2 aantallen huizen die ook het vorige jaar klaar hadden moeten komen, toch in 1963 gereed zullen komen, dat wij de gelegenheid zullen hebben U ook tijdig nieuwe woningbouwplannen aan te bieden. Ook hopen wij zeer stellig, dat de veemarkt, het grootste project dat in de gemeente op het ogenblik onder handen is, in de loop van het najaar gereed zal kunnen komen en in gebruik zal worden genomen, en tevens, dat zulks met het viaduct en belangrijke gedeelten van de ringweg- het geval zal zijn. Met deze enkele mededelingen zou ik deze vergade ring willen openen en punt 1 aan de orde willen stellen. Punt 1. De heer Kingma: Ik heb bij de mededelingen een folder gevonden van „Ruimte" en daar zou ik eigen lijk wel speciale aandacht voor willen vragen, wat be treft de speelruimte voor de kinderen. Die zaak is, dunkt mij, wel zeer urgent in Leeuwarden. De Voorzitter: Ik heb U niet erg goed begrepen, want waar U het over heeft, is niet een mededeling-, die U van het College op schrift heeft ontvangen. En Uw opmerking daarover is, lijkt mij toe, buiten de orde. Ik geloof dus, dat wij goed doen die voor kennis geving aan te nemen. Alle mededelingen worden voor kennisgeving aange nomen. Punt 2 (bijlage no. 6). Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van B. en W. Punt 3a (bijlage no. 3). De voordracht van B. en W. luidt: Mej. T. C. Visser. Benoemd wordt de voorgedragene, met alg. stemmen. Punt 3b (bijlage no. 10). De aanbevelingen van het bestuur luiden: Vacature mevr. E. A. Pollema-Tromp 1. Mevr. E. A. Pollema-Tromp; 2. Mevr. S. A. C. Wever-Buisman; 3. Mevr. W. Hepkema-Meyboom vacature A. J. Feddema: 1. A. J. Feddema; 2. F. van der Veen; 3. M. J. J. Woltman. Benoemd worden mevr. E. A. Pollema-Tromp en de heer A. J. Feddema, met alg. stemmen. Punt 3c (bijlage no. 11). De Voorzitter: Het is nog niet mogelijk geweest de Raad een voordracht aan te bieden van de vier raads leden, die krachtens de verordening deel moeten uit maken van de commissie van advies van de Gemeente lijke Sociale Dienst. Wij stellen U daarom voor de gehele stemming betreffende dit punt in de volgende raadsvergadering te houden, tegen welke vergadering wij hopen U ook voor die vier raadsleden een voor dracht te kunnen aanbieden. De heren Van der Heijde en Mr. van der Veen vorm den het stembureau. Punt 4 (bijlage no. 13). Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van B. en W. Punt 5 (bijlage no. 1). De heer Ytsma: Nu de grondaankopen voor de H.T.S., meen ik, in orde zijn, rijst bij mij de vraag: Wanneer kan met de bouw van de school begonnen worden? Ik geloof, dat een andere technische school min of meer wacht op de ontruiming van de tegen woordige H.T.S. Kan het College iets over het tijdstip van aanvang van de bouw mededelen? Ik ben daar wel nieuwsgierig naar. De heer Tiekstra (weth.): Ik zal proberen antwoord te geven aan de heer Ytsma, omdat het scholen be treft. Ik kan alleen maar zeggen, dat dc ontruiming van het terrein in geen enkel opzicht een beletsel be hoeft te zijn voor het tijdig ten uitvoer brengen van de plannen voor de bouw van een nieuwe H.T.S. Het grootste deel van het terrein is eigendom van de ver eniging. De acte is gepasseerd, meen ik. De verkoop van het overige passeert nu de Raad en dat betekent dus, dat men van de zijde van het bestuur en de ar chitecten van deze vereniging de plannen gevoeglijk kan ontwikkelen. Een andere vraag is, in welke mate de daar nog staande school een belemmering zou kunnen zijn. Dat heb ik uit de vraag van de heer Ytsma begrepen. Ook die school behoeft geen belemmering te zijn, want het tijdig verwijderen daarvan is wel verzekerd. (De heer