54 55 voel, dat U meer aan een blijvende adviescommissie hebt gedacht. De hear Santema: Yn earste ynstansje haw ik ek oer dizze saek praten en haw ik de freze ütsprutsen, dat de geweldige taname fan it forkear de polysje sa njonkenlytsen foar sokke greate problemen stelt, dat sy dit eigentlik net mear oan kin en doe hawwe Jo sein, dat forskillende ynstansjes: de A.N.W.B. en de K.N. A.C., üs yn dizzen wol foarljochting jowe. Dat is ek allegearre like goed en bést, mar dochs kin ik der net oan üntkomme, lyk as ik yn earste ynstansje al sei, dat it forkear yn sa'n mjitte tanimt, dat ek dizze yn stansjes sa mei wurk bilêstige wurde, dat sy üs yn bipaelde situaesjes hast net mear bystean kinne. Bop- pedat wol ik de deskundichheit fan de brükers fan it forkear hjir yn it stêdsdiel fan üs Gemeente net bi- nefter stelle by dizze ynstansjes. Wy sille yn de ta- komst sunder mis stees faker mei dit probleem yn oanreitsing komme. De polysje hat in ünderbisetting, lyk as wy niis al heard hawwe. Iepenbiere Wurken hat it ek tige drok, hwant wy moatte wit hoe faek in birop dwaen op oaren om üs projekten yn de takomst réalisearre to krijen. En as sadanich soe de idé dy't de hear Spiekhout hjir nei foaren bringt, om sa'n par- kcarkommisje mear in permanint karakter to jaen, dochs wol oanmoedige wurde moatte. (De heer Spiek hout: Dat wilde ik juist niet, mijnheer Santemaj De hear Santema: Net? (De heer Spiekhout: Nee, het is een zaak van operation-research, zo zou men in het bedrijfsleven zeggen; het is dus maar tijdelijk. De heer Tiekstra (weth.): Ad hoe). Yn alle gefallen, hoe dan ek mar, sa'n kommisje stiet, al sil dy net perma nint wêze, dan dochs altiten klear, sa faek as de si- tuaesje dat freget, har advizen to jaen. Dit is in kwes- je, dy't wy graech oan de bioardieling van B. en W. oerlitte wolle, mar, sjoen de yntensiteit fan it forkear, dy't by de dei tanimt, binearet my dizze tastan wol ris. De heer K. J. de Jong: Het parkeervraagstuk gaat ook ons wel aan het hart, maai' ik geloof aan de andere kant, dat het wel een beetje moeilijk is om het College een soort commissie op te dringen, wanneer het College zelf van mening is, dat het hier voldoende middelen voorhanden heeft om ons hierin straks de nodige voor stellen te doen. Ik denk ook in dit verband aan het saneringsplan, dat nu binnenkort aan de orde komt. Daarin is ook met betrekking tot het parkeerprobleem met tal van mogelijkheden rekening gehouden. Moeten wij nu, gezien deze gehele ontwikkeling en gezien ook de voorzieningen die op dit punt voorhanden zijn, nu aan het College vragen: Komt U nu maar zo gauw mogelijk met een parkeercommissie Ik geloof niet, dat dit de weg is. Wel moeten we vragen, omdat het parkeervraagstuk hoe langer hoe nijpender begint te worden, of het College toch op zo kort mogelijke ter mijn voorzieningen wil treffen, maar in dat opzicht heb ik persoonlijk juist de hoop, dat we op heel korte termijn hierover wel voorstellen krijgen die op dit punt vérstrekkend kunnen zijn en Leeuwarden met betrek king tot het parkeervraagstuk een zeer behoorlijk eind vooruitbrengen. Daarom heb ik inderdaad niet zoveel behoefte om nu nog eens weer, via B. en W., een par keercommissie in het leven te doen roepen. Maar dat laat ik overigens gaarne aan B. en W. over; als het maar geregeld wordt. Dan kan het mij niet schelen, of er nu een commissie voor nodig is ja of neen. De Voorzitter: Het College denkt toch ook wel heel sterk in de richting van de heer De Jong, want dit parkeervraagstuk is in een stad als Leeuwarden toch voor een belangrijk deel een vraagstuk voor de binnen stad en de omgeving daarvan. Het kan zijn, dat het, als er straks een andere tijd aanbreekt, ook in de buiten wijken een zeer nijpende zaak zal worden. Op dit mo ment zijn we in Leeuwarden gelukkig nog niet zo ver. En als wij onze aandacht dus op het ogenblik in de eerste plaats nog mogen bepalen bij de binnenstad, dan denken wij onmiddellijk aan de studie tot sanering van deze binnenstad, dus aan het werk van Ir. Kuiper, die op 11 april