daarover nog even wilde zeggen.
De heer Engels heeft gezegd: Dit recreatiegebied
probeert te vervangen wat wordt afgebroken. Ja, juist.
Wanneer dit recreatiegebied wordt uitgevoerd, zoals
wordt voorgesteld, dan betekent dat, dat de volkstuin
vereniging in Huizum van de vier volkstuincomplexen
die ze momenteel heeft, er twee ziet afgebroken. Twee
liggen nl. in dit gebied en die gaan dus weg. Dat be
tekent, dat de mensen in het uiterste oosten van Huizum
en in het zuiden en midden nog aan hun trekken ko
men, maar dat het gehele gebied aan de westkant er
doodgewoon niet meer voor in aanmerking komt. Boven
dien staat van die twee overgebleven complexen het
ene ook nog dusdanig te boek, dat het feitelijk al niet
eens meer in het bezit van de volkstuinvereniging is,
want dat kon alleen maar gehuurd worden tot 1 oktobe:
van dit jaar in verband met de stadsuitbreiding. De
complex verdwijnt dus ook binnenkort en dan zie ik
aankomen, dat vrij binnenkort de volkstuinverenigin
in Huizum geen enkel terrein meer beschikbaar heefi
ook geen tijdelijke terreinen meer. Zo liggen de zakem
En wat de oppervlakte van dit terreintje waar we d;
om vragen, betreft, nog dit: Natuurlijk wordt in zo
volkstuinvereniging ook nog met de mogelijkheid rek
ning gehouden, dat de terreinen anders verkaveld wo:
den, wanneer er meer liefhebbers zijn; er worden d; n
dus meer kleinere tuintjes van gemaakt en er wo/
ook rekening gehouden met de leeftijd van de mensen.
De ouderen krijgen het dichter bij huis en de jongeren
zullen genoegen moeten nemen met een tuin, die wat
verder weg ligt. Dat is ook een kwestie, die op gees >-
lijk terrein ligt, waar ook opofferingsgezindheid, iets
voor elkaar willen doen, iets voor elkaar over hebben
enz. bij te pas komen.
Nog een opmerking wilde ik maken n.a.v. wat de
heer Hoekstra heeft gezegd, n.l.: Wordt er ook ga-
dacht aan volkstuinen voor de jeugd? Ik wil u wel
verklappen, dat ik dit onderwerp expres buiten be
schouwing heb gelaten om de kans te krijgen, dat
iets in zou zitten vanavond voor de volkstuinen in het
algemeen, want ik had zo een vaag vermoeden, dat he
als ik daar ook nog mee aankwam, dan helemaal vei
keken zou zijn. Ik heb nu nog steeds de hoop, dat hc
ene gerealiseerd kan worden en dan heb ik het ander
in petto. Ik had mij n.l. voorgesteld, dat, wanneer hc
door mij voorgestelde zou kunnen gelukken, de activi
teit gericht zou worden op de jeugdvolkstuinen, waar
over ik hier ook wel eens gesproken heb en met de
Wethouder wel eens een onderhoud heb gehad. Ik had
er in m'n gedachten al een terreintje voor en wel het
terreintje, dat aan de andere kant, dus aan de kant
van de Van Loonstraat, aan de Enkabé grenst. Daar
ligt momenteel zo'n stukje woest niemandsland; er
gebeurt niets mee. Het wordt niet verhuurd en iedereen
sjouwt en doet daar maar en het maakt een buiten
gewoon rommelige indruk. Dat is een terreintje van
ongeveer 2000 m- als ik het zo schat, en dat zou met
enige goede wil van onze kant de grond moet na
tuurlijk verhoogd en verbeterd worden voor iets
dergelijks ingericht kunnen worden. Maar dat had ik
gereserveerd voor een volgende gelegenheid.
Nog op één punt uit het antwoord van de Wethouder
wil ik even ingaan. Hij zegt: Ik wil deze wensen nog
eens in overweging nemen, maar ik word daarin ge
handicapt, omdat ik toch niet weet, hoe de Raad daar
precies over denkt. Daaraan is natuurlijk vrij gemakke
lijk tegemoet te komen en ik heb daarom iets op
schrift gesteld, een voorstel mag ik het noemen, maar
ik geloof, dat het bij nadere overweging beter een motie
kan worden genoemd. Dat heb ik aldus geformuleerd:
„De Raad; van oordeel, dat het terrein, gelegen ten
noorden van de speeltuin De Vluchtheuvel, geschikt is
voor het inrichten van een volkstuincomplex, nodigt
het College van B. en W. uit het plan voor het recreatie
gebied Nijlan aan deze zienswijze aan te passen."
