4 De heer Kanistra: Ik dank U zeer voor de hulp, die ik van U heb gekregen. Ik zal dan maar verder praten. Ook voor mij was het wel een groot probleem om er zo zonder meer mee akkoord te gaan, dat die bomen daar zouden worden gerooid. En ik ben toen eens langs de Bleeklaan gefietst en heb hier en daar even gezien. Ik zag inderdaad, dat er in de trottoirs en ook in som mige stoepjes verzakkingen waren en in andere ver hogingen. Toen ben ik maar eens zo brutaal geweest ergens aan te bellen om enige van de bewoners iets te vragen. Ik weet niet, of diens naam op de lijst met handtekeningen stond. Maar ze waren heel schappelijk en vertelden me, dat ze inderdaad last van de bomen hebben. Aan het stoepje van no. 44 kunt U zien, dat er nogal het een en ander aan mankeert en dit wordt ver oorzaakt door de boomwortels. Op no. 42 hebben ze het euvel vorig jaar zelf al hersteld. Op nos. 36 en 38 zijn er dit voorjaar reparaties verricht aan de riool buizen. En er zijn daar scheppen vol verrotte boom wortels weggehaald. De bomen op zich zelf zijn prach tig om te zien, maar ze staan te dicht by de huizen. Hoe jammer men het ook zal vinden, dat het College ze in het najaar wil rooien, men moet toch toegeven, de Bleeklaan dan niet een boomloze straat zal worden. Men gaat weer nieuwe bomen planten. En nu kan men wel menen, dat de adressanten hier een klein beetje overdrijven en misschien is dit ook wel waar, maar men moet het er altijd een klein beetje dikker op leg gen, want onwillekeurig probeert degene, die het adres krijgt, er zelf wel wat af te doen. Ik kan me indenken, dat dit gebeurd is. Maar m.i. is de gedachte, die het College op het ogenblik heeft, om de bomen te rooien, inderdaad de juiste. Men streeft er hier naar te voor komen, dat er nog meer schade komt. Ik kan volkomen met het voorstel akkoord gaan. De heer Venema: Ik wilde wel een praktische vraag stellen. Men praat over beschadiging van de riool buizen en van het vernietigen van de stoep door het optrekken van de wortels. Maar geldt dat niet voor het trottoir aan de kant van de gasfabriek? Daar lig gen ook rioolbuizen en daar ligt ook een trottoir. Zou het nu wel goed staan, als er aan de ene kant nieuwe boompjes komen en de grote bomen aan de andere kant blijven staan? Daar twijfel ik aan. Het lijkt mij ver standiger om dan radicaal te zijn en aan beide kanten nieuwe boompjes te zetten, een ander soort dan deze natuurlijk, anders hebben we na verloop van tijd weer hetzelfde geval, maar dat vertrouw ik onze dienst wel toe. De heer De Vries: Ik zou het niet zo radicaal willen doen als de heer Venema; daarover behoeven we het ook niet eens te zijn. Maar als nu de bomen, die langs de gasfabriek staan, worden gespaard, dan is mijn vraag deze: Kunnen de bomen, die langs het Vijver park staan, dan ook niet gespaard blijven, want dat is toch wel een mooi geheel en die bomen passen daar goed bij. Ik geloof, dat het niet nodig is die te kappen, want niemand heeft er daar last van. De Voorzitter: Nu zal ik tot de beantwoording over gaan. U moet me ten goede houden, ik kijk even zo links en rechts, want U weet, wij zijn wel wat erg onthand door de afwezigheid van de Burgemeestér en de Wethouder van Openbare Werken. Deze kwestie valt niet onder Sociale Zaken; het Gasbedrijf is er natuur lijk wel bij te halen, maar toch ook maar zeer zijdelings. Laat ik dus de beantwoording maar op mij nemen. Uit het voorstel en ook uit het adres blijkt wel, dat deze zaak al een paar jaar bij het College in behande ling is. Het eerste adres is van november 1960. Tot aan het laatste adres toe heeft het College eigenlijk het standpunt volgehouden, dat ook door de heer De Jong is verdedigd, n.l. die bomen staan daar, wij zijn nu eenmaal schaars bedeeld met bomen, laten we ze toch zo goed mogelijk handhaven. Toen is er nog een tussengedachte geweest om de bomen om de andere te rooien. Dat is natuurlijk ook een moeilijke zaak, want dan doet men degene, die een gerechtvaardigde klacht heeft en waar een boom voor de deur blijft staan, geen recht en het zou dus wel eens kunnen zijn, dat iemand die het adres niet mee