2
grond, gelegen in te saneren stadswijken, van
verschillende eigenaren
c. aankoop van het perceel Lekkumerweg no. 4
van Sj. Struiksma en zijn echtgenote Y. Douwes,
beiden alhier;
d. eigendomsoverdracht van een perceel grond, ge
legen op de toekomstige hoek van de Valkstraat
en de Jelsumerstraat, aan de Vereniging School
voor neutraal bijzonder kleuteronderwijs, alhier;
3. het raadsbesluit van 8 augustus 1962 tot het waar
borgen van een door de Stichting Nederlandse Cen
trale voor Huisvesting van Bejaarden te Amster
dam te sluiten geldlening ten behoeve van het stich
ten van het bejaardentehuis „Greunshiem" te Leeu
warden;
B. dat is ingekomen:
1. een rapport omtrent controle van de voorschotkas
van de afdeling Interne Zaken der Gemeentesecre
tarie;
2. bencht van verhindering van de heer Heidinga.
Al deze mededelingen worden voor kennisgeving aan
genomen.
Punt 4 (bijl. no. 268).
De voordracht van B. en W. luidt:
Mej. R. van der Wal, alhier.
kan persisteren, nog afgezien van het feit, dat deze
opvatting niet alleen dat blijkt ook uit de stukke i
de opvatting van het College is, maar dat het Col
lege hierin wordt gesteund door de inspecteur van het
lager onderwijs, die terzake toch ook stellig tot oor
delen bevoegd is.
Benoemd wordt de heer Hijlkema, met alg. stemmen
Punt 6 (bijlage no. 274).
De aanbevelingen van B. en W. luiden:
1. leraar in de Duitse taal en letterkunde:
G. van Enkhuizen, alhier;
2. leraar in de Wiskunde:
K. J. Koen te Appingedam;
3. leraar in de Nederlandse taal en letterkunde:
C. Molenaar, alhier;
4. leraar in de Franse taal en letterkunde:
N. A. G. Satijn, alhier.
Benoemd worden de heren Van Enkhuizen, Koen.
Molenaar en Satijn, allen met alg. stemmen.
Punt 7 (bijlage no. 277).
De Voorzitter-
Benoemd wordt mej. Van der Wal met
(1 biljet van onwaarde).
Punt 5 (bijl. no. 280).
De voordracht van B. en W. luidt:
B. Hijlkema te Irnsum.
De heer Klynstra: Ik heb in de stukkei
het College zijn informaties in dit gevai
schijnt te krijgen van het hoofd van de Va
school, zonder dat er naar de resterende
tanten nader geïnformeerd is. Althans dit
uit de stukken. Daar zou ik wel graag
over willen hebben.
De heer Tiekstra (weth.): Ik krijg de
de vraag van de heer Klijnstra vermoedel
zaak is van het feit, dat hij de stukken ni
bestudeerd heeft. De selectie van de sollicita
n.l. mede bepaald door het feit, dat no. 1 doo-.uuuig
zijn onderwijsbevoegdheid niet gehaald heeft, dus onbe
voegd is, no. 2 geen enkele onderwijservaring heeft
dat staat allemaal duidelijk in de stukken en wat
betreft de derde van de vier sollicitanten, geloof ik, dat
de stukken daaromtrent ook wel een duidelijke taal
spraken. Men is dus niet alleen afgegaan op het oor
deel van het betrekkelijke hoofd der school, maar mede
op de informaties van de inspecteur en van andere
hoofden van onze scholen. Na deze procedure bleef er
één benoembare over, in casu de voorgedragene, en ik
meen, dat de stukken het voorlopige resumé daarom
trent bevatten. Ik geloof dus, dat hiermee de vraag van
de heer Klijnstra wel beantwoord is.
De heer Klynstra: Ik blijf bij hetgeen ik heb ge
zegd. Ik heb alleen maar een vrij uitvoerige brief ge
zien van het hoofd van deze school. Goed, er is een
sollicitant die wat ouder is dan het hoofd van deze
school, maar dat neemt niet weg, dat men van de
capaciteiten van deze persoon weinig af weet en er zijn
geen nadere informaties over gevraagd. Ik heb die uit
geen enkele andere bron gewaar kunnen worden.
