38
39
waar? Dat is niet origineel. (Gelach) Mag ik het hier
bij laten?
De heer Santema wil graag aanwijzing hebben van
de eengezinswoningen. De heer Pols heeft aangeboden
en biedt bij dezen aan om a.s. zondag, wanneer U de
kerkdienst hebt bezocht, met hem een v/andeling te
maken. Dan zal hij ter plaatse aanwijzing doen, want
die straten ken ik niet allemaal uit mijn hoofd, maai
de heer Pols is bereid ze U aan te wijzen.
Ik heb de pathogene elementen, waarvoor de heer
Santema bevreesd is, niet in het rioolwater gestopt;
ik heb ze ook niet ontdekt, maar het is een feit, dat
die nog in dat water aanwezig zijn. En wij moeten dus
voorkomen, dat wij op onze naam krijgen, dat wij hier
in de provincie Friesland de oorzaak zijn van de ver
spreiding van een aantal ziekten. Pathogeen betekent
ziekteverwekkend. Welke die ziekten kunnen zijn, weet
ik niet: gruwelwaterpokken of waterzucht. (De heer
Hoekstra: Paratyphus.) Dat zal het dan wel zijn. (De
heer Van der Veen: Neemt het aantal pathogene ele
menten af met de toeneming van de zuivering?) Nee,
als de zuivering voltooid is, dan is die niet in die mate
voltooid, dat er geen pathogene elementen meer in zit
ten. Op de vraag van de heer Klijnstra over de samen
stelling van een bouwteam kan ik nog even dit ant
woorden. Wanneer zijn suggestie niets anders inhoudt
dan huismoeders in te schakelen, dan is de ingewik
kelde constructie van een bouwteam niet nodig. Intus
sen hoop ik in de loop van morgen misschien nog wel
eens een onderhands gesprek met de heer Klijnstra
over dit geval te hebben. Het lijkt me, dat we dit nu,
met 12 uur in het zicht, niet meer kunnen doen. Ik be
perk mij, want het is al zo laat. Ik meen hiermee te
mogen volstaan.
De heer Vellenga (weth.): De Wethouder van Open
bare Werken heeft zopas al opgemerkt, dat het voor
hem onmogelijk zou zijn om een standpunt van het
College te bepalen t.a.v. de motie, die door de heer
Spiekhout is ingediend. Dat kan o.m. een gevolg zijn
van het feit, dat de leden van het College onderling
verschillend over die motie zouden kunnen denken.
Hoe de heer Van der Schaaf daar tegenover staat, mag
duidelijk geworden zijn. Ik kan mij voorstellen, dat ok
de heer Pols zo meteen zijn mening over die motie zou
willen geven. Ik zou het dus voor mij persoonlijk ook
wel willen doen, waarmee ik dan waarschijnlijk tevens
de gevoelens van de heer Tiekstra vertolk. Ik geloof,
dat men te kort zou doen aan de bedoelingen van de
indieners van de motie, wanneer men haar louter zou
betrekken in de verkiezingssfeer. Maar ook wanneer
die op de achtergrond een rol zou spelen, geloof ik niet,
dat dat op zichzelf verwerpelijk zou zijn. Waar gaat
het om? Ik dacht, dat het ging om de verhouding tus
sen de verschillende categorieën in het totaal aantal
woningen, dat in Nederland wordt gebouwd. Dat is dus
op een gegeven moment dat heeft de heer Heidinga
geconstateerd 55.000 geweest. Het kon in die jaren
ook niet hoger zijn in verband met de financiële arm
slag, waarover de Rijksoverheid beschikte. Het lijkt mij
goed om dit punt op die manier toch zuiver te stellen.
