6
7
meerdere tekening dan tot nog toe in de voorgenomen
stichting van dit tuinbouwcentrum.
De heer Kingma: Dat wil ik dan wel even toe
lichten. De Wethouder heeft het uiteindelijk in hoofd
zaak al zelf gedaan. Met klare tuingrond bedoel ik, dat
deze geschikt is voor uitgifte en dat op het terrein
alle voorzieningen, waarvan de Gemeente denkt, dat ze
hiervoor nodig zijn, zijn aangebracht. En voordat het
gebied helemaal klaar is voor uitgifte, dus voordat de
kweker er op komt, zal ook wegaanleg e.d. wel nodig
zijn.
De Voorzitter: En voor welke cultures, mijnheer
Kingma
De heer Kingma: De gewone, die voor de koude
grond geschikt zijn.
De Voorzitter: Groente, fruit? Waar moet het voor
klaar zijn?
De heer Kingma: Uiteraard voor gewassen van de
koude grond. Er behoeven natuurlijk niet kassen op
geplaatst te zijn, maar de grond moet wel geschikt zijn
voor glascultuur.
De heer W. de Vries: Die moet gedraineerd zijn.
De heer Kingma: Ja. Drainage behoort er naar mijn
gevoelen zeker bij.
De heer Bootsma: Een enkele opmerking n.a.v. het
antwoord van de Wethouder, want ik had begrepen,
dat de vraag die gesteld werd, ging over het taxatie
rapport. De Wethouder meent, dat bedoeld werd het
rapport over de geschiktheid van de grond. Het is mij
juist ook opgevallen, dat het taxatierapport van de
heren Riemens, Wind en K.G. van der Veen, dat wel
aangekondigd staat in de raadsbrief, niet bij de stukken
lag, en ik geloof, dat mijn overbuurman dat bedoelde.
De heer W. de Vries: Ik kan mij bij de woorden van
de Wethouder aansluiten, wanneer hij zegt, het ver
heugend te vinden, dat dit voorstel hier kan worden
gedaan. U weet, dat dat tuinbouwcentrum een van de
dingen is, waarvoor ook van mijn kant al vaak een
pleidooi is gevoerd. Ik hoop, dat het het College ge
geven mag zijn op deze weg voort te gaan en dat wij
naast de 4 ha die dus nu beschikbaar komt, zeer bin
nenkort meerdere gronden kunnen krijgen om vooral
diè tuinders, die gedupeerd worden, te kunnen helpen.
De heer Van der Schaaf (weth.): We hebben de
heer Kingma op een wat vreemde wijze, met zijn allen,
beantwoord, maar ik kan nu niet zeggen, wat er pre
cies voor die klare tuingrond uit de bus komt, omdat
de voorzieningen die men daaraan wil besteden, voor
een groot deel de prijs bepalen. Dat maakt, gezien de
verschillende bedrijfstypen en het peil van de voor
zieningen, hetzij op collectieve, hetzij op individuele
basis, nogal wat verschil. Wij kunnen dus de vraag
naar de prijs in strikte zin, zoals de heer Kingma die
stelt, vandaag niet beantwoorden. Daar komen we bij
andere gelegenheden wel op terug. De kwestie welke
rapporten nu bedoeld zijn, kunnen we verder wel laten
rusten. Ik dacht, dat er geen bezwaar tegen zou zijn,
dat beide rapporten in de periode voor de volgende
raadsvergadering ter inzage komen te liggen. Ik kan
wel zeggen, dat de taxatieprijs zich beweegt om en bij
de gulden per m"; die is in het ene geval iets lager, in
het andere geval iets hoger. Sommige terreinen komen
op f 1,10, anderen op f 0,95 per m-.
De Voorzitter: Van mijn kant even een opmerking
over die rapporten. Inderdaad staat in het voorstel, dat
het taxatierapport bij de stuken voor de raadsleden ter
inzage is gelegd. Het blijkt niet ter inzage gelegd te zijn;
dat is dus inderdaad een verzuim. (De hear Boomgaardt:
Ek it rapport fan Wageningen wie der net by.) Ja, dat
is volkomen juist; ook dat rapport staat in de bijlage
vermeld en had dus wel bij de stukken moeten zijn.
Kunnen de raadsleden akkoord gaan met de suggestie
die de Wethouder gedaan heeft, dat die rapporten bij
de eerstvolgende gelegenheid alsnog aan de raadsleden
worden overgelegd, zonder dat dus de verdere afdoe
ning daar gaat het dan toch om van dit voorstel
daarop moet wachten?