Ytsma: Dat heb ik niet bedoeld.) Dan heb ik de vraag van de heer Ytsma blijkbaar niet goed begrepen. De heer Ytsma: Ik heb mijn vraag toch zo ge steld, dat ze wel was te beantwoorden. Ik zie echter een paar heren het hoofd schudden. De heer Tiekstra (weth.)Die weten kennelijk meer dan wij. Misschien kunnen zij meer van de ver eniging weten. De heer Ytsma: Ik heb deze gedachte gehad, dat de U.T.S. min of meer wacht op de ontruiming- van de H.T.S. en dat de een het ander keert op het ogenblik. (De heer Tiekstra (weth.): Ja.) En daarom heb ik dus gevraagd, wanneer de nieuwe H.T.S. gebouwd zou kunnen worden. Ik zie n.l., dat de U.T.S. dusdanige vorderingen maakt, dat daar- ook voorzieningen moe ten worden getroffen. Dat was de tendens van mijn vraag. De heer Tiekstra (weth.)Dat is juist. De U.T.S. kan dus niet eerder naar haar nieuwe huisvesting gaan dan wanneer de H.T.S. die heeft verlaten en deze voor de U.T.S. gereed is gemaakt. Maar gegeven de nu een maal lange duur van de ontwikkeling van de plannen op dit terrein van het onderwijs, zal men dus van de zijde van de U.T.S. tot zolang met noodvoorzieningen genoegen moeten nemen. Ook voor die noodvoorzienin gen worden op het ogenblik maatregelen getroffen, maar de huidige buitentemperaturen van zo'n 13 gra den doen de uitvoering van de werkzaamheden ernstig stagneren. Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van B. en W. Punten 6 en 6a (bijlagen nos. 2 en 21). Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig de voorstellen van B. en W. Punt 7 (bijlage no. 19). De heer Van der Veen: Dit punt heeft me toch eigenlijk even getroffen. Ik heb de indruk, dat we Cl over het algemeen wel naar streven de ene burger gelijk te behandelen als de andere. Het is niet juist te discrimineren, zodat de ene in een nadeliger positie gebracht wordt dan de andere. Het lijkt mij ook niet goed privileges te geven, waardoor de een in een gun stiger positie verkeert dan de ander. En als ik dan zie wat deze Saunders gedaan weet te krijgen, althans wanneer de Raad met dit voorstel meegaat, dan vraag ik mij toch een moment af, of wij bezig zijn hier privi leges te geven die zelfs in deze tijd, waarin de gelijk heid voor de wet niet zo geweldig daverend meer is, wel wat erg ver gaan. Ik weet niet, of wij hier ver standig aan doen. Het is mij ook niet helemaal duide lijk, dat dit allemaal nodig is. Er staat in de raads- brief, dat dit bedrijf om een mij volmaakt onduide lijke reden een huis wenst te huren met de Ge meente als tussenpersoon. Het wordt gemotiveerd met de vorm van een langlopend huurcontract met een 3 overheidsinstelling. De Stichting Leeuwarder Industrie gebouwen is, dacht ik, niet zozeer een overheidsinstel ling. Maar dat is misschien ook wat twijfelachtig. Ik vraag mij af: Is het nodig, dat de Gemeente hier tus sen komt? En zo ja, staat de Gemeente dan klaar dit ook in volgende gevallen te doen, ook als het misschien niet een buitenlander betreft? Ik zie ook geen reden om een buitenlander gunstiger te behandelen dan een Nederlander. En hoe staat dit, wanneer een Leeuwar der instelling met grote moeilijkheden kampt, omdat er geen woning is, laten wc zeggen, een school, die geen leerkracht kan krijgen, omdat een geschikte wo ning daarbij ontbreekt? Ik vind dit een griezelige zaak en ik vraag mij af, of dit wel een best begin van 1963 zou zijn. De heer Kamstra: Onze fractie heeft deze zaak ook besproken en vindt het eigenlijk ook wel een vreemd geval. En we stellen de vraag: Schept dit geen precedent? Want ik ben het met de heer Van dei- Veen eens: De ene burger moet gelijk behandeld wor den als de andere en wanneer dit