4^ 4^
12
ring van particulier bezit. Er zullen daar, verwacht
men, patates-frites-zakjes, sigarettendoosjes, ijscopa
pier en andere verpakkingsmaterialen veelal in de voor
tuinen van de woningen terechtkomen. Een parkeer
verbod dat is punt 2 is een aanmerkelijk bezwaar
en een belangrijk nadeel voor de betreffende bewoners
van de Harlingerstraatweg en Troelstraweg die wegens
de uitoefening van hun beroep of bedrijf de beschikking
dienen te hebben over een auto, doch geen garage bij
huis hebben, deze auto dus voor hun woning moeten
parkeren en die relaties of patiënten aan huis ontvan
gen; dit is een bezwaar, dat ook al in de bespreking is
genoemd. En dan stapt deze groep ingezetenen over op
het derde punt, het gezichtspunt „algemeen belang", en
gaat dus argumenteren met de grote afstand van het
centrum van de stad naar deze nieuwe halteplaatsen. Zij
vinden, dat de gemeente Leeuwarden, Frieslands kern,
hiermee niet de nodige service verleent noch aan de
buspassagiers, die ver uit het centrum moeten uit- en
instappen, noch aan het Leeuwarder zakenleven. Dus
een tekort aan service. Het vierde argument is dit: Uit
een oogpunt van verkeersbelang, verkeersveiligheid,
treedt er geen verbetering op, omdat de Troelstraweg
en de Harlingerstraatweg ter plaatse te smal zijn. Er
wordt gewezen op de splitsing Harlingerstraatweg
Spanjaardslaan Troelstraweg. Dit zijn punten, die
in de discussie ook al zijn genoemd.
Dit is dus de zakelijke inhoud van de bezwaren, die
ter sprake zijn gebracht. Een belangrijk punt hierbij is
de vraag: is hier voldoende overleg geweest o.a. met de
belangrijkste groep van belanghebbenden, zijnde de bus
ondernemingen? Daarover is al in 1956 gecorrespon
deerd met deze ondernemingen en het is toch wel van
belang, dat de Raad daarvan kennis neemt. Op 23 no
vember 1956 hebben B. en W. de ondernemers van de
interlokale busdiensten een uitvoerige brief geschreven
op het door hen aangegeven adres. Daar staat o.a. in:
„Naar onze mening komen de volgende punten voor
een dubbele abri in aanmerking: 1. het Blokhuisplein;
2. de Bleeklaan bij Hotel de Bleek; 3. de Harlingerstraat
weg voor perceel no. 2B; 4. de Harlingerstraatweg
nabij het Harlingerplein, ter plaatse van de tegenwoor
dige halte, tussen rijweg en rijwielpad; 5. de Verlengde
Schrans in de groenstrook tussen hoofdrijbaan en vent-
weg, tegenover perceel no. 36, terwijl op de volgende
plaatsen met een enkele kan worden volstaan: 1. de
Vredeman de Vriesstraat voor het perceel no. 20; 2. de
Mr. P. J. Troelstraweg voor de percelen nos. 10 en 12".
Dat zijn dus precies de plaatsen die nu in het raads
voorstel zijn aangegeven, maar dit is misschien som
mige leden van de Raad te oudbakken. Daarom doe ik
nu mededeling van een volgend schrijven, n.l. van 19
februari 1962. Ik meen, dat het bij de stukken ter in
zage heeft gelegen. Het is van deze inhoud: „De direc
ties van de L.A.B., de L.A.B.O. en de N.O.F. stellen
gezamenlijk f4.000,beschikbaar, (hetgeen dus de
zerzijds in dank wordt aanvaard) en dat heeft betrek
king op de abri's op het Wilhelminaplein. Aangenomen
wordt, dat de wachthuisjes door de Gemeente in eigen
dom worden aanvaard en dat deze aansprakelijk is voor
het onderhoud. Het zal ons aangenaam zijn, indien
thans eveneens zou kunnen worden overgegaan tot
plaatsing van de abri's voor de interlocale autobus
diensten op de plaatsen en voorwaarden, omschreven
in Uw brief van 23 november 1956". (waarvan ik zo
even lecture heb gedaan). Het College had dus toch
wel op grond van deze stukken zeer goede gronden om
aan te nemen, dat de busondernemingen met deze
plaatsen akkoord gingen, terwijl deze busondernemin
gen in dezelfde brief de bedragen op tafel leggen en
verwijzen naar de brief, waarin de abri's op precies
dezelfde plaatsen zijn aangegeven als die, welke het
College thans voorstelt. Als we nu op deze grondslag
niet meer kunnen werken, dan wordt de zaak toch wel
heel wankel. Nu kan het in het leven gebeuren, dat
men sommige dingen met groot enthousiasme doet en
andere nolens volens, maar dit laatste kan in dit geval
toch beslist niet van de busondernemingen, die zich
toch wel zeer duidelijk voor de onderhavige halteplaat
sen hebben uitgesproken, worden beweerd. En daarom
heeft het het College wel zacht gezegd eniger
mate verwonderd, dat nu het bericht in de stad circu
leert, alsof die plaatsen volkomen zonder overleg met
de busondernemingen zouden zijn bepaald.