Ik krijg geen negatieve reacties van U, dus ik mag
aannemen, dat U wel met deze gedachte akkoord gaai
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorste
van B. en W.
Punt 8 (bijlage no. 351).
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorste
van B. en W.
Punt 9 (bijlage no. 348).
De heer Kingma: Het valt me telkens op, dat me;
soms een terrein verkoopt, maar veelal natuurlijk tei
reinen in erfpacht uitgeeft. Geeft dit, wanneer men i:
de toekomst bijv. een gedeelte van zo'n terrein weer
terug wil hebben, geen technische moeilijkheden met
onteigeningsprocedures e.d.
De heer Van der Schaaf (weth.): De heer Kingma
brengt een punt ter sprake, dat voor de oudere leden
van deze Raad niet helemaal nieuw is. Hij vestigt
de aandacht op, dat in sommige gevallen koop word
voorgesteld aan de Raad en in andere gevallen erf
pacht. Ik herinner me een vergadering van de Ra:;
waarin we het gehele assortiment van mogelijkheden
op één agenda hadden, nl. dat industrieterrein werd
verkocht, dat een deel werd uitgegeven in erfpacht
dat zelfs een ander stukje werd uitgegeven in hu I
Er was, om zo te zeggen, in de winkel geen nee e I
koop. En zo moet het, wat industrieterrein betre t, I
ook zijn. In die gevallen was dus de keuze gelai n I
aan de betrokkenen. En het is toch ook wel van belang, I
dat de kopers, die belangrijke investeringen in fabrieken I
en in fabrieksannexen doen, in zakelijke panden, hun
keus kunnen maken. Ook in het geval van de firma I
Jongia leek het ons juist en dat is een standpunt dat I
hier in de Raad algemeen is aanvaard - dat voor I
dergelijke terreinen (ik spreek nu niet over de ten ei- 1
nen van de woningbouw) koop niet is uitgesloten. Nu
vraagt U: Geeft dat later geen moeilijkheden? Wan- I
neer de Gemeente in een verder tijdsbestek voor de I
noodzaak zou kunnen komen te staan, dat er gronden
voor dan noodzakelijke voorzieningen weer ontruimd I
moeten worden, is dan het geval van koop niet lastiger I
dan het geval van erfpacht? En daar komen we op
een punt, waar in deze Raad niet helemaal gelijklui
dend over wordt gedacht. Dat wil ik niet ten voeten I
uit behandelen deze avond, maar ik wil er dit van zeg
gen, dat men, wanneer men de erfpacht gaat beëind;
gen, ook een verplichting heeft om de daarop gestichte
opstallen te vergoeden en dat men, wanneer men dc
eigendommen moet kopen, dan de grond èn de opsta
len moet kopen. Het is dus niet zo wit-zwart, maai
het is grijs tegen grijs, als U mij verstaat. Daarom is
het verschil in hoge mate gerelativeerd. Alleen ik kan
me voorstellen, dat iemand naar voren brengt, dat in
geval van erfpacht de waardevermeerdering van de
grond aan de gemeenschap kan komen, maar daar
zijn ook wel weer bezwaren tegen aan te voeren. Ik
zou U dus willen voorstellen, dat we dit hedenavond
n.a.v. dit geval niet ten gronde gaan behandelen, want
ik heb zo het idee, dat Uw Voorzitter zich dan ook ge
roepen zal voelen ook van zijn kant een belichting te 1
geven, die misschien niet helemaal congruent is met
de mijne. Zou de heer Kingma met deze summiere toe
lichting hedenavond genoegen willen nemen, dan zou I
dit voorstel misschien met algemene stemmen kunnen
worden aanvaard.
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel
van B. en W.
Punten 10 t.e.m. 14 (bijlagen nos. 338, 340, 341, 344
en 353). I
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig de voorstellen
van B. en W.
runt 15 (bijlage no. 355).
De heer K. J. de Jong: Het zal U waarschijnlijk niet
verwonderen, dat ik als indiener van een voorstel in
de vergadering van 6 juni hier nog wel graag enkele
opmerkingen over zou willen maken.
In de eerste plaats kan ik opmerken, dat ik met be-
ngstelling heb kennis genomen van datgene wat er
na die vergadering is gepasseerd en dat blijkt in de
eerste plaats uit het feit, dat thans in de raadsbrief
onder punt 4 pagina 1 gesteld wordt: „Nu mag wor
den aangenomen, dat de tijd niet ver meer is, dat zal
worden overgegaan tot invoering van een gootsysteem"
enz. enz. Die tijd is waarschijnlijk dichter bij (hoewel
dat altijd het geval is!) dan wij in een vorige vergade
ring hieromtrent gedacht hebben.