a.s. de Raad hier een uiteenzetting zal geven. Dan denken wij dus ook om nu toch enkele detailpunten te noemen aan het terrein van de vroegere gasfabriek, aan het vrijkomende bodeterrein, aan een gedeelte van de oude veemarkt e.d. en dan loof ik, dat wij in dat opzicht met de bestaande par- keermogelijkheden in Leeuwarden een situatie hebben die andere oude steden ons toch nog wel kunne., be nijden. Overigens blijkt wel uit dit verschil van mening, tussen de heer Spiekhout en de heer Santema heer Spiekhout ziet een parkeercommissie als een tij delijke commissie, terwijl de heer Santema daaraat juist een permanent karakter wil geven dat ove deze zaak toch wel zeer verschillend kan worden ge dacht. Tot dusver is het standpunt van het Colleg, dus toch nog wel afwijzend, maar dit is een van die dingen die telkens opnieuw de aandacht van het College vra gen en het is dat geloof ik nu toch ook wel namens mijn huurlieden links en rechts te mogen zegg< n - graag bereid dit punt in de komende tijd opnieuw ir. zijn midden te bekijken. Meer durf ik er dus op dit moment niet van te zeggen. Volgno. 98 wordt onveranderd vastgesteld. Volgno. 114. Uitrusting brandweer f 35.825, De heer De Vries: Een korte vraag. Er is dooi' mij naai' aanleiding van de grote brand die het vorig jaar op Snakkerburen heeft gewoed, gevraagd, of er ook slangenmateriaal geplaatst kan worden in Lekku.n en op Snakkerburen. Nu wordt hier geantwoord, dat de zaak voor Lekkum in onderzoek is, maar ik zou hee! graag willen, dat dit ook voor Snakkerburen het geval is. Hier is een zeer intensieve bouw aanwezig; de wo ningen staan alle dicht op elkaar en wanneer er vorig jaar niet enkele waterleidingslangen aanwezig ware: geweest op het betreffende punt, dan was het daar slechter afgelopen dan nu is geschied en daarom zou ik willen vragen: Kan dit onderzoek ook worden uitge breid tot Snakkerburen? We hebben op beide plastsetj wel een heel goede timmerwerkplaats, waar dit ma teriaal kan worden geborgen. Ik zou dit van harttl willen aanbevelen. De Voorzitter: Ik wil U graag toezeggen, dat dal ook bekeken zal worden. Het resultaat van dat bekijken kan ik natuurlijk nu nog niet zeggen, maar toch zal ik het bespreken met de commandant van de brandweer. Volgno. 114 wordt onveranderd vastgesteld. Volgno. 116. Bescherming Bevolking f42.000, De heer Klynstra: Er is bij een vorige vergadering achteraf of wanneer precies weet ik niet, meeged eld, dat wij eigenlijk te lang hebben gesproken over onbe langrijke kwesties als de Bescherming Bevolking Of dit een onbelangrijke kwestie is, moet nog bek, ken worden, maar in de ogen van deze mensen schijnbaar wel. Ik wil me vandaag onthouden van een lang ver haal daarover, behoudens, dat ik het College in ver band met de steeds dreigender situatie in de inter nationale politieke arena graag enkele vragen zou wil len stellen, die van direct belang zijn voor de bevolking van de gemeente Leeuwarden. Vraag 1 is dan: Kan het College inzicht verschaffen in de mogelijkheden, op het ogenblik in Leeuwarden aanwezig, tot bescherming tegen de gevolgen van even tuele ontploffingen van kernbommen Het antwoord zou ik gaarne gesplitst willen zien als volgt: Welke mogelijkheden tot bescherming zijn er: voor het burgerlijk bestuursapparaat, voor het algemeen beveiligingsapparaat: brandweer, politie, artsen e.d., voor het apparaat van de Bescherming Bevolking en voor de overige groepen van de bevolking? Als toe lichting dit: Zijn er in de particuliere, in de bedrijfs sector mogelijkheden, die voor bescherming benut kun nen worden? Zijn er reeds huizen voorzien van spe ciale beschermingsruimte, voor zover aan B. en W- bekend Daarbij denk ik niet aan woningen als het huis der angsten in Kollum e.d., maar hier in deze gemeente aanwezige woonhuizen, die daarvoor ingericht zijn. Vraag 2: Acht het College het niet zijn plicht de Leeuwarder bevolking een duidelijk inzicht te ver schaffen in de mogelijkheden tot bescherming? Vraag 3: Hoewel de autonomie van de gemeente helaas sterk besnoeid is in de laatste