De heer Tiekstra (weth.): Ik kan op dezelfde wijze
beginnen als de heer Klijnstra, n.l. met te zeggen, dat
ik blijf bij hetgeen ik reeds heb gezegd en dat dus ook
in de stukken vermeld staat. De heer Klijnstra heeft
het kennelijk nog over die ene sollicitant. Ik kan daar
aan toevoegen, dat deze man geen enkele onderwijs
ervaring heeft, ondanks het feit, dat hij nu 47 jaar is.
Daarmee is overigens niets gezegd ten nadele van de
betrokkene, maar wel iets t.a.v. de vergelijking met
de andere sollicitanten en ik geloof dus, dat ik daarbij
otcniuureau werd gevormd door de heer Engels
en mevrouw Hiemstra-Molenaar.
Punt 8 (bijlage no. 276).
De heer Klynstra: Het is mij nooit goed duidelijk,
hoe men aan de grondprijzen komt. Ik stel het mij zo
voor: Er ligt een stuk weiland in de buurt van Wyt
gaard en daar doorheen loopt een denkbeeldige lijn
Het ene gedeelte behoort bij het uitbreidingsplan en
het andere ligt er buiten. Nu brengt datgene wat bin
nen die denkbeeldige lijn ligt, f 1,25 per m- op en wat
er buiten ligt f 0,70. Maar uiteindelijk moeten de toe
komstige bewoners straks deze hogere prijs weer be
talen. En bij punt 9 ik wil er nu niet verder op in
gaan, want het is buiten de orde, maar het houdt er
wel verband mee is het niet f 1,25, maar f 2,50 per ni
ls ergens niet het hek van de dam? Ik wilde wel graag
nadere informaties hierover.
De heer Van der Schaaf (weth.): De vraag van de
heer Klijnstra is wel enigermate begrijpelijk. Het prijs
verschil is gebaseerd op het feit, dat het ene gedeelte
in het uitbreidingsplan ligt en het andere er buiten. Dal
is een tamelijk reële grens en daaraan ligt natuurlijk
ook weer een bepaald feit ten grondslag, n.l. dat de
grond het dichtst is gelegen bij een bebouwde kern,
hetzij een stad hetzij een dorp; die grond heeft dus
enige meerdere verwachtingswaarde dan die, welke op
enige afstand daarvan is gelegen. Nu loopt hier de
grens door een perceel. Het is misschien even moeilijk
te begrijpen en toch berust het op dit onderscheid,
dat iets in het uitbreidingsplan is gelegen en daarmee
een zekere verwachtingswaarde heeft gekregen, die uit
gaat boven de louter agrarische waarde, als hoedanig
3
we de prijs van f 0,70 per m'-' wel kunnen aanmerken.
Bij de verkoop van gronden doet zich nog wel eens
eer het eigenaardige verschijnsel voor, dat men aan
het voorste gedeelte van een stuk grond, dat gelegen
is aan een bestaande weg, als zijnde in wezen bouwrijp,
<jen hogere waarde toekent dan aan het stuk, dat daar
achter gelegen is en wel tot een zekere diepte, die over-
enkomt met de normale diepte van een bebouwd erf.
Zo kan het dus herhaaldelijk voorkomen, dat de grond
waarde, in vierkante meters uitgedrukt, langs een vrij
denkbeeldige lijn over een zeker perceel toch wel onder-
cheid vertoont en dat is hier ook het geval. De prijs
van f 1,25 lijkt ons wel aanvaardbaar, aangezien het
(lier grond betreft, die gunstig is gelegen bij het dorp
VVytgaard en in het vastgestelde uitbreidingsplan.
Wat betreft de prijs van het volgende perceel, waar
ongeveer f 2,50 uit de bus komt, daar moeten we de
vergelijking met Wytgaard even loslaten, omdat het
de Raad bekend is, dat de pryzen van grond, gelegen in
het stedelijk gedeelte of tegen het stedelijk gedeelte
lan, zich herhaaldelijk om en bij dit niveau bewegen.