Het tweede punt is, dat in de nadere voorwaarden
uok een duidelijke verbetering is aangegeven, wat be
treft het waarschuwen van de taxi's van de firma
Viersma aan de Zilvertax. Dat liet nog wel iets te
wensen over. Dat was ook in de stukken gesteld. Dat
dit nu verbeterd wordt, komt, geloof ik, alleen maar
de zaak ten goede. In de derde plaats is ook gesteld,
dat men bij invoering van het gootsysteem een zestal
taxi's op het Stationsplein zou willen plaatsen. Eerst
zou ik dit willen vragenMag ik uit de spoedige indie-
ïing van een voorstel ter zake en ook uit het feit, dat
de vergunningen slechts nog voor een jaar verleend
•worden en tussentijds opgezegd kunnen worden, con
cluderen, dat het College wel het stellige voornemen
ïeeft in de loop van 1963 met deze veranderingen een
ianvang te maken?
En mag ik vervolgens uit het aantal van de zes
taxi's die hier gesteld worden, concluderen, dat daar
mee bedoeld zullen worden die zes vergunningen, waar
over ik in mijn voorstel gesproken heb, m.a.w., dat
het verzoek van de heer Van Eijck in die vorm dan
toch in ieder geval voldoening zou kunnen krijgen?
Deze vragen zou ik wel graag even beantwoord wil
len zien.
De heer Ytsina: Ook wij hebben ons in de raadsver
gadering van 6 juni niet ertegen verklaard de heer
Van Eijck in aanmerking te doen komen voor een
standplaats bij het spoor. Alleen wij hebben daarbij
twee overwegingen laten gelden: in de eerste plaats
dat het tijdstip volgens ons toen nog niet rijp was,
omdat dat gootsysteem er nog niet is en in de tweede
plaats dat het moeilijk was tussentijds de concessies
die gegeven waren, op te zeggen. Ik geloof wel, dat dat
twee overwegingen bij ons geweest zijn. U hebt daar
destijds o.m. bij gezegd: we hebben daarom aan de
hoofden van twee diensten die bij deze situatie be
trokken zijn dat zijn de directeur van Openbare
Werken en de commissaris van politie gevraagd,
ons tezamen hierover liefst zo spoedig mogelijk een
advies uit te brengen. Ik weet niet, of dat advies al
reeds is uitgebracht; dat zal dus wel moeten gebeuren,
vooraleer U een standpunt kunt bepalen. Ik heb aan
vankelijk gedacht, toen die concessie opnieuw voor een
jaar zou worden verleend aan degenen, die op het
ogenblik daar hun standplaats hebben, dat dat toch
wel een groot gevaar is; alleen uit de raadsbrief blijkt,
dat U het tussentijds kunt opzeggen. Het lijkt me toch
wel goed toe, dat U vanavond, als dat rapport er al
is, misschien toch enige toezegging zou kunnen doen
i.z. het tijdstip, waarop wij dit gootsysteem zouden
kunnen verwachten. Ik geloof, dat we daar wel be
hoefte aan hebben.