Maar ook toen dit aantal van 55.000 woningen bestond,
was daarvan minstens in de woningwet-sfeer. Men
heeft altijd geprobeerd om die verhouding te handha
ven, ook later, toen men in staat was, om financiële
redenen, het aantal te bouwen woningen in Nederland
op te voeren. Toen bestond toch jaar en dag minstens
de helft van het totaal aantal woningen uit woning
wetwoningen. Pas onder het laatste Kabinet-Drees,
onder aandrang van een confessioneel-liberale meer
derheid in de Tweede Kamer, heeft men dit aantal
woningwetwoningen naar beneden gedrukt en het aan
tal vrije woningen opgevoerd. Dat was dus onder de
K.V.P.-Minister Witte. Die tendens heeft zich nader
hand onder het Kabinet-De Quay doorgezet, waardoor
dus, naar onze mening althans, de verhouding in dat
totaal aantal woningen scheef getrokken werd t.a.v.
de woningwetwoningen. Maar dat is niet alleen onze
mening. In december van het jaar 1961 liep n.l. de
A.R.-fractie storm tegen het bouwbeleid van Minister
Van Aartsen. Een toen aangenomen motie bracht zelfs
mee, dat het Kabinet aftrad, maar naderhand toch
weer is gelijmd en teruggekomen. (De heer Spiekhout:
I960.). Goed, het jaartal mag dan fout geweest zijn,
het feit als zodanig is, dacht ik, zo waar, als het maar
kan. Naderhand, bij de laatste debatten in de Kamer,
heeft dus de A.R.-fractie in woorden althans eenzelfde
standpunt vertolkt, maar heeft daar niet bepaalde on-
sequenties aan willen verbinden. Ik noem in de tweede
plaats het feit, dat nog niet zo lang geleden de secre
taris van het Chr. Nationaal Vakverbond, de heer
Bakker, op dezelfde wijze zijn afkeuring over het lan
delijk bouwbeleid naar voren heeft gebracht. Ik wijs
op het feit, dat de voorzitter van de Nationale Woning
raad, een A.R.-collega van mij uit Amsterdam, dezelf
de gevoelens heeft vertolkt, die ook achter de motie van
de heer Spiekhout leven. M.a.w.: dit wat hier nu uitge
sproken dient te worden, leeft in brede bevolkingsgroep
pen en de kritiek op dit woningbouwbeleid, waar-,
van de gemeenten de weerslag ondervinden waarop
de heer Keuning terecht heeft gewezen leeft niet
alleen bij de Partij van de Arbeid. Nu spreekt de motie
dus uit, dat de woningnood het scherpst wordt gevoeld
door de bevolkingsgroepen met de lagere inkomens.
Waarmee dus echt niet gezegd wil zijn, dat die woning
nood niet bij andere groepen een rol zou kunnen spe
len. Dat is de heer Bosgraaf voor een deel toe te geven.
Maar als zodanig wordt de woningnood het scherpst
gevoeld door de bevolkingsgroepen met de lagere in
komens. Dit feit kan men niet wegredeneren, door te
stellen, dat onder dit Kabinet het werknemersaandeel
in het nationale inkomen gestegen zou zijn. Ik geloof,
dat de opmerking van de heer Ytsma (maar verkeerd
geïnterpreteerd door de andere zijde), dat dank zij de
hoog-conjunctuur de ruimte om hiertoe te komen gro
ter was dan ooit te voren, dus terecht was. Vorige
regeringen zaten öf met de na-weeën van de oorlog óf
met de Korea-crisis öf met de bestedingsbeperking,
waarvoor een Kabinet, waarin een aantal partijen ver
tegenwoordigd waren, mogelijk in zekere zin verant
woordelijk gesteld kan worden. Deze Regering hoeft
aan alle kanten de hoog-conjunctuur mee. Daardoo is
er meer ruimte om tot deze herverdeling van het na
tionale inkomen te komen. Dat betekent dus, dat het
bedrijfsleven meer wil, dat de vakbeweging meer
vraagt, dat de Regering meer toe kan staan. En wan
neer de heer Ytsma dan zegt: Dit is moeilijk te „ver
kopen", dan gaat het niet om die feitelijkheid als zo
danig, die dus ondanks de Regering, maar dank zij de
hoog-conjunctuur een feitelijkheid kan zijn, maar dan
gaat het om de ingewikkeldheid van het hele loon
systeem. De tegenspraak in de verschillende regerings
verklaringen op dit punt is niet duidelijk te maken aan
de arbeiders, over wie het gaat. Ik geloof, dat dat het