Er zijn prijzen, die wel eens iets lager hebben ge
legen dan het bedrag dat de heer Klijnstra heeft be
rekend, maar er zijn ook gevallen bekend, waarin de
prijzen in vergelijkbare situaties t.o.v. de bebouwing,
och ook nog hoger waren. De heer Klijnstra heeft het
gevoel, dat ergens het hek van de dam is. Ik heb dat
gevoel niet, maar ik wil de heer Klijnstra wel zeggen,
dat het ons een punt van voortdurende zorg moet zijn,
dat het hek niet van de dam komt, ook om de reden,
dat deze kosten tenslotte gaan doorwerken in de huren,
die de toekomstige bewoners vele jaren lang zullen
moeten betalen. Nu is een kwartje meer of minder in
een grondprijs niet van zo vreselijk veel belang voor
de huurprijs, maar tenslotte hebben we hier het ver
schijnsel, dat de grondkosten van de woningen telkens
een opwaartse neiging vertonen en wij moeten toch
trachten dat tegen te gaan. Aan de andere kant moeten
wij voor ogen houden in overeenstemming met
de ook in de Raad uitgesproken wens dat degenen,
die ten behoeve van de stadsuitbreiding het veld moe
ten ruimen, ook billijke schadevergoedingen krijgen.
Daartussen moeten we trachten de baians te vinden en
op beide fronten moeten we zorgen, dat het hek niet
van de dam komt. En voor zover de opmerking van
de heer Klijnstra daartoe als een opgeheven vinger kan
medewerken, dank ik hem daarvoor.
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel
van B. en W.
Punt 9 (bijlage no. 279).
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel
van B. en W.
Punt 10 (bijlage no. 283).
De heer Ytsma: Ik zou voorop willen stellen, dat
ik het met de kern van dit voorstel wel volkomen eens
ben. Ik ben het met U eens, dat het verheugend is,
dat we hier een bedrijf hebben, dat zich gunstig ont
wikkelt en dat dus op het ogenblik goede kansen krijgt
om uit te breiden. Ik zou hierbij alleen de vraag kun
nen stellen: Waarom wordt er een gedeelte in erfpacht
uitgegeven en waarom wordt er een gedeelte verkocht?
Als bijkomende omstandigheid krijgen we op het
ogenblik te doen met het feit, dat door de Gemeente
voor de Leeuwarder Werkgemeenschap nu een loods zal
moeten worden gebouwd en dat brengt, als ik het goed
heb, globaal plm. f 52.000,kosten met zich. Ik geloof,
dat we het in deze Raad wel met elkaar eens zijn
daar is bij de begroting en bij verschillende andere
gelegenheden ook wel over gesproken dat we hier
broodnodig toe zijn aan een nieuw gebouw voor de
Leeuwarder Werkgemeenschap. De vraag rijst even bij
mij: Is het nu nog wel verantwoord een dergelijk groot
bedrag te besteden aan een gebouwencomplex, waar
van wij toch hopen, dat het binnen afzienbare tijd zal
verdwijnen Er wordt in de raadsbrief wel het een en
ander gezegd over de moeilijkheden die er mee zijn,
maar ik zou toch eigenlijk wel graag willen weten, of
het College misschien iets meer zou kunnen vertellen
over de bouw van een nieuwe werkplaats voor de Leeu
warder Werkgemeenschap.
Ik zou daarnaar mijn stem wel graag willen bepalen.
De heer Jcllema: Bij dit punt komt aan de orde de
herziening van het uitbreidingsplan voor de terreinen,
gelegen ten noorden van het Schapendijkje en tussen
de spoorlijn naar Stiens en de Mr. P. J. Troelstraweg.
Een voorlopig schetsplan lag bij de stukken ter inzage.