ondertekend heeft, de boom kwijtraakt. Men zou moeten zeggen: Gelijke monniken, gelijke kappen. Nu geloof ik, dat de Raads leden, die mag ik het zo zeggen min of meer luchthartig over de schade hebben gesproken, die niet moeten onderschatten. Over het algemeen kunnen .o zeggen, dat een straatbeplanting met bomen, vooial wanneer deze snel opgroeien en grote kruinen vormen, uiteraard een licht-onderscheppende werking heeft, ik geloof, dat dit niet een argument is, waarvoor men onder alle omstandigheden uit de weg moet gaan. Het kan zelfs wel eens plezierig zijn, in de schaduw van een grote boom te toeven, om nu eens lyrisch te worden. Maar ik geloof wel, dat het Gemeentebestuur zich rekenschap moet geven van de schade, die in het bijzonder door het wortelgestel van deze bomen aan de eigendom van anderen wordt toegebracht. Dat is, geloof ik, het probleem ook. Daarom kan dus b.v. de Gemeente wel zeggen: Laat die bomen bij de Gas fabriek maar staan; die is ons eigendom. Boven dien is de zaak daar nog wat moeilijker, omdat juist daar de grond vrij veel gas bevat, ook waarschijnlijk van de oude watergasproduktie nog, want dat is de reden, waarom deze populieren na de tweede wereld oorlog of het de vorige is of de laatste, weet ik niet aan die Bleeklaan geplant zijn, omdat deze boom nog het beste bestand was tegen het gas, dat in de grond aan de Bleeklaan voorkwam. Dit is een snel groeiende boom, wat boven de grond niet zo erg is, maar in de grond wel. Er is dus aantoonbare schade aan de wo ningen door het wortelgestel van deze bomen. Dat is nu, na zoveel jaren, het geval. Hoe langer die bomen staan, hoe ernstiger dit euvel uiteraard wordt. Daarom geloof ik, dat we op een bepaald moment een keus moeten doen en dat dus het College volkomen terecht, toen het adres bij de Raad is ingezonden, de bezwaren heeft afgewogen, die ingebracht zijn door deze onge veer 50 adressanten tegenover het, laten we zeggen, tijdelijk ontluisteren van de Bleeklaan. Nu geloof ik, dat men die ontluistering van de Bleeklaan ook niet zo ernstig behoeft te nemen als kennelijk verschillenden van U doen. Het speelt zich het meest af aan de west kant van de Bleeklaan, waar het, zoals U weet, voor tuintjes zijn van een beduidend minder grote diepte dan aan de oostkant. Bovendien wordt hier en daar dat merkte de heer De Vries terecht op de huizenrij onderbroken. Daar is eerst het stuk bij de Gasfabriek, ten aanzien waarvan dus al voorgesteld is de bomen te laten staan. Wat de bomenrij langs het Vijverpark betreft, ik weet niet, of die kunnen blijven staan. Dat moet nog even worden nagezien. Ik weet ook niet, of die nu in het trottoir staan of in het park. (De heer J. de Jong: In het trottoir.) Uitgangspunt is en dat blijkt dus ook wel uit de lange tijd, dat we met dit probleem bezig zijn: zo van november 1960 af tot heden toe wel geweest: Behouden wat zo enigszin-i mogelijk behouden kan worden, maar waar de situatie te rechtvaardigen bezwaren oplevert, daar dan ook consequent de bezwaren wegnemen. En dus door middel van herbeplanting zorgen, dat binnen een redelijk tijd verloop de Bleeklaan yndied wer in leane is, mynhear Santema. Ik geloof, dat ik daarmee over dit punt wel gezegd heb wat er over te zeggen viel. De opmerking fan de hear Santema, oft men dizze 50 adressanten nou wol as in represintaesj of in mearderheit fan de biwenners fan de Bleek- leane biskögje kin, giet, leau ik, net alhiel op. hwant dan soe men allinnich ütgean moatte fan de biwenners fan de Bleekleane dy't dizze popu lieren foar har huzen hawwe. En net fan dyjingen, dy't dat net hawwe. Der binne dus ek noch plakken oan de Bleekleane, hwer't dizze beammen net steane, mien ik, as ik it üt 'e holle sizze moat. De heer J. de Jong: Aan de hele Bleeklaan. De Voorzitter: Aan één kant of aan twee kanten? De heer J. de Jong: Aan twee kanten. De Voorzitter: Laat ik het dan anders formuleren dan ik het zoéven heb gedaan. De schade wordt dus door de ondiepte van de voortuintjes bij bepaalde wo ningen eerder ondervonden dan bij de woningen, die aanmerkelijk diepere voortuinen hebben. Dat is, ge loof ik, wel duidelijk. 