decennia, vraag ik me af, of zij toch niet enkele maatregelen kan tref fer. om meer klaarheid in de huidige situatie te bren gen. voor zover het betreft onze gemeente. Dit zou o.a. kunnen door: a. de inwoners attent te maken op de mogelijke ge- vohen van een kernontploffing binnen, resp. buiten de gemeente; b. een goedkoop en duidelijk plan te geven voor het bouwen van schuilgelegenheden, speciaal geschikt voor fflezt gemeente en daarbij denk ik aan haar ligging gedeeltelijk onder de zeespiegel, naar ik meen; c. eventueel aanwezige schuilruimte opvorderbaar te maken; d. subsidie te verschaffen aan minder draagkrachtigen cm tot schuilbouw te komen; e. een begroting op te stellen, waarin de bouw van publieke schuilruimten een belangrijke plaats heeft. Vraag 4: Als gevolg van de niet onmiddellijk gevaar- opleverende kernontploffing zal toch kans bestaan op ganisatie van vitale publieke verzorgingsappara- tuur (ik denk daarbij aan waterleiding, riolering, elek triciteit e.d.), r. welke maatregelen zijn hier reeds getroffen om ||e desorganisatie tegen te gaan? b. welke maatregelen denken B. en W. nog te tref- Het mag bekend verondersteld worden, dat ik per- IJonlijk weinig geloof hecht aan de filosofie van kracht :egenover kracht en dreiging tegenover dreiging. Zij ichter, die daar wel van uitgaan, dienen te zorgen, dat lie idosofie dan ook volledig wordt nageleefd. Ik kan [nu vergissen, maar momenteel doet de verdediging ~3r me min of meer denken aan de ridder, die wel zijn Jans heeft gepunt en zijn schild heeft verstevigd, maar vergeten heeft zijn harnas aan te trekken, een ridder [in zijn blootje dus. (Gelach) Ik ben erg nieuwsgierig ar het harnas, dat ons nog ten dienste zou kunnen )3taan. IDe heer Beuving: Het is Uw College en ook de Raad bekend, dat ik mij op principiële gronden tegen deze post moet verklaren. Ik wil dan ook niet in den brede hierover spreken, ook om niet de indruk te wek ken met een speciaal politiek doel voor de tribune te 'praten. Overigens zal m.i., doordat meer dan één keer jeen brief is ingekomen van een gedeelte van de Leeu warder bevolking inwoners van Cornjum en Stiens en omstreken over het gevaar van atoomopslag op het vliegveld Leeuwarden, dit gevaar genoegzaam bij de burgerij bekend zijn. Ook is bekend, door uitspraken van mijn persoon namens de partij, welke houding deze partij heeft aangenomen. Ik richt daarom alleen het verzoek tot U te willen vermelden, dat ik tegen deze post ben. De heer Kaïnstra: Ik ben heel erg verbaasd over de heer Klijnstra, maar ik heb toch met genoegen mo gen constateren, dat diens houding, zoals die vroeger wel geweest is, schijnbaar veranderd is. Ik meen n.l., [dat de heer Klijnstra bij verschillende gelegenheden, wanneer er gelden gevraagd werden voor een of ander Ivoor de Bescherming Bevolking, daar steeds afwijzend tegenover stond en nu vraagt hij 't College wel degelijk: Heeft U er wel aan gedacht, dat dit of dat moet gebeuren? Maar daar zijn toch gelden voor nodig en wanneer hij beschermingsmaatregelen vraagt, dan mag ik hieruit de conclusie trekken, dat hij het noodzakelijk acht en dus ook bereid is de daarvoor benodigde gelden te voteren. De Voorzitter: Ik zal van mijn kant hier iets van moeten zeggen en dan zal dat dit zijn: Wanneer over enige tijd en uit de aard van de zaak zeer onverhoopt een oorlog mocht uitbreken, dan zal er op een bepaald ogenblik een evacuatie van de bevolking van Leeu warden moeten plaats vinden. Want als wij de ver- I onderstelling van de heer Klijnstra, dat die oorlog met nucleaire wapenen zou worden gevoerd, zouden willen volgen, dan zal, in verband met de aanwezigheid van de vliegbasis, dit gevaar zo groot zijn, dat er toe zal moe- J ten worden overgegaan de bevolking van Leeuwarden op een bepaald ogenblik, een ogenblik, dat de Rege ring, voorzover die dan inderdaad in staat is om be sluiten te nemen, zal bepalen, gedeelten van de stad of op een zeker moment de gehele stad te evacueren. Wanneer die veronderstelling werkelijkheid mocht wor den en de stad onbewoonbaar zal