kimen. Yn Lekkum stiet ek in hüs mei de namme „Kleare Kimen". (De hear Bootsnia: Hat der stien, in bungalow.) (Laitsjen) Ik wol der noch efkes by sizze, dat de kosten fan it grien wer trochwurkje sille yn de kosten fan de groun. Wy sille lykwols graech de tasizzing jaen, dy't de hear Santema frege, n.l. dat wy as forstannige minsken it noch mar wer ris bisykje sille en hjir en dêr, sünder it yn it ütwrydske to dwaen, hwat grien oanbringe sille, sadat it gehiel in hwat freonlik oansjen krijt, hwant dat wie dochs Jou bidoeling? (De hear Santema: Presiis.) De heer Bootsma heeft een betoog gehouden, dat wel een bepaalde overeenkomst heeft met de inhoud van wat ik heb gezegd. Voor bungalows moet zeker ruimte bestaan, maar men moet daar niet in grote categorieën over denken. En wanneer dan tenslotte de heer Klijnstra nog een pleidooi voert voor het goed wonen van de kleine man, nu, dan heeft hij in mij enerzijds een verwoed mede stander bij wijze van spreken maar aan de an dere kant zeg ik, dat er voor die mensen, die zich nu Om bepaalde redenen de weelde willen veroorloven daar een wat duurder huis neer te zetten, ook de ge legenheid moet zijn dat te doen. Wij hopen dus dat is ons streven dat wij trachten voor al deze cate gorieën in de uitbreidingsplannen een mogelijkheid te scheppen. De heer Bootsma heeft gezegd: ,,Bij verdere uit breidingsplannen is het wel gewenst hier meer indivi duele huizen mogelijk te maken" en dat steun ik van harte. De Voorzitter: De zaak is nu in twee instanties besproken en ik stel dus voor de beraadslagingen te sluiten. De Raad gaat hiermee akkoord. Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van B. en W. De Voorzitter: Het is al iets over negenen en ik hoor juist, dat de koffie staat koud te worden. Ik zou U willen voorstellen maar even te pauzeren. De Voorzitter: Ik heropen de vergadering en stel aan de orde: Punt 37 (bijlage no. 359). Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van B. en W. Punt 38 (bijlage no. 381). De heer Hoekstra: Ik zou graag aan U of één van Uw medewerkers willen vragen, welke arbeiders U denkt te werk te stellen bij de eenvoudige bouwwerken, die zullen bestaan uit buurt- en clubhuizen. Voorzover ik kennis draag van de gemeentelijke tewerkstelling, hebt U te doen met mensen die voor het grootste deel invaliditeitsverklaringen achter de rug hebben en die dus officieel te boek staan als personen, die niet meer dan 1/3 deel van hun vroegere arbeidsvermogen bezit ten. Nu is het ook wel bekend in kringen die daarmee te maken hebben, dat het aantal zieken onder deze mensen nogal groot is en dat het erg moeilijk is om hen weer aan de gang te krijgen, wanneer ze eenmaal zijn voorzien van het hun toekomende ziektegeld. Het is een zeer moeilijke zaak om het verschil te zien tus sen een gebrek en een ziekte en het is ook uiterst moei lijk uit te maken, of het ziekteproces van gebrekkigen voorbij is, want op het moment, dat men dit zal ver klaren, komt de last van hun gebrek naar voren. Maar daarop niet verder ingaande, omdat dit tenslotte een medisch-technische kwestie is, moet ik toch zeg gen, dat ik het jammer zou vinden, wanneer niet een zeer scherpe selectie plaats vond en het interesseert mij dus buitengewoon te weten, hoe U de arbeiders die straks te werk worden gesteld in de hier aangegeven bezigheden, zult selecteren. De heer Van Balen Walter: Ik zou bij ditzelfde punt iets willen vragen over de werkleider die wij nood gedwongen moeten aanstellen volgens deze raadsbrief. (Gemeentebegroting, onder punt 3.) Ik heb de indruk gekregen, dat dit vroeger zo'n beetje op een huis-, tuin en keukenmanier ging, maar nu moet het dan erg officieel. Hebben wij nu zoveel van deze mensen, dat we daar dus een extra werkkracht op los kunnen la ten? Is dit efficiënt? Daar zou ik graag een enkele inlichting over willen hebben. En dan zou ik verder graag van de Wethouder wil len weten, wat voor maatstaven er eigenlijk worden aangelegd om te bepalen, of iets onrendabel is of niet Onder punt 4 op blz. 2: Spooraansluiting industrie terrein De Zwette, wordt n.l. gesproken over rond f 120.000,uit de grond-exploitatie, waarvan rond f38.000,als onrendabel moet worden aangemerkt. De heer K. J. de Jong: Ik sluit mij even aan bij datgene wat de heer Van Balen Walter gezegd heeft over de werkleider bij punt 3. (Gemeentebegroting.) ïk heb mij ook afgevraagd, of het eigenlijk niet moge lijk is deze tewerkstelling via de Leeuwarder Werk gemeenschap te doen plaats vinden. Die heeft juist ook deze projecten. Is het dan nodig, dat wij als Gemeente haast hetzelfde werk gaan doen in G.S.W.