4 gen van het bedrijf van de firma Timmermans te ont zien, moeten streven naar een partiële oplossing. Zo'n oplossing zou naar mijn mening, als die tot een aan vaardbaar geheel kan leiden, in overweging kunnen komen, maar ik geloof, dat we toch primair moeten stellen, dat het beter is tot een volledige oplossing te komen, mits deze oplossing dan zou inhouden een ver plaatsing van het bedrijf naar een voor de firma aan vaardbare plaats. Ik geloof, dat de heren De Jong en Heidinga het wel met mij eens kunnen zijn, dat een dergelijke oplossing te verkiezen is boven een partiële oplossing hier en ik ben ervan overtuigd, dat de eige naren van dit bedrijf ook een volledige oplossing zul len prefereren. Er is van de zijde van de Gemeente dus wel onderhandeld in de richting van verplaatsing van het bedrijf naar een terrein op het industriegebied, maar de firma heeft daartegen zeer grote bezwaren. Ik voor mijzelf kan moeilijk uitmaken, of die bezwaren zo zwaar wegen, als ze door de firma worden gesteld, maar van verschillende zijden, van derden, heb ik wel gehoord, dat deze bezwaren inderdaad, gezien het ka rakter van de handel die deze firma drijft, nogal zwaar wichtig zijn. Daarom moet in de eerste plaats gestreefd worden naar een verplaatsing van het bedrijf; die ver dient verre de voorkeur boven liquidatie. Daarom wil ik wel zeggen, dat het een object van zorg is voor het Grondbedrijf, voor de dienst van Openbare Werken en ook voor mijzelf, een zorg om voor dit bedrijf een pas sende andere plaats te vinden, want ook wij zouden het betreuren dat wil ik hier wel uitdrukkelijk ver klaren -als dit bedrijf zou moeten worden geliqui deerd. Nu zegt de heer De Jong: Zou de loods die op het tracé van de rondweg staat en die de toegang naar een eventuele brug verspert, niet naar het eigen terrein van de firma kunnen worden overgebracht Het schijnt, dat daarvoor de ruimte op het eigen terrein misschien wel is te vinden, maar er is een ander bezwaar, n.l. dat dit terrein waar die loods dan zou moeten worden neergezet, wel degelijk in een gedetailleerd uitbreidingsplan is op genomen. De heer De Jong zei, dat dit niet het geval was. Ik denk, dat hij het misschien iets anders bedoelt, maar dit is toch wèl het geval. Dit terrein ligt n.l. in het uitbreidingsplan Bijenhof, dat inmiddels is vast gesteld en goedgekeurd, zodat een eventuele verplaat sing van de loods van het gedeelte dat onder de rond weg komt te liggen, naar een gedeelte dat niet onder de rondweg ligt, toch eigenlijk wel in strijd is met de bestemming die aan dit terrein op het vastgestelde uit breidingsplan is gegeven. Ik wil echter de heer De Jong wel zeggen, dat deze mogelijkheid in overweging is geweest en nog zal blijven ook, maar dat wij primair liever streven naar een volledige overbrenging van het bedrijf naar een aanvaardbare plaats. Als dit niet mo gelijk zou blijken, dan kunnen er inderdaad minder aangename consequenties het gevolg van zijn, maar dan vallen we terug op het principe van het Neder landse onteigeningsrecht, dat dan volledige schadeloos stelling moet worden gegeven. Dat is tenslotte de zeer hechte grondslag waarop de eigenaren terugvallen, maar wij zullen en ik hoop, dat de heer De Jong daar genoegen mee zal kunnen nemen ons uiterste best doen in dit geval te komen tot verplaatsing ter voorkoming van liquidatie. De heer K. J. de Jong: Ik ben blij, dat de Wethouder mij zo uitgebreid beantwoord heeft. Ik had ook niet van hem verwacht, dat hij zonder meer gezegd zou heb ben: We zullen dit doen, zoals U hebt voorgesteld. Ik heb echter wel de indruk gekregen, dat deze zaak de Wethouder zelf toch ook wel zwaar weegt en dat hij bepaald niet zonder meer de suggestie volledig afwijst. Ik ben het met hem eens, dat primair beter gestreefd zou kunnen worden naar een betere, een volledige op lossing, maar wij kunnen op het moment die oplossing die voor het bedrijf het meest voor de hand liggend