5 Dit is wat ik hiervan zou willen zeggen. Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van B. en W. Punten 21, 22 en 23 (bijlagens nos. 177, 178 en 170). Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig de voorstellen van B. en W. Punt 24 (bijl. no. 184). De heer Bosgraaf: Dit voorstel roept bij ons toch wel enkele vragen op, die ik wel aan u kan doorgeven. In de eerste plaats dit: Het is misschien maar een kleinigheid. Er staat in de raadsbrief, dat ook in het bestuur vertegenwoordigd zullen zijn de vakbewegin gen N.V.V. en C.N.V., en nu vraag ik me even af, waarom het K.A.B. daarin niet vertegenwoordigd zal zijn. Overigens lijkt mij het stichten van een dergelijke school een vrij oneconomische zaak. Tot nog toe wordt ilit onderwijs gegeven op de avondschool, in de lagere technische scholen, die hier in de stad zijn. Het stich ten van deze school betekent dus, dat er nog een schoolgebouw zal moeten komen, een apart gebouw, (ius ook met een nieuwe outillage. Dit gaat nogal wat kosten. Ik weet wel, dat het de Gemeente zelf in het geheel niets, maar toch het Rijk geld kost, dat dan naar Leeuwarden toe moet. Ik vraag me dus in dit verband even af, of datzelfde geld misschien niet voor nuttiger doeleinden gebruikt zou kunnen worden. Stem: Bijv. voor de kunstijsbaan.) Er is nog een probleem aan deze zaak verbonden, (dunkt mij. Aan de avondschool kan hetzelfde personeel gebruikt worden als wat overdag dienst doet, maar voor de dagschool moet weer nieuw personeel aange steld worden en, zoals U als Wethouder van Onderwijs wel weet, is het heel moeilijk tegenwoordig voldoende personeel, onderwijzend personeel vooral, aan te trek ken. Dan is er nog iets. Op het ogenblik is er een com missie, ingesteld door het Ministerie van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen, bezig de nuttigheid en de wenselijkheid van dit soort scholen te onderzoeken. Dit zal U ook wel bekend zijn en graag zou ik van U willen horen, of haar werk al resultaten heeft opgele verd. Mijn laatste punt is dit: Hoe komt het, wanneer er weer een overvloedig aanbod van personeel zal zijn? Het kan misschien nog wel even duren op het ogen blik zal het geen probleem zijn maar ik kan me toch voorstellen, dat er ook weer eens een tijd komt, dat er een overschot aan personeel zal zijn. En dan vraag ik me toch wel even af, of een werkgever dan een jongen die één dag van de vijf dagen die hij overi- gens moet werken, nog naar school moet, wel zal ne men. Hij zal dan, dunkt mij, zijn voorkeur laten uit gaan, naar diegene, die niet overdag naar school zal oehoeven te gaan. (De heer J. de Jong Een slechte baas.Ik zeg niet, dat ik die baas ben, maar ik kan me voorstellen, dat er zulke bazen zijn. De heer Kamstra: Ik weet niet, of ik de heer Bos graaf goed heb verstaan, maar ik meen, dat hij heeft gezegd, dat er geen adhesiebetuiging van de K.A.B. bij was. (De heer Bosgraaf: Dat heb ik niet gezegd. Ik zei, dat de K.A.B. niet in het bestuur vertegenwoor digd was.) Dan heb ik dat verkeerd verstaan. Daarnaast dan nog dit: Ik ben bijzonder ingenomen met dit voorstel, want ik zie het grote belang van zo'n dagschool in. Wij kennen die in de typografie al jaren en we kennen ook de gunstige resultaten van die dag scholen. Dit onderwijs kost de Gemeente eigenlijk geen cent, maar het is wel van grote betekenis. Al zou het echter wel iets kosten, dan nog zou ik er voor zijn medewerking aan de oprichting van deze school hier ter plaatse te verlenen. De heer Jellema: Ik heb een kleine onduidelijkheid gesignaleerd in de stukken. Er was mij tenminste iets onduidelijk. Het bestuur van de Stichting Streekdag- school voor Leeuwarden (voorzitter de heer Benes) zegt, dat het bezoek van de avond-L.T.S.