-verband en dat wij er zelf een werkleider bij aanstellen? Zou hei niet veel beter zijn te zeggen: Wij hebben hier een Leeuwarder Werkgemeenschap, laat die, voorzover zij daar mensen voor heeft, dit voor ons doen en laten wij haar daarvoor eventueel een vergoeding geven? Hel is slechts een vraag, maar het antwoord daarop inte resseert mij toch wel, omdat het mij voorkomt, dat hier een disharmonie zou ontstaan in plaats van een coördinatie, die we in dit geval eigenlijk wel moesten nastreven. De heer Vellenga (weth.): Drie heren hebben een aantal vragen gesteld n.a.v. punt 3 (Gemeentebegix ting) uit dit voorstel. Ik mag misschien beginnen met een algemene toelichting te geven, waarmee ik dan ook al een paar gestelde vragen heb beantwoord. Er is een regeling, die vanwege het Rijk aan de gemeenten is opgedragen. Deze regeling draagt de naam Gemeentelijke Sociale Weik- voorzieningsregeling voor handarbeiders, afgekort G.S.W. Het gaat hier dan om een groep ar beiders, die, hetzij in verband met hun licha melijke conditie, hetzij om andere redenen moeilijk plaatsbaar, althans moeilijk blijvend plaatsbaar zijn in het vrije bedrijf en opgevangen moeten worden op ge- eigende objecten, objecten die ook aangepast worden b.v. aan de handicap die ze hebben, of die passen bij hun persoonsstructuur. Wij kennen hier inderdaad en dat is dan met name aan het adres van de heer De Jong een Werkplaats voor minder-validen. Dat zijn grotendeels mensen, die in verband met hun handicap, hetzij lichamelijk, hetzij geestelijk, op werk binnens huis zijn aangewezen. De besten onder hen kunnen op een bepaald moment ook weer terugkeren naar het normale bedrijfsleven. Het soort werkzaamheden, dat men aantrekt op de werkplaats, houdt daar dan ook verband mee, zodat deze mensen dus hun vakkennis, hun handvaardigheid, hun tempo, op een bepaalde ma nier kunnen vergroten, terugwinnen of nieuw verwer ven. Daarnaast is er een bepaalde groep mensen, die, om welke redenen dan ook, ongeschikt is voor werk binnen. Daarmee houdt verband, dat er sinds tal van jaren in deze Gemeente z.g. buiten-objecten zijn. En voor de mensen op deze buiten-objecten beschikken wij nu al over twee werkleiders. Een deel van de groep mensen, waar ik nu over spreek, gaat dus naar de Leeuwarder Werkgemeenschap en een andere groep is tewerk gesteld op buiten-objecten. Dus in die zin was er geen disharmonie en zou die disharmonie er nu ook niet komen. Dit gaat dus helemaal onder supervisie van de Gemeente, in casu dus ook van de Dienst voor Sociale Zaken. De groep waar het hier om gaat en dan kan ik misschien het best terugkeren naar de eerste vraagstel ler de heer Hoekstra bestaat voor een deel dus uit mensen, die lichamelijk moeilijk in het vrije bedrijf mee kunnen en ook ongeschikt waren of zijn voor het werk op de z.g. aanvullende werken; deze ressorteren onder een dienst, die vroeger D.U.W. heette en nu D.A.C.W. Voordat deze mensen te werk gesteld worden, worden ze gekeurd, vaak twee keer, door de arts van het Ar beidsbureau, maar in ieder geval ook door onze eigen G.G.D. Op grond van die adviezen wordt dus bekeken, welk werk voor hen het meest geschikt is. De meeste van deze mensen hebben geen invaliditeitsrente en be horen dus niet tot die categorie, waar de heer Hoekstra met name aan dacht. Zover zijn ze nog niet en komen misschien sommigen van hen ook niet. Dat wilde ik even opmerken, omdat U misschien vanuit die gedachte Uw verdere betoog hebt