17
Ik geloof, dat dit vrij soepel en redelijk is gesteld;
men kan hier nog verschillende kanten mee uit, maar
op deze manier krjjgt de Raad toch de gelegenheid zich
duidelijk uit te spreken, waardoor de Wethouder dus
daarna ook ongetwijfeld beter zijn standpunt zal kun
nen bepalen. Mag ik dan verzoeken, mijnheer de Voor
zitter, om dit ook nog even in de besprekingen te be
trekken?
De Voorzitter: Het voorstel van de heer Drentje,
mede-ondertekend door de heer De Vries, heb ik ont
vangen; ik zal het even herhalen voor alle zekerheid.
Het spijt mij, dat dit voorstel nu op het einde van
de beraadslagingen gedaan wordt. Op deze wijze krijgen
we natuurlijk een enorm tijdverlies en ik zou de Raad
toch wel willen verzoeken los ook van dit onder
werp om even mee te willen werken, dat wij van
daag de agenda afkrijgen, en ik wil daaraan toevoegen,
dat ik van plan ben ook in besloten zitting straks een
onderwerp ter sprake te brengen, dat spoedeisend is.
Ik wil met deze enkele opmerking op het ogenblik
volstaan.
De heer K. J. de Jong: Wanneer ik my eventueel
tegen het voorstel van de heer Drentje zou verklaren,
dan betekent dat niet, dat ik akkoord kan gaan met
een inperking van het terrein voor volkstuinen. Maar
dan zou dat betekenen, dat de volkstuinders op een
onder terrein toch wel voldoende compensatie moeten
hebben. Wanneer het er niet is, dan moet het gezocht
worden, op zeer korte termijn. Maar dat wil bepaald
niet zeggen, dat het dan in dit plan moet worden ge
perst. Ik wil dus duidelijk stellen, dat, wanneer ik tegen
dit voorstel-Drentje-De Vries ben, dit niet wil zeggen,
dat ik geen ruimte voor volkstuinen beschikbaar ge
steld zou willen zien. Het is de vraag, of dat hier kan
en zo neen, waar het dan eventueel wèl zou kunnen.
Maar dat is een andere kwestie, waarvoor ik dan voor
lopig eventueel de aandacht van B. en W. zou willen
vragen.
De heer Kamstra: Met de heer De Jong kunnen
wij het volkomen eens zijn. En om het dus zo kort
mogeiyk te maken de tijd schiet al op sluiten
wjj ons aan bij hetgeen door de heer De Jong is gezegd.
De heer Ten Brug: Door het stemmen over het
voorstel-Drentje-De Vries zouden wij eigenlijk een uit
spraak doen, waaruit men zou kunnen concluderen,
dat wij al dan niet voorstanders van volkstuinen zijn
en die zaak is hier niet aan de orde. Om die reden zou
ik de heren Drentje en De Vries willen verzoeken dit
voorstel in te trekken.
De hear Santema: Ut de wurden, dy't ik, foardat
dit ütstel, difeze moasje eigentlik, yntsjinne waerd,
spriek, blykte, dat ik op presiis itselde stanpunt stean
as de hear De Jong en ik woe my dêr dan ek alhielen-
dal mei forienje.
De heer Hoekstra: Ik geloof wel namens mijn
fractie te spreken, als ik zeg, dat de woorden, die de
heer Drentje in laatste instantie sprak, toch wel on
bevredigend waren. Ik geloof, dat wij dus ook niet voor
dit voorstel kunnen stemmen.
De heer Spiekhout: Deze opmerking: Dit voorstel
ligt hier nu helaas, maar ik heb er eigenlijk niet zo
veel behoefte aan. Mijnerzijds zou ik tevreden zijn,
wanneer de Wethouder straks, wanneer hij in tweede
instantie de sprekers beantwoordt, zou verklaren, dat
B. en W. bereid zqn dit toch nog eens in overweging
te nemen in het College. Ik zou de heer Drentje willen
vragen: Trek het voorstel in, als de toezegging wordt
gedaan, dat men de zaak nog eens wil bekijken. Ook
deskundigen kunnen daarover dan nog eens een oor
deel geven.