Het is de Raad nu volkomen duidelijk, zou ik zeggen,
dat de brief van 2 april 1962 ik heb hem U zonet
gerecapituleerd toch bepaald wel zeer duidelijk f-
wijkt van de brief van 19 februari 1962. (De heer Pols
(weth.): Die is mede van de N.T.M.) Inderdaad. Toen
we dus dit voorstel in zee deden gaan, hadden we vol
komen de benen op de grond; dat wil ik toch wel met
alle duidelijkheid stellen.
Nu kom ik tot de vragen, zoals die door de raads
leden zijn gesteld.
De heer Van Balen Walter erkent de bezwaren, die de
bewoners van het plaatsen van een abri voor hun woning
zullen hebben te ondergaan; dit is nu echt wat men
volgens hem zou kunnen noemen „een bril op de neus'
want het is ook nog doorzichtig glas. (De heer Pols
(weth.): In de Vredeman de Vriesstraat is toch het
zelfde het geval.) Inderdaad, dank voor het souffleren,
maar ik had het wat anders gearrangeerd in mijn be
toog. (Gelach) Ik kan volkomen toegeven, dat iemand
die een abri voor zijn woning krijgt, dat als een nadeel
ziet. Dat ga ik niet betwisten. Maar ik wil dit wel zeg
gen, dat we, wanneer de Raad deze bezwaren zou
kennen, dan in de hele stad nooit weer een abri kun
nen plaatsen, tenzij op die enkele punten, waar het m t
voor een woonhuis zou zijn, maar dan zou de voorzie
ning, die daarmee zou kunnen worden bereikt, volkó
men onvoldoende zijn. Dit neemt niet weg, dat het een
bezwaar b 1 ij f t. Om echter dat bezwaar nu te kwalifice
ren, zoals in het adres wordt gedaan, als een waarde
vermindering van particulier bezit e.d., daar kun
nen wij, dacht ik, toch niet voor blijven halthouden. ik
zie het trouwens zo, dat, door het aanwezig zijn van
een abri voor een huis, de waardestijging daarvan iets
minder zal zijn dan wanneer die er niet voor zou staan,
maar het b 1 ij f t een nadeel; dat praat ik niet weg.
De heer Van Balen Walter vraagt verder: Zou je
hiervoor ook een schadevergoeding kunnen declareren
Declareren misschien wel, maar gehonoreerd zien, dacht
ik niet. (Gelach) Het gaat hier om een volkomen recht-
matige overheidsdaad, terwijl de schade uitermate be
twistbaar en zeker niet aantoonbaar is. Daarom zou ik
dus degenen, die met dit plan rondlopen, toch het advies
willen geven: spaart U zich deze moeite.