nu wordt toege staan, dan kan men het straks een ander niet weigeren. Toch kunnen wij ons indenken, dat men als College of als degene die door het College wordt aangesteld om te onderhandelen, wel eens voor moeilijkheden komt te staan, omdat men eisen gaat stellen en wanneer die worden geweigerd, zou misschien een industrie voor Leeuwarden verloren gaan. Daarom zitten we eigenlijk een beetje met dit geval. Als we ons gevoel laten spreken, zouden we zeggen: We doen dit zo niet, want de Gemeente gaat hier eigenlijk de huren garan deren. Maar aan de andere kant zeggen we: Wanneer daardoor een industrie voor de stad verloren gaat, is dat toch eigenlijk ook weer jammer en dat zal ook weerstanden oproepen. Buitenlandse industriëlen den ken misschien even anders over een geval als dit; de gewoonten in het buitenland zijn wellicht ook anders dan hier. Wij menen dan ook, dat wij als Raad, zij het dan met weinig enthousiasme, maar „ja" moeten zeggen. Ik zeg evenwel nogmaals en ik beklemtoon dit: We doen het echt niet graag. En ik stel wel de vraag: Wanneer we dit doen, mogen we het dan straks aan anderen weigeren? De hear Santema: Dit is yndied in kwesje, dy't net maklik leit. Mar it alternatyf, dat der miskien ek yn sit, bikoart üs likemin. Wy moatte, leau ik, B. en W. yn dizzen gelyk jaen mei de motivearring, dat wy dei- in bungalow by krije, dy't nou dan it bisit wurde sil fan de gemeente Ljouwert. (Stem: Neen.) As wy de gelegenheit jowe om dizze bungalow dêr to bouwen, dan foroaret der, soe ik sizze, net sa folie. Neffens üs of neffens my dan alteast, hwant de leden fan üs fraksje tinke der net gelyk oer en dat tsjut miskien ek wol düdlik oan, dat oer dizze saek hiel forskillend tocht wurde kin is dat op it eagenblik dochs wol de béste oplossing foar dizze swierrichheit. Ik sil net sizze, dat it oanlüken fan dizze yndustry fan dy bun galow öfhinget, mar oan de oare kant hawwe wy, as wy dit type wente hjir krije, der yn elk gefal as Ge meente, dy't dat forhiert, nea skea fan. De Voorzitter: Ik zou namens het College graag op de verschillende vragen en opmerkingen willen ant woorden. Hoe de gang van zaken is geweest, heeft U in het kort al in de raadsbrief künnen lezen en hééft U on getwijfeld ook gelezen. Toen de directie van deze En gelse maatschappij uitzag naar een plaats van vesti ging in ons land en het oog gevallen was op Leeuwar den en de heren hier dus met ons kwamen spreken, was, zoals ook al in de raadsbrief staat, één van de eerste verlangens, dat de Gemeente zou zorgen voor een woning voor de bedrijfsleider. Het is ook voor de Raad wel duidelijk, dat deze wens in die omstandig heden zwaar woog voor beide zijden, want een Engelse maatschappij die een filiaal in een vreemd land wil vestigen, moet er natuurlijk in de eerste plaats zeker van zijn, dat degene die dat filiaal in dat vreemde land moet leiden, ter plaatse kan wonen om zo goed mo gelijk de zaken van dat filiaal te verzorgen. Uit het gezichtspunt van de directie was dus de wens om van een woning voor de bedrijfsleider verzekerd te zijn, voor ons toch ook wel zeer begrijpelijk en het was voor ons, zoals ook veronderstellenderwijze door één van U al is opgemerkt, wel de vraag, of, als wij aan deze wens geen gevolg zouden hebben willen geven, dan dit filiaal het eerste filiaal van een buitenlandse maat schappij, dat in de gemeente Leeuwarden zou komen, en in dit opzicht was dus deze vestiging voor ons van groter betekenis dan een willekeurige vestiging hier wel zou komen en het was dus zaak te trachten aan deze wens tegemoet te komen. Wij hebben in de besprekingen die gevolgd zijn, gemeend aan deze wens