worden, heeft het dus geen nut binnen deze bebouwing maatregelen te nemen voor huisvesting van een bestuursapparaat noch voor beveiligingsinstanties, noch voor de B.B., noch voor andere delen of de gehele bevolking. Ook niet voor bedrijven. En de situatie zal dan dus zijn, dat ieder die zijn leven lief heeft, zal moeten zorgen op een voldoende afstand van de mogelijke gevarenplek te zijn. Hiermee is, dunkt my, eigenlijk ook wel op alle vragen en op merkingen van de heer Klijnstra een antwoord gegeven. Het heeft dus geen praktisch nut binnen deze bebou wing bepaalde schuilgelegenheden te maken, noch heeft het praktisch nut ten aanzien van woonhuizen of be drijven beveiligingsmaatregelen te treffen. En het zal dus alleen zaak zijn om de evacuatie voor te bereiden plus de zo veilig mogelijke huisvesting op een zo veilig mogelijke, laat ik zeggen: voldoende veilige afstand. Want wy moeten over deze zaken, die men op deze wijze gemakkelijk kan uitspreken, natuurlijk buiten gewoon zwaar denken. Een uitbarsting van een atoom bom van de grootte zoals die tegenwoordig schijnt te bestaan, geeft ook een enorme radio-actieve neerslag en men zal dus ook op zelfs vrij grote afstand van een dergelijke ontploffing naar gelang van de windrich ting tegen die neerslag niet veilig zijn, tenzij men ter plaatse waar men is, dan toch tegen die neerslag de nodige maatregelen kan nemen. Ik zou van mijn kant met deze mededelingen willen volstaan. Ik geloof, dat de heer Beuving, die enkele verklaringen heeft afgelegd, geen antwoord behoeft. Het standpunt van de heer Beuving was ons bekend en dat is dus opnieuw door hem onderstreept. Ik weet niet, of de heer Klijnstra behoefte heeft om van zijn kant in tweede instantie te spreken. De heer Klynstra: Ik zou haast zeggen: ik ben ver heugd, maar eigenlijk past dat woord „verheugd" hier niet best. Ik vind het echter goed, dat U deze zaak zo ernstig stelt. Dat U zelf als Voorzitter van deze Raad ook tot de conclusie bent gekomen of misschien al lang gekomen bent, dat er tegen atoomwapens, zoals die op het ogenblik zijn voorbereid, weinig meer te doen valt dan evacueren. Nu noem ik de mensen of de lan den vaak by de naam. Zo denk ik niet, dat het Ge meentebestuur van de Russische minister-president een brief of een telegram zal krijgen: dan en dan komen we. Of: dan en dan wordt daar een bom uitgeworpen. Ik bedoel dit: Krijgen wij in Leeuwarden wel de tijd om te evacueren? Is dit allemaal wel voldoende overdacht? Ik dacht, dat zoiets best kan komen als een dief in de nacht. En nu heeft de heer Kamstra gedacht, dat ik van een Saulus een Paulus zou worden. (Stem: An dersom.) Nee, het is, zoals ik gezegd heb. (Gelach) Helaas is de zaak van de bescherming in het water gevallen. Bij herhaling blijkt mij nu, dat de Bescher ming Bevolking met al haar actieve leden hier in de stad dan eigenlijk niet zo heel veel meer heeft te doen, dunkt me. Als de gemeente Leeuwarden bij een atoom- aanval moet evacueren, dan zal bescherming dus alleen van nut kunnen zijn bij een conventionele oorlog. Ik weet het ook niet, ik ben ook geen kristalkijker, ik hoop met allen uit deze Raad, dat het geen van beide zal worden. Maar misschien maakt men nog wel iets verschrikkelijkers, zoals de laatste dagen is aange kondigd. Wij weten het niet, maar ik hoop, dat de Raad ook wil inzien, dat wij deze zaak niet zo maar, om nu maar eens even dwars te willen, naar voren brengen of om ook wat te willen zeggen. Dit gaat zeer diep by ons en ik dacht, dat wij diep moeten leven, vooral in deze tijd. Ik ben van mening, dat ook wij erkenning mogen vragen, mogen eisen, voor wie we lief hebben en voor wat ons dierbaar is. Ook wij van onze kant hebben het goede met de mensheid in haar geheel voor en willen een betere bescherming dan de burgerbescher ming van vandaag-de-dag. De Voorzitter: Ik geloof, dat het weinig nut heeft om over het principe t.a.v. deze zaken met de heer Klijnstra uitvoerig van gedachten te wisselen. Deze A*

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1962 | | pagina 28