De heer Van Balen Walter vroeg tevens: Zou nu aan
de parkeerverboden, die het gevolg zijn van de aanwe
zigheid van deze abri's, niet een beetje soepel de hand
gehouden kunnen worden? Ik wil hierbij even opmer
ken, dat van de 12 ondertekenaars van het bezwam
schrift, bewoners van de Harlingerstraatweg en de
Troelstraweg, de bewoners van de huizen met de oneven
nummers afvallen, want men mag aan de overzijde wel
parkeren. Deze mensen deden dus alleen een dienst van
goede buurschap door dit stuk mede te ondertekenen,
maar pleitten niet voor zichzelf. Wat betekent dit be
zwaar verder? Niet dat over 60 m niet kan worden
geparkeerd. Het is over 12 m, gerekend vanuit de uit
einden van de abri's; het is dus op zijn hoogst over 30 m
en wat betekent dat bezwaar nu? Ik streep het hele
maal niet weg, maar ik wil het in zijn proporties stellen
Dat bezwaar betekent dus, dat men dan 15 m verder
zal moeten lopen. (Stem: Dan moeten de patiënten
maar met de bus komen.) Ik heb iemand horen zeggen
dat hij er een cliënt aan verloren had, maar ik poneer
daar tegenover, dat een uitstaphalte voor een kantoor
ook een aantrekking kan zijn. Ik geloof niet, dat wc
moeten beginnen aan een soepele toepassing van het
parkeerverbod, want dan zouden we op tientallen plaat
sen in de stad, waar stadsbushaltes zijn, tot soepele toe
passing moeten komen en dan zou dit onderdeel van
onze verkeerswetgeving hier in Leeuwarden ten enen
male zijn gedegradeerd. En ik zou daarom, als de heer
Burgemeester als hoofd van de politie een advies van mij
in overweging wil nemen, dit toch niet als een aanbe
veling naar voren willen brengen. (Gelach)
De hear Santema seit, dat de minsken, doe't hja fan
it pleatsen fan de abri's hearden, mar sa'n koarte tiid
hienen om biswieren yn to tsjinjen. Mar hjir binne se
dochs. De lju hawwe dus wol de gelegenheit dy't der
noch wie, brükt. Ik leau ek net, dat wy hjir in bipaelde
prosedure foar nedich hawwe; dy wurdt yn elts gefal
net foarskreaun. It Kolleezje kin op dizze wize ta it
pleatsen fan de abri's oergean. Soe it lykwols hjoed-de-
dei de abri's net pleatse op de plakken dy't yn it rieds-
13
utstel steane, mar op oare plakken, dan soe it, tinkt my,
de lju, foar hwaens huzen hja dan to stean komme, min-
oftomear to koart dwaen; dyjingen, dy't hjir nou bi
swieren ynlevere hawwe, binne dochs wol oan har
trekken kommen. Kin dit op 'e nij bisjoen wurde, is
I frege. Dêr bin ik nou minoftomear mei dwaende en ik
I leau net, dat wy dêr nei de ein fan dit bisprek noch
I bihoefte oan hawwe. Ik foar my alteast net.
De hear Santema woe it plak fan de halte oan de
I Troelstrawei foroarje. Nou wol ik wol earlik sizze, dat
ik it biswier fan de biwenners fan it perseel Troelstrawei
10 greater achtsje as fan de biwenners fan it perseel
Harnzerstrjitwei 2 B. Dat kin ik him dus tajacn, mar
dat bringt my net ta de konklüzje, dat wy dit nou mar
oars dwaen moatte. De hear Santema frege n.l.: Soe
men dizze abri net better foar de ünbiboude romte tus-
ki n de nümers 16 en 18 pleatse kinne Ik haw der foar
sticn en op dat plak soe dy yndied minder hinderlik wêze
a hwer't se nou planearre is. Mar der kin foroaring
komme; as de biwenners fan dy huzen op in kear in
auto oantuge en as hja oer de iepen romte nei of ut
in garaezje cfter yn har tün wolle, dan soe krekt dêr in
abri stean. Dat liket my ek in great biswier. Dêrom kin
ik dy suggesty fan de hear Santema net oernimme.
It ütsicht, seit de hear Santema, wurdt dêr minder.