inderdaad te moeten tegemoetkomen. Wij hebben daar ook van onze kant en dat ook weer n.a.v. enkele op merkingen van Uw kant niet al te veel bezwaar in gevonden, omdat dit voor de Gemeente geen financiële consequenties meebrengt. De Gemeente huurt en ver huurt en zij legt er geen geld op toe. Het betreft ook niet een woning uit de woningwetsector of uit de premiesector, maar uit de vrije sector, zodat, als deze afspraak niet gemaakt zou zijn, er waarschijnlijk hele maal geen bungalow gebouwd zou zijn en dan zou dus ook niet een andere burger van Leeuwarden in deze woning kunnen zijn gaan wonen. Hier is dus naar onze wijze van zien ook geen ongelijke behandeling van burgers; hier is, zoals ik zeg, door de directie van de Engelse maatschappij men heeft het niet zo scherp willen stellen, maar het kwam er toch voor ons gevoel op neer als conditio sine qua non voor de vestiging van het filiaal in Leeuwarden gevraagd: Geef de man die het filiaal moet leiden, een woning. Het College heeft gemeend daarin te moeten toestemmen, en het College kon daarin toestemmen, omdat het geen uit gaven van de Gemeente vroeg en er ook geen burger van Leeuwarden door geschaad zou zijn. En als dan gevraagd wordt: Worden hier geen privileges gegeven en is dit niet een precedent voor volgende gevallen, dan volgt wel uit wat ik U zopas heb gezegd, dat dit naar onze wijze van zien niet het geval is, misschien wel in die zin, dat wij, als er weer een buitenlandse maatschappij een filiaal hier zou vestigen en bijzonder veel prijs zou stellen op een woning voor de man die het filiaal moet besturen, en wij dan waarschijnlijk weer in diezelfde positie zouden komen, in dat bij zondere geval dezelfde toezegging zouden willen doen. Maar voor de normale gevallen kan dit naar onze wijze van zien geen precedent zijn, waarbij ik nog wil zeggen en dat naar aanleiding van een opmerking van de heer Van der Veen dat wij ook andere in stellingen die in de stad gevestigd zijn of zullen worden en misschien niet van buitenlandse oorsprong, toch wel zoveel mogelijk behulpzaam zijn bij het verschaf fen van woningen voor het tot die instellingen beho rende personeel. De ontwikkeling van Leeuwarden vraagt nu eenmaal ook dat van ons en wij plegen zo veel mogelijk daaraan te voldoen. Ik kan haast wel zeggen, dat wij daar altijd aan voldoen, zij het dan, dat van geval tot geval de tijd waarin wij onze beloften kunnen inlossen, wel eens verschillend moet zijn. Ik geloof dus, dat U, als U meent, dat dit een bijzonder vreemd geval is, waarbij U moet aarzelen om hier nu Uw fiat op te geven, dan toch eigenlijk de zaak wel een beetje te veel buiten de proporties ziet. Het is enkel, zoals ik U zopas heb trachten uiteen te zetten, een dienst aan een buitenlands bedrijf, waar verder naar onze mening geen consequenties aan verbonden zijn. De heer Van der Veen: Ik geloof, dat het, wat mij betreft, althans niet zo verschrikkelijk veel verschil uitmaakt, of dit bedrijf nu uit het buitenland komt of niet. Het is mij niet duidelijk, welk redelijk belang dit bedrijf erbij heeft om de Gemeente als tussenper soon te hebben in deze huurovereenkomst. Ik zie hier bepaald wèl een privilege in, ik zie hier bepaald wél in een behandeling van het éne bedrijf of dat nu een natuurlijk persoon of een rechtspersoon is, maakt niet zo erg veel uit, dacht ik anders dan het andere. Ik kan meevoelen, dat het, zoals het er op het ogen blik uitziet, niet grote nadelen voor de Gemeente zal opleveren, maar ik geloof wel, dat wij met dit soort dingen op de verkeerde weg zijn. Ik begrijp, dat het

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1963 | | pagina 2