punt was dat hem bezig hield, waarbij ook terecht ge
constateerd kan worden, dat nimmer de ontevreden
heid en de teleurstelling en de verbittering over het
hele loonfront ooit zo groot is geweest als juist nu. Op
deze manier naast elkaar zettende: in de eerste plaats
de ontwikkeling, de naar onze mening foutieve tendens
in het regeringsbeleid, waar wij als gemeentebestuur
mee te maken hebben (en mag dat dit jaar nog niet
zo sterk te constateren zijn, de komende jaren zal dat
vast en zeker wel het geval zijn) en in de tweede plaats
de categorieën, waarop wij ons richten, wanneer wij
aan deze motie denken, had ik er dus van mijn kant
wel behoefte aan om, wanneer ik straks vóór deze
motie zal stemmen, dat op deze wijze te motiveren,
De heer Pols (weth.): De heer Vellenga lokt mij
eigenlijk wat uit mijn tent en ik wil daar nog wel iets
van zeggen, maar ik wil dat erg kort doen. Ik wil be
ginnen met te zeggen, dat ik het verschrikkelijk jam
mer vind, dat wij vanavond onze tijd helemaal opge
bruiken met landspolitiek en dat we over de hoofden
van de raadsleden naar buiten eigenlijk de Minister
moeten bewegen tot een ander woningbouwbeleid. Er
is al gezegd, dat het voor een deel dwaze Kamerleden
waren. Ik had wel graag gehad, dat de heer Spiekhout
wat nader omschreven had wat dwaas is en wat niet,
want wanneer je tegenwoordig de wereld eens inkijkt,
dan is het heel moeilijk om het uit elkaar te houden.
Maar om nu even tot dit feit terug te komen, wil ik
toch wel t.a.v. deze motie een paar dingen uit de prak
tijk noemen. En als ik dan zeg: uit de praktijk, dan
zal men toch wel van mij willen aannemen, dat ik wel
iets van de praktijk afweet, want ik heb hier dagelijks
mee te maken. Zelfs komt het voor, dat ik 's avonds
.Jfelf een zeer boze schoonmoeder aan huis krijg, die
[uzie met de inwonende schoonzoon heeft, waardoor ze
ji ook al reeds een tikje beschadigd is. Als bij mij
iis om half twaalf de telefoon gaat en ik een woning-
.cstie moet aanhoren, dan sta ik de mensen ook maar
te woord. Je bent dan toch al bij de telefoon.
Ik wil nog even opmerken, dat hier in Leeuwarden
heus niet alleen woningwetwoningen gebouwd
lieuen te worden. We moeten ook premie-woningen
jouwen en we moeten ook in de vrije sector bouwen.
Ik ..eb zopas aan de heer Van der Schaaf gezegd: Siz
par tsjin Santema, dat ik it him snein wol efkes sjen
§tte wol hoefolle wenningen der boud binne, hwant ik
it der dochs wol in lyts bytsje by neist, dat de
he n' Santema, nou't se sahwat by him foar de ruten
bo uwe, seit: Yn 't Nijlan steane in tritich en mear
linne der net. Mar der binne al oer de hündert; ik sil
se Jo sjen litte. En as hjir dan joun sein is, dat einliks
de Rie it yn hannen hawwe moat, dan soe ik sizze:
^iedsleden, gean dan ek ris by de huzen lans en sjoch
•is liwat der boud wurdt èn hwat der klear komt. Dan
llle Jimme der hjir op dit plak ek wol ris hwat oars
oer redenearje, hwant miskien komt dan ek it misbi-
üt de wrald, dat ek efter de moasje fan de hear
Si khout sit, hwant dy seit: Goedkeape wenten, dat
bi u dan wenningwetwenten, premywenten sitte der
sainvat tusken yn en dan wurde der noch in öfgryslik
load djüre wenten boud. Mar dat binne allinnich it flat
fau de Algemene Friesche en miskien noch in pear;
dy kin men wol oan de fingers fan ien han telle. As
avy dy dus büten üs skóging litte, dan binne hjir gjin
Jljüre wenten boud. En ik haw der respekt foar, dat de
uwkas voor Nederlandse Gemeenten op it eagenblik
[igesinswentsjes bout, dy't forkocht wurde; dy kostje
siis it selde as in premy-wente, mar dan moatte dy
jnsken de premy derby bitelje. En dan soe ik in hiele
tuit biwizen oanslepe kinne, dat it blykt, dat dizze
n.sken ek allegearre in hüs frij meitsje. It is dus net
all inich in kwesje fan wenningwet en premy en net
Bremy.