J op de mominten dat der bussen steane, is it ütsicht
efkes minder, mar op de mominten, dat de bussen der
net steane, bliuwt dêr it parkearforbod en dan meije dêr
dus gjin weinen stean. Foar dy folie langere tiid wurdt
it ütsicht dus better. (De hear Santema: It giet krekt
j om de bussen, mynhear de Wethalder.) Ja, mar dy bus
sen steane der deis mar in oantal minuten en it gefolch
fan de ynstelling fan de halte is, dat der in parkear-
fi bod komt to lizzen op 12 m en dat wol sizze, dat de
hiele dei op it plak, hwer't dat parkearforbod foar jildt,
neat stean mei, sadat it ütsicht oer de hiele dei, minus
dy pear kear in pear minuten, better wurden is. (De heer
Van Balen Walter: Maar je kunt tijdens het parkeer-
1 v rbod niet van je eigen auto genieten.) Né, dat spyt
my dan tigc foar de bitrutsene. De hear Santema seit
I fierder noch, dat hy op de Forlingde Skrans dan ek noch
wol in abri ha woe. Soe it net in biswier wêze, as dy foar
in hüs kaem to stean? (De hear Santema: Dat moatte
L. en W. ütsykje.) Wy sille it yn bitinken nimme, hwant
it is wol hwat in fier ein en ik kin my foarstelle, dat
men, as it Nijlan fol is, dêr oan de Forlingde Skrans
mei dat hiele efterlan, ek wol in abri hawwc wol. Ik
11 au dus, dat, as wy fierder geane op dizze wei, der op
dat punt dan ek wol ien komme sil. Yn elts gefal fynt
dat yn my wol in foarstanner, as ik der dan alteast noch
1 wat yn to sizzen haw.
De heer Hoekstra zegt: De Troelstraweg is te nauw
oor een halte. Ja, hij is niet zo ruim als we wel zouden
wensen, maar een halte is er al aan die weg, n.l. een
tadsbushalte, zodat wc door de plaatsing van een abri
de toestand van de rijweg niet verminderen.
Dan zegt de heer Hoekstra en dat heeft ook de heer
Santema gezegd: Hadden we de A.N.W.B. en de Rijks
verkeersinspectie niet moeten vragen? We kunnen de
ijst natuurlijk uitbreiden. Ik noemde zonet bij in
terruptie al de K.N.A.C. en we hadden misschien
nog wel andere, bijv. de bond van rij-examenmensen,
kunnen vragen. Dat kan men doen en dat kan men niet
doen, maar daar wij tot voor enkele dagen mochten
aannemen, dat we het met deze mensen eens waren,
hadden wij daar toch eigenlijk weinig behoefte aan. Ook
is nog gevraagd: Wil men niet het effect afwachten van
de instelling van de nieuwe halte op het Wilhelmina
plein en eens kijken, hoe het dan loopt? Men bedoelt
waarschijnlijk: wat het effect daarvan is op de halte
tegenover de Groene Weide. Ik geloof, dat dat niet
zuiver is, want in de gedachtengang van het College
wordt te eniger tijd de halte tegenover de Groene Weide
toch opgeheven. Zolang men èn op het Wilhelminaplein
die halte maakt en die nieuwe halte èn die andere hand
haaft, krijgt men niet een zuiver beeld. Wanneer men
die laatste wegneemt, dan gaat het publiek zich pas
definitief aan de veranderde situatie wennen en dan
komt de zaak in de vorm, waarin zij uiteindelijk zal
moeten komen.
De Harlingerstraatweg is volgens de heer Hoekstra
ook al niet zo geschikt en de plaats, waar de halte ge
dacht is, is z.i. een beetje te dicht bij de rotonde. Daar
over kan men van mening verschillen. Ik ben gisteren,
zogezegd „met zin", nog eens die rotonde omgereden en
ik heb mij toen ingedacht, dat daar op die halte een bus
zou staan. En dat kwam goed uit, want daar stond juist
een schaftwagen die ik dan maar voor een bus heb aan
gezien en het ging daar werkelijk nog wel. Ik geloof
toch, dat het een verbetering is t.o.v. de toestand tegen
over de Groene Weide, want daar heeft men altijd nog
de uitmonding van de Pier Panderstraat, de korte af
stand tot de Vrouwenpoortsbrug e.d. Daarom meen ik,
dat dit wel een verbetering is.