De Voorzitter: Ik geloof, dat ik bij mijn beantwoor
ding maar met de vraag van de heren K. J. de Jong
en Ytsma naar dit gootsysteem moet beginnen. Inder
daad is aan de commissaris van politie en de direc
teur Openbare Werken door het College gevraagd ge
zamenlijk daarover het College van advies te dienen,
natuurlijk opdat dit vervolgens in staat zou zijn een
voorstel tot verandering van het Stationsplein aan de
Raad te doen. De heren zijn het inderdaad, naar mij
door één van hen is verzekerd, eens geworden over de
inhoud van het advies, dat zij aan het College zouden
moeten uitbrengen, maar hier zit nog deze moeilijk
heid bij, dat het gedeelte van het Stationsplein, dat
gelegen is tegen het stationsgebouw aan, eigendom is
van de Nederlandsche Spoorwegen. Voor de ver
andering van dat gedeelte zullen dus de Spoorwegen
toestemming moeten geven en het is me niet bekend,
dat de directeur Openbare Werken, op wiens weg een
onderhandeling met de N.S. gelegen is, er in geslaagd
is die toestemming te krijgen. Ik wil daar bepaald niet
mee zeggen, dat er geen kans is op die toestemming,
alleen, dat het mij niet bekend is. Nu lijkt het mij,
waar het hier enkel gaat over een bepaalde vorm van
het wegdek, met misschien hier en daar verplaatsen
van palen van de telefooninstallatie e.d., bepaald erg
onwaarschijnlijk, dat de Nederlandsche Spoorwegen
toestemming zouden weigeren voor veranderingen die
de gemeente Leeuwarden op haar kosten aan dat weg
dek zal moeten aanbrengen. In elk geval echter moet
op de formele toestemming van de directie van de
Spoorwegen nog worden gewacht. Ik kan dus tot mijn
spijt niet zeggen, wanneer het College in staat zal
zijn een voorstel aan de Raad te doen, want voor die
verandering zal een krediet nodig zijn. Ik heb echter
toch wel de hoop, gegeven het tijdsverloop, dat dit
voorstel, ruim gerekend, binnen de eerste helft van
het volgend jaar de Raad zal kunnen bereiken. Ik
moet U voelt wel, de Spoorwegen zijn een groot
lichaam, waar de zaken ook over vele schijven plegen
te draaien in dat opzicht een zekere reserve be
trachten, maar ik geloof het toch wel zo te mogen stel
len. En dat houdt dus in, als het advies van deze beide
diensthoofden tot uitvoering zou kunnen komen, dat in
derdaad op het Stationsplein een goot zou kunnen wor
den ingericht met plaats voor zes taxi's. Zullen de be
drijven, waarover tot dusver het gesprek gelopen heeft,
dan een vergunning kunnen krijgen om daar met hun
taxi's een standplaats in te nemen en niet nog ande
ren? Of zullen één of meer van deze bedrijven uitval
len? Dat is op het ogenblik volkomen onzeker, want
wij zullen ook nog, als wij weten, dat die goot nodig
is, moeten onderzoeken, bij welke bedrijven dan belang
stelling voor deze materie bestaat. Dat zullen zij zelf
moeten weten; dat is een zaak, die wij niet vooruit
kunnen voorspellen. Daarover kan ik de Raad dus op
dit ogenblik niet inlichten. Ik geloof, dat met wat ik
nu gezegd heb, toch ook wel alle vragen zijn beant
woord, maar mocht dat niet het geval zijn, dan ben ik
natuurlijk graag bereid in tweede instantie dit nog
aan te vullen.
De heer Ytsma: Nu wij een, laat ik zeggen niet-
concrete, toezegging hebben, dat wij dus in de eerste
helft van het volgend jaar een voorstel tegemoet kun
nen zien, wil ik namens onze fractie wel zeggen, dat
wij ernstig hopen, dat dat zal gebeuren. Wat betreft
de liefhebbers die er eventueel zouden zijn voor die
standplaatsen en voor dat gootsysteem, U hebt de vo
rige keer wel aan ons gemerkt, dat wij t.a.v. bepaalde
monopolie-posities toch wel bepaald kritisch staan. Ik
geloof, dat lijkt me tenminste de juiste vorm en
ook belangrijk toe dat de Huurauto-adviescommis
sie toch bij het verlenen van deze standplaatsen ook
een stem in het kapittel zal hebben. Met het advies
van die commissie zullen we dan ons voordeel kunnen
doen.
De heer K. J. de Jong: Ik kan ook van mijn kant
wel genoegen nemen met Uw toezegging. Ik ben blij,
dat er nu meer tekening in de zaak komt en ik hoop
in ieder geval van harte, dat het algemeen belang van
Leeuwarden hiermee gediend zal zijn. Want zo het nu
is, is het nog zeer onbevredigend, zij het dan, dat het
eigenaardige geval zich voordoet, dat, wanneer deze
zaak weer een beetje dichterbij en in de publiciteit
komt, het opeens een stuk beter is met de voorziening
van de taxi's. Wanneer het dan echter weer even duurt,
heb ik de indruk, dat er weer vaker tijden voorkomen,
dat er geen taxi's bij het station staan. Het is mij ten
minste ook na 6 juni herhaaldelijk gebleken, dat op
spitsuren geen taxi's aanwezig waren en dat is toch
een zeer ongewenste toestand, die niet in het belang
van de gemeente Leeuwarden is. Ik hoop daarom van
harte, dat er in deze situatie verbetering komt en liefst
op zo kort mogelijke termijn.
De Voorzitter: Het College wil graag de hoop van
de heer De Jong delen. Het hoopt nl. deze zaak verder
te brengen en tot een afsluiting te krijgen.
Het spreekt vanzelf en dat naar aanleiding van
de opmerking van de heer Ytsma dat, als het zover
is, het College natuurlijk het advies van de Huurauto-