Hierop zijn langs de spoorlijn voetbalvelden en korfbal-
velden gedacht, terwijl aan de andere zijde van de
spoorbaan de Noorderbegraafplaats ligt. Ter plaatse,
waar nu het terrein van de Leeuwarder Werkgemeen
schap is, zou later de stadskwekerij komen. Is het in
het belang van de rust op de begraafplaats niet veel
beter de stadskwekery aan de zijde van de begraaf
plaats te ontwerpen en de voetbalvelden op de plaats,
waar nu de Leeuwarder Werkgemeenschap gevestigd
is? Kan bij de uitwerking van het uitbreidingsplan hier
ernstig aandacht aan geschonken worden? De gepro
jecteerde weg vanaf het Schapendijkje zal dan ook op
de juiste plaats liggen, zodat het voorstel, zoals het
thans voor ons ligt, geen wijziging behoeft.
De Voorzitter: Ik heb de heer Jellema niet willen
interrumperen, maar dit punt is op dit ogenblik niet
aan de orde. Nu is dat alleen het voorstel tot uitgifte
van grond aan de N.V. v/h Gebr. Levie. Dit schetsplan
is uitsluitend ter voorlopige oriëntering van de raads
leden bij de stukken neergelegd en stellig niet om nu
een gedeelte uitbreidingsplan vast te stellen. Ik zou U
dus willen voorstellen nu bij het verdere gesprek over
dit punt die voorlopig gedaente wijziging van het uit
breidingsplan niet in behandeling te nemen.
De hear Santema: Noch in fraech n.o.f. dit stik.
Wie dit terrein, hwer't de yndustry fan dizze firma
fêstige is, al lang bistimd foar yndustry? Ik haw altyd
miend, dat dit noch nea fêst stie.
De heer Van der Schaaf (weth.)De heer Ytsma
vraagt, waarom een gedeelte van deze grond in erf
pacht een een gedeelte in eigendom wordt gegeven. Dat
is gekomen, doordat aan de N.V. Levie de keus is ge
laten, zoals wij dat plegen te doen bij de uitgifte van
industrieterreinen, de ene of de andere vorm. Nu heeft
de N.V. Levie om redenen die ons niet helemaal bekend
zijn, deze keus gedaan en bij ons bestond er geen enkele
reden om daar tegenin te gaan, zodat wij dit aan de
Raad voorstellen, geheel in overeenstemming met de
keus die de N.V. Levie heeft gemaakt.
De vragen die de heer Ytsma heeft gesteld over de
perspectieven voor nieuwe gebouwen van de Leeuwar
der Werkgemeenschap, zou ik graag ter behandeling
overlaten aan de Wethouder van Sociale Zaken, die
deze zaken in zijn portefeuille heeft.
En dan kom ik bij de heer Jellema, wiens vraag door
de Voorzitter is gekwalificeerd als zijnde buiten de
orde, hetgeen echter niet wegneemt, dat de opmerking
toch is gehoord.
De hear Santema freget, oft de bistimming yn-
dustryterrein yn dizze hoeke fan de stêd al in skoft
bistien hat. It is dér hwat oars gien as mei de oare
yndustryterreinen. Bipaelde kompleksen binne, doe't se
noch hielendal blanko wienen, al oankocht en oanlein
spesiael foar yndustryterrein. Sa is it hjir net gien.
Doe't de ütwreidingsplannen ta stan kamen, wienen
hjir al bipaelde situaesjes en dér hawwe wy, bipaeld ek
yn meiwurking mei de Rie, in sekere ütwreiding oan
jaen kinnen. Dêrom is it dér op in oare wize ta stan
kommen, mar de situaesje is wol yn oerienstimming
mei de bipalingen.
De heer Vellenga (weth.): Als ik de heer Ytsma
goed heb begrepen, dan komt zijn vraag eigenlijk hier
op neer: Heeft het zin nog een noodvoorziening te
treffen ten gunste van de Leeuwarder Werkgemeen
schap, daar toch ook wel geruime tijd sprake is van
nieuwbouwplannen voor deze sociale werkplaats In
die zin ligt, geloof ik, de relatie met dit voorstel ook
wel heel duidelijk. De firma waar het hier om gaat,
heeft begrijpelijk, nogal enige haast om haar nieuw
bouwplannen in deze gemeente te realiseren. Dat