Voorts heeft de heer Hoekstra het nog gehad over
de Schaverneksbrug en de plaats waar de benzinepompen
stonden. Ik geloof niet, dat U van het College een voor
stel kunt verwachten om zo dicht bij de halte aan het
Wilhelminaplein nog een abri te plaatsen, als dat al
thans Uw bedoeling was.
De heer Keuning heeft een betoog gehouden, dat
grotendeels kan dienen tot ondersteuning van het stand
punt van het College. Hij wijst er op, dat, als de nu ge
combineerde halte voor de richting Stiens en de richting
Marssum over twee punten wordt gespreid, dit een ver
betering zal zijn en dat is het College uiteraard van
harte met hem eens. Een bezwaar is misschien, dat deze
haltes dan tamelijk dicht bij de kruispunten worden ge
houden, maar dat is dan ook weer overwogen in het
belang van het voetgaande publiek, dat zich vanaf die
plaatsen zal moeten begeven naar de plaats van be
stemming. Hoe verder men nu die haltes van de stad
afschuift, hoe groter de afstand weer is voor het zeer
grote aantal buspassagiers, dat daar wil instappen. Wij
menen dan ook, dat dit de juiste oplossing is, waarbij èn
de belangen van het autorijdend verkeer èn de belangen
van de voetgangers op een harmonieuze wijze worden
gediend.
De heer Keuning is van mening, dat de halte tegen
over de Groene Weide niet gehandhaafd kan worden en
dat ben ik met hem eens. Zijn vraag, of ook voor de
plaats van de bushaltes overleg is gepleegd met de
busondernemingen, heb ik in het begin van mijn betoog
door het aanhalen van een brief van november 1956 vol
doende beantwoord.
Dan wilde de heer Keuning aan B. en W. een zekere
vrijheid geven in de plaatsing van de haltes. Gezien wat
er zich nu over deze zaak heeft afgespeeld, ben ik eigen
lijk een beetje bang voor die vrijheid en ik zou het nu
maar zo willen houden, zoals het in het raadsvoorstel is
neergelegd en, als de Raad dat kan accepteren, dan
heeft die keuze dus de sanctie van de Raad en die is
toch nog wel altijd iets zwaarder dan die van het Col
lege alleen.
De heer Kamstra vraagt, waarom de Rijksverkeers
inspectie niet is geraadpleegd. Dat is geweest, omdat
dit niet is voorgeschreven en wij hebben dit, naast de
adviezen van onze eigen dienst en de Verkeerspolitie
en de overeenstemming met de busondernemingen, niet
nodig gevonden. En ik geloof toch ook niet, dat dit een
advies zou zijn, dat veel aan de zaak zou hebben kunnen
veranderen.
De heer Heidinga maakt de opmerking, dat door het
zeer doorzichtige karakter van de abri's, nauwelijks van
belemmering van het uitzicht kan worden gesproken.
Ik geloof ook, dat dat juist is. De heer Heidinga vraagt
vervolgens nog iets, dat vrij moeilijk is. Hij zegt: Na de
behandeling van deze zaak in de Commissie Openbare
Werken is naar voren gekomen het gezichtspunt, of we
niet ten koste van de berm en de gracht de halte tegen
over de Groene Weide zouden kunnen verschuiven in
oostelijke of noordoostelijke richting. En wat dat zou
moeten kosten? Dat is niet zo eenvoudig: 50 m parkeer-
strook van 2 a 2.5 m breed. Wilt U het misschien even
uitrekenen, mijnheer Heidinga? Maar dat is het na
tuurlijk niet alleen, want het trottoir moet dan worden
verlegd en dan moet er een opbouw komen vanuit de
gracht en dat is heel lelijk. Ik zou het voor f 15.000,
niet willen aannemen, maar voor f 55.000,ook niet.
Ik beschik echter niet over de juiste cijfers; alles wat
ik over de kosten zeg, is een slag in de lucht, maar ik
wil U wel verzekeren, dat ik het heb bekeken. Als we
uitgerekend op de smalste plaats van de berm deze ver
legging zouden toepassen, dan moeten we daar zeker
misschien zelfs wel loodrecht uit de gracht of loodrecht
op de waterlijn een constructie bouwen, die zal moeten
worden verankerd, en dat kost hopen geld. Dit dus in