De heer Van der Schaaf (weth.): Mijn gedachten
gaan ook in de richting van de heer Spiekhout, die zegt
Laten we hier niet over stemmen, maar ik voor mij
heb er wel even behoefte aan ook nog eens met de ont
werpers van dit plan hierover te praten en enige des
kundige adviezen erover in te winnen. Ik zou a l'im-
proviste een persoonlijk voorstel willen doen. Ik weet
echter niet, hoe het College er over denkt. Ik zou wil
len voorstellen: Laten wij toezeggen, dat wij de ont
werpers van het plan en degenen die wij menen die er
verder voor in aanmerking komen, vragen hun mening
hierover te geven, en het resultaat daarvan in de
tweede raadsvergadering na deze ter kennis van de
Raad brengen. U bent er op tegen, mijnheer de Voor
zitter
De Voorzitter: Ja, mijnheer de Wethouder, ik kan
bepaald niet zeggen, dat wij dit zo snel kunnen doen.
Dit plan is tenslotte na buitengewoon breedvoerig be
raad met al degenen, die daarmee te maken hebben
gehad, tot stand gekomen. De Leeuwarder sportwereld
is ermee geconfronteerd, zoals U weet. Er is ook nog
een uitvoerig beraad geweest met de Nederlandse Sport
federatie. En over het zwembad zijn nog veel meer
moeilijkheden geweest. Tenslotte heeft de Heidemaat
schappij het bewerkt en het is U natuurlijk nog beter
dan mij bekend, dat dit ook niet eens het eerste plan
van de Heidemaatschappij is. Ik kan dus bepaald niet
zeggen, dat binnen uitermate korte tijd die vijfde poot
aan het schaap kan worden geplakt.
Op zichzelf is dit een gaaf en goed plan en nu kun
nen er alle mogelijke, overigens zeer respectabele, wen
sen zijn, maar ik kan dus op dit moment bepaald niet
zeggen, dat het mogelijk is in dit plan, althans op deze
korte termijn, met die wensen rekening te houden.
(De heer Bootsma: De vraag is, het door de heer
Drentje voorgestelde alleen te overwegen.) Neen, dat
wordt niet gevraagd. Er wordt voorgesteld het College
uit te nodigen het plan aan deze zienswijze aan te
passen, kort en goed. (De heer Bootsma: Dat is van
de baan.) Dat is niet gebleken. (De heer Spiekhout:
Mijn suggestie was, die formulering te laten intrek
ken.) Dat is tot dusverre niet gebeurd, mijnheer Spiek
hout. Het voorstel is van de heren Drentje en De Vries
en het woord over dit voorstel is niet aan de heer
Spiekhout, maar aan de heren Drentje en De Vries.
De heer Engels: Ik moet U zeggen, dat de hele
teneur toch is ook bij degenen die suggereren het
voorstel-Drentje-De Vries te doen intrekken dat
men toch eigenlijk zou moeten doorzetten. Nu de situa
tie zo is, zou ik willen zeggen, mij volledig aansluiten
de bij wat de heer De Jong heeft opgemerkt: Laten we
er dan toch echt maar over stemmen en een uitspraak
van de Raad vernemen. Ik geloof, dat dat verstandig is.
De Voorzitter: Ik zit als voorzitter met een voor
stel van twee raadsleden, dat hier ter tafel ligt en dat
ook niet ingetrokken is, al wil een aantal andere raads
leden wel graag, dat het ingetrokken wordt. Maar
het i s niet ingetrokken. Ik geloof inderdaad, dat wij,
tenzij de Wethouder van Openbare Werken nog het
woord verlangt, goed doen hierover te stemmen.
De heer Drentje: Ik heb dus voorgesteld om het
College uit te nodigen met de eventuele zienswijze van
de Raad rekening te willen houden bij de verdere be
slissing over het uitbreidingsplan. Natuurlijk handhaaf
ik het voorstel niet, wanneer de Wethouder een wat
duidelijker toezegging dan in eerste instantie doet. Ik
meen althans een toezegging beluisterd te hebben,
maar even daarna is door de Voorzitter roet in het
eten gegooid. Er kan blijkbaar niet zo maar nader
beraad op volgen. Uit de stemming in de Raad meen
ik evenwel te mogen opmaken, dat het beter is, dat
het voorstel hier niet in stemming komt. (De heer
Engels.' Wel stemming!) Als het College kans ziet
bij een of andere gelegenheid nog eens iets voor dit
geval te doen, is het misschien beter er maar niet over
te stemmen. Ik weet niet, hoe mijn mede-ondertekenaar
er over denkt; misschien is het goed, dat ook hij nog
even het woord krijgt. (De heer De Vries: Ik ben het
met de heer Drentje eens.) Ik behoef verder niets meer
te zeggen.
De Voorzitter: Trekt U het voorstel nu in of trekt
U het niet in?
De heer Drentje: Dan trek ik het voorstel dus in.