En als dan de heer Spiekhout vanavond met een
potie was gekomen, die ik van harte had willen onder
steunen, dan had ik deze motie willen hebben: Meer
Woningwetwoningen voor Leeuwarden, meer premie-
Iwoningen en in de vrije sector meer woningen. Dan
kunnen we misschien de stafmensen van onze indus-
jtiiiën ik zou U de namen kunnen noemen die
Iwij vandaag de dag in Leeuwarden niet aan een wo
ning kunnen helpen en die naar Hardegarijp of ergens
anders heen gaan, woningen aanbieden. Men moet dus
niet zeggen, dat we alleen woningwetwoningen moeten
bouwen; we hebben behoefte aan woningen in alle drie
sectoren. En ik zou van harte een motie willen onder
steunen, inhoudende: Wij zijn kern, wij willen industria
liseren, maar wij kunnen alleen industrialiseren, als
we ook woningen krijgen. Wij hebben dus hier behoefte
aan alle typen woningen en daardoor niet aan deze
motie.
De Voorzitter: Nu zit ik in de heel grote moeilijk
heid, dat het 12 uur geworden is en als ik van mijn
kant niet antwoord op opmerkingen, dan loop ik weer
het risico, dat wij de Raad niet in zijn waarde erken
nen. Ik zou dus van mijn kant de Raad willen zeggen:
Er is misschien wel gelegenheid om bij bepaalde posten
op opmerkingen, waarop de Raad toch een antwoord
wil hebben, dat antwoord te geven en ik hoop, dat de
Raad het mij niet kwalijk neemt, dat ik dus op dit
ogenblik geen antwoord geef. Thans is dus als ik
dit zo mag zeggen -tenslotte de afdoening van deze
motie aan de orde en nu wordt door de heer Pols de
suggestie gedaan deze te vervangen door een andere
motie, waarin de Raad van Leeuwarden vraagt meer
woningwetwoningen, meer premiewoningen en meer
vrije-sector-woningen, als ik even mag veronderstellen,
dat de Raad het daarover helemaal eens is. Ik weet
niet, of die suggestie door de voorstellers van deze
motie kan worden gevolgd. Zo niet, dan geloof ik, dat
ik van mijn kant hierover verder ook niet behoef te
praten en dat ik verstandig doe deze motie in stem
ming te brengen. Kunt U het daar mee eens zijn? Ik
mag tenminste aannemen, dat de Raad stemming over
deze motie verlangt. (De Raad reageert bevestigend)
Ik zou dus daartoe willen overgaan.
Bij de stemming over deze motie staken de stem
men.
De Voorzitter: Er zijn 18 stemmen voor en 18 tegen
uitgebracht. (Vóór stemden de heren Vellenga, Hart-
stra, Klijnstra, mevr. Boersma-Hemminga, mevr. Hiem-
stra-Molenaar, de heren Spiekhout, De Vries, J. de
Jong, Volbeda, Mr. Keuning, Venema, Ytsma, mevr.
Ringenaldus-v. d. Wal en de heren Ten Brug, Mani,
Tiekstra, Drentje en Beuving.) Dat houdt in, dat wij
in de volgende vergadering, dat is dus morgen, her
stemming over deze motie zullen moeten hebben.
Dan sluit ik hiermee deze vergadering.