-en terug loopt. En dan ligt er als enige inlichting het rapport van de L.T.S. hier in Leeuwarden (voorzitter diezelfde heer Benes), waarin dat even hard weer wordt tegen gesproken. Daarin staat, dat er juist de laatste jaren meer bezoek is op de avondschool. Dat begrijp ik niet recht. De Voorzitter: Dan zal ik proberen de vragen zo goed mogelijk te beantwoorden, waarbij ik ten eerste aan het adres van de heer Bosgraaf met betrekking tot de bestuurssamenstelling zou willen zeggen, dat deze stichting tot stand is gekomen door samenwer king van verschillende organisaties en ook, dat de aanvraag van de noodzakelijkheidsverklaring adhesie heeft ontvangen van allerhande organisaties, waaron der de R.K. werknemers- en werkgeversorganisaties. We kunnen dus zeggen, dat deze alle achter de op richting van de school staan. Hoe het komt, dat een organisatie als de K.A.B. niet in het bestuur vertegen woordigd is? Dat is een vraag, waarop ik moeilijk een antwoord kan geven Dat regardeert veel meer het plaatselijk overleg van de vakcentrales, dat, meen ik, toch nog wel op enigerlei wijze fungeert, althans func tioneert, althans toch nog wel enig overleg betekent. Misschien is het ook een wat onplezierige omissie van de oprichters van deze stichting, maar het lijkt mij mogelijk, dat, als het inderdaad een omissie zou zijn, daar stellig in te voorzien valt. Dat is het eerste punt, maar ik geloof, dat dat een zaak is van de oprichters en van het bestuur van deze stichting, waarmee dus het Gemeentebestuur geen rechtstreekse relatie heeft onderhouden. Dan dus de opmerkingen die de heer Bosgraaf heeft gemaakt over de economische bezwaren die hij ver bonden ziet aan de ontwikkeling van dit schooltype. In het kader van het leerlingenstelsel dat is een regeling, waaraan een werkgever in een bepaalde branche zich bij een bepaalde grootte van het bedrijf niet kan onttrekken heeft zich het part-time onder wijs ontwikkeld. Dit part-time-onderwijs ontvangen de jongelui, op het ogenblik werkzaam in de bedrijven, voor een deel in eigen tijd, voor een deel in „de baas zijn tijd". Dat hangt af van de tijdstippen, waarop deze lessen gegeven worden. Het betekent ook voor een groot deel een stuk avondonderwijs. Dan is natuur lijk altijd weer een probleem: Wat verstaan we onder avond? Maar ik bedoel dit te zeggen: Dagonderwijs eindigt absoluut om vier uur. Veronderstel, dat om het nu eens even wat te overdrijven om vijf uur dit part-time-onderwijs begint, dan is het de vraag, of dat onder alle omstandigheden in de vrije tijd van deze jongelui is, dan wel, of er nog een stuk van „de baas zijn tijd" in zit. Men kan dus, geloof ik, niet zeggen, dat dit in de volstrekte zin avondonderwijs is. De vroegere avondnijverheidsscholen waren iets anders dan het part-time-onderwijs in het kader van het leer lingenstelsel. Het initiatief tot het geven van dit part time-onderwijs is genomen in het kader van het regio nale orgaan tot bevordering van het leerlingenstelsel in Friesland; dat heeft dus heel duidelijk een relatie met het part-time-onderwijs. Men is daar geleidelijk aan tot het inzicht gekomen een inzicht, dat dus ook op het Departement bestaat, getuige de door de heer Bosgraaf ook genoemde departementale commissie dat dit part-time-onderwijs op andere tijden moet wor den gegeven dan het vroegere avondonderwijs. Het gaat er om de verdere technische ontwikkeling van deze jongelui zoveel mogelijk te bevorderen, ook met medewerking van de werkgevers. Ik geef onmiddellijk toe, dat het ten koste van de produktiviteit gaat. In welke mate dit niet meer gedragen zou kunnen wor den, kan ik niet beoordelen, maar als nu eenmaal in de gehele ontwikkeling van het onderwijs dit dagonder wijs naar voren komt, dan geloof ik, dat het zaak is voor iedere stad die pretendeert een centrumfunctie in te nemen, ook wat betreft het onderwijs, te zorgen, dat men ook deze versterking van het technisch onder wijs binnen zijn mogelijkheden krijgt. De eerste stap daartoe is het initiatief tot het oprichten van een stichting streekdagschool en een tweede stap is het aanvragen van een urgentieverklaring. Dan treedt dus de Gemeenteraad op en als deze met belangstelling en, laten we zeggen, positief de ontwikkeling pleegt te volgen, dan geloof ik, dat men mag zeggen, dat zodanige Gemeenteraad een urgentieverklaring afgeeft. Dat betekent in genen dele, dat die school er volgend jaar of na twee jaar zal

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1962 | | pagina 3