opgebouwd, maar U moet dus per se niet denken aan mensen met een invaliditeits rente. Het zijn dus personen, die een zekere handicap hebben of die maatschappelijk ietwat moeilijk zijn en daardoor niet goed in het normale gareel kunnen lo pen. Deze mensen deden tot nu toe verschillende werk zaamheden in de stad, o.m. en dat hebt U in het voorstel of de toelichting op het voorstel kunnen lezen werk in de plantsoenen, dat wij als Gemeentebestuur als zeer geëigend werk voor deze mensen hebben be schouwd. Nu schijnt men elders in den lande ietwat misbruik van deze regeling te hebben gemaakt om daardoor dus het aantal eigen personeelsleden, werk zaam in de plantsoenendienst, öf te verlagen óf niet uit te breiden naarmate de werkzaamheden toenamen. In verband daarmee is een algemene oekaze uitgevaar digd: U moet met dit plantsoen werk stoppen. Toen dat dus zo was, moest men naar nieuwe objecten zoeken. Daarmee liep parallel een andere gedachtengang, n.l. deze: Er was reeds een aantal jaren een groep mensen, die nog wel iets zwaarder werk kunnen doen, bezig met het uit de grond halen van resten puin en steen in bepaalde saneringsbuurten, b.v. ook in het IJsbaan- kwartier. Zwaar werk, smerig werk, en toen is de gedachte opgekomen: Zou het niet beter zijn hen niet alleen iets te laten slopen en niet alleen met deze dingen te laten bezig zijn, maar b.v. te proberen een geselecteerde groep ook tot zinvoller arbeid in staat te stellen? Dat zou hierin kunnen bestaan, dat men bepaalde pandjes die toch gesloopt moeten worden, door deze mensen onder deskundige leiding liet slopen en afbreken. Het vrijkomende materiaal: stenen, plan ken enz., zouden zij kunnen schoonmaken en misschien zouden ze dan ook eenvoudige gebouwtjes kunnen bouwen. Wie dat zo voor het eerst hoort, heeft de neiging te zeggen: Zullen ze dat kunnen, zijn ze daartoe in staat? Nu heeft men in een aantal plaatsen in Nederland hiermee een proef genomen, die tot zeer interessante resultaten heeft geleid. In Almelo en in Assen b.v. is op deze manier door zo'n groep mensen heel behoorlijk werk verricht en zijn er aardige bouw- seltjes tot stand gekomen. Wij hebben dus gezegd: Als we nu toch nieuwe objecten moeten creëren, zou den we het dan ook niet eens in deze richting kunnen zoeken Daartoe is overleg gepleegd met alles wat met het bouwbedrijf in deze stad verband houdt, zowel naar de kant van de werknemers als van de werkge vers, t.w. slopersfirma's die dit werk doen, omdat men natuurlijk zelfs de schijn van concurrentie of treden in andermans werk zal moeten vermijden. Uit deze krin gen is men ook volledig akkoord gegaan met de opzet van dit plan en heeft men alle medewerking toege zegd. Toen dat zover was, kwamen wij natuurlijk voor de vraag te staan: Onder wiens leiding moet dit gebeu ren? En het leek ons goed, ook in verband met de veiligheid van de mensen, voor het deskundig afbreken van bepaalde panden, het schoonmaken van het uit komend materiaal en het opbouwen van nieuwe gebouwtjes, deskundige leiding aan te trekken. Wij zijn er in geslaagd iemand te vinden, die een opleiding heeft op dit gebied, die dus ook praktisch op dit ter rein werkzaam is geweest en daarvoor ook de nodige theoretische bevoegdheden bezit. Wij dachten, dat wij op die manier in deze sector de mensen zinvol werk kunnen laten doen, zoveel mogelijk ook aansluitend bij hun lichamelijk kunnen en dat hiervan een pedagogi sche, een opheffende, werking zou uitgaan. De heer Van Balen Walter heeft nog gevraagd, of de betreffende groep erg groot is. Inderdaad; ook in deze tijd wordt nog steeds een vrij grote groep mensen werkloos of is lang werkloos en niet in staat op eigen gelegenheid of via het Arbeidsbureau weer aan de slag te komen. Dat klinkt ietwat verwonderlijk in deze tijd van hoogconjunctuur, maar het is toch een feit en juist dat feit is voor ons de basis geweest het in deze richting te zoeken. Het is immers ook duidelijk, dat, wanneer de tijd iets slechter zou worden, deze groep onwillekeurig ook weer wat zou toenemen. Dan zouden wij dus ook nog voor hen op een bepaalde manier werk moeten vinden, en, als het even kon, zouden wij ook graag willen, dat dat zinvol werk zou zijn. Al deze gedachten, die ik hier zo duidelijk mogelijk heb ontvouwd, resulteren dus in het voorstel, dat voor U ligt met de toelichting die op papier staat, en ik hoop, dat ik de verschillende vragen die gesteld zijn, hetzij in de algemene toelichting, hetzij vraag voor vraag, zo goed mogelijk heb beantwoord. De heer Van der Schaaf (weth.): Ik moet de vraag van de heer Van Balen Walter, hoe dit cijfer van f 38.825,als onrendabel uit de bus kan komen, nog beantwoorden. Dat is zo in zijn werk gegaan: Bij de voorcalculatie van deze terreinen is men er van uit gegaan, dat de kosten van deze spooraansluiting in de grondkosten zouden moeten worden opgenomen en dus weer terug zouden komen bij de uitgifte van de ter reinen. Nu is het door de gang van zaken nodig ge weest, dat wij op een zeker ogenblik met ramingen moesten werken, omdat wij niet exacte kostenbedragen hadden. Er is toen tegenover gegadigden een bepaalde prijs genoemd, die dus op een voorcalculatie berustte. Naderhand zijn enkele ramingen tegengevallen en de uiteindelijke kosten bij de laatste ramingen een beetje hoger geworden dan bij de vorige raming. Omdat ech ter door het reeds noemen van prijzen de opbrengst van het terrein eigenlijk al was vastgelegd, is er een onrendabel stukje overgeschoten. De norm waardoor dit bedrag bepaald wordt, is dus niet geweest een cal culatie van de rentabiliteit van die aansluiting op zich zelf, maar het uiteindelijke resultaat van enkele tegen vallers in ramingen die niet meer gedrukt konden wor den. Daaronder vielen ook de grondkosten, omdat al prijzen van uitgifte van grond waren genoemd. Zo is uiteindelijk een saldo ontstaan, dat voortvloeit uit een aantal minder juiste ramingen, die overigens waren afgeleid van vorige werken. Door enige uitbreiding, een geringe kostenstijging e.d. zijn die ramingen evenwel iets hoger geworden. De heer Van Balen Walter: Speciaal op het laatste punt zou ik nog wel even terug willen komen. De Wet houder van Sociale Zaken heeft mij volkomen bevre digd, maar de Wethouder van Openbare Werken eigen lijk niet. Ik vind dit toch niet een erg gelukkige gang van zaken, althans vind ik de omschrijving van zo'n post minder gelukkig. Ik kan eigenlijk niet inzien, dat de betiteling „onrendabel"' hier op haar plaats is. U belast dus blijkbaar het Grondbedrijf of de algemene kas één van tweeën; ik weet niet waar dit punt „onrendabel" nu terecht moet komen met een be drag, dat het gevolg is van een foutieve schatting. Eigenlijk, zo heb ik het begrepen en dat lijkt mij ook juister, daar zult U het wel mee eens zijn had de grondprijs deze kosten moeten dekken. In de bere kening van die grondprijs behoren ze thuis. En dan zoek je dus naar een weg, omdat je je vergist hebt (want daar komt het toch eigenlijk op neer) en dat is dus voor de betrokken rekening toch wel een wat ongelukkige uitweg. De hear Santema: Ik stel my foar, dat de gong fan saken dochs ek oars wêze kinnen hie, hwannear't by- gelyks by dy foarkalkulaesjes nou ris in heger bi- drach birekkene wie. Dan soe it miskien krekt oarsom wêze. Yn pleats fan in forliespost soe it dan in winst post as ik it sa neame mei wêze kinnen hawwe. Ik leau net, dat wy hjir it Kolleezje fan B. en W. lês- tich mei falie kinne. De heer K. J. de Jong: Ook een vraag over deze zelfde post. Heeft juist het noemen van een bepaald bedrag ook bepaalde subsidiabele consequenties voor de betrokken industrie U moet een bedrag noe men, om daar een bepaald subsidie van het Rijk op te krijgen. En dan zou ik me kunnen voorstellen, dat U zegt: Dit subsidiebedrag is verleend, dus in dit verband is het wel een beetje moeilijk er op terug te komen, juist in verband met het aanvragen van subsidie door de betrokken industrie. In dat geval zou ik er oog voor hebben, maar het komt er dan natuurlijk wel op

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1961 | | pagina 5