is, niet bieden. En dat is juist de moeilijkheid. Persoonlijk heb ik de indruk, dat wij, wanneer wij misschien iets verder in de tijd komen, tengevolge van saneringsplan nen die nu nog in een beginstadium van voorbereiding zijn, misschien in de toekomst dit bedrijf gemakkelijker iets kunnen aanbieden. Het op een zo korte termijn ge bonden zijn aan een verplaatsing zou voor dit bedrijf de nekslag kunnen betekenen. Juist de tijdnood die hier aanwezig is, noopt mij, hoewel ik alle begrip heb voor het primaire idee dat U hier naar voren brengt: liever een verplaatsing dan een liquidatie van het bedrijf, te zeggen, dat we toch de moeilijkheden waarvoor dit be drijf gesteld is, volledig moeten kunnen begrijpen, te meer omdat het uiteindelijk ook het eigen terrein van de firma is. Dwang tot verplaatsing is op zichzelf een vrij sterke inbreuk op de eigendomsrechten van de firma en wanneer wij nu deze terreinen niet volledig nodig hebben, dan meen ik, dat we, wanneer het enigs zins mogelijk is, de nodige aandacht moeten besteden aan een andere oplossing, waardoor dit bedrijf in ieder geval voorshands als zodanig gehandhaafd kan blijven. Ik heb de indruk, dat de Wethouder daar ook wel oog voor heeft. Bij zijn bezwaar tegen de door mij voor gestelde verplaatsing, n.l. dat de bestemming van dit terrein wel degelijk in een gedetailleerd uitbreidings plan is vastgelegd, zou ik deze kanttekening willen maken: Dat mag dan zo zijn, maar ik heb, als ik dat gehele gedetailleerde uitbreidingsplan Bijenhof, waarin dit stukje van de eigendommen van de fa. Timmer mans gelegen is, bekijk, toch wel de indruk, dat één van de stukjes in laatste instantie voor bebouwing in aanmerking zal komen, gezien datgene wat wij op dat heel grote terrein Bijenhof en in het gehele plan Ielan nog voornemens zijn te doen. En mochten daar in de nabije toekomst nog wel plannen verder tot uit voering komen, dan is er immers toch nog altijd een mogelijkheid via het eens in te stellen onteigenings proces. Niettemin ben ik blij, dat de Wethouder toe gezegd heeft, dat het College zijn uiterste best in dezen zal doen. Ik meen ook, dat het bedrag van de schade loosstelling in dit geval voor de Gemeente nog mee speelt, wanneer wij het gehele bedrijf praktisch tot liquidatie zouden doemen. Als wij daar een volledige schadeloosstelling voor moeten geven, dan is dat op zichzelf ook een zaak die terdege geld kan kosten. Zouden wij het evenwel voorlopig nog met schikken over en weer zodanig kunnen regelen, dat we in een iets minder aan tijd gebonden schema toch van beide kanten de belangen trachten te dienen, dan kunnen we de Gemeente misschien nog voor grotere financiële of fers sparen. Al met al ben ik dankbaar voor het ant woord, dat de Wethouder mij gegeven heeft. Ik voel wel, dat het moeilijk is direct een volledige toezegging te doen, maar ik zou toch nog eens van harte gaarne mijn ideeën willen aanbevelen bij de Wethouder. Wan neer dus zou blijken, dat de onderneming meent niet tot een verplaatsing over te kunnen gaan, omdat dit prak tisch een noodgedwongen liquidatie zou betekenen, dan hoop ik, dat hij oog zal hebben voor een oplossing, zoals ik die hier gesuggereerd heb. De heer Van der Schaaf fweth.): Ik mag volstaan met te herhalen wat ik ook in eerste instantie heb ge zegd, n.l. dat ik inderdaad hier zeer sterk mijn aan dacht aan zal schenken. Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van B. en W. Punt 14 (bijlage no. 47). Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van B. en W. Punt 15 (bijlage no. 61). De heer Heidinga: Enige malen heb ik hier in deze Raad mijn misnoegen geuit over het plan 't Heech- terp. Dat heb ik ook altijd van ganser harte gedaan, omdat dat mijn eerlijke mening was, maar nu wij het voorstel in de Raad krijgen om een krediet voor dit winkelcentrum beschikbaar te stellen, moet het mij toch wel even van het hart, dat het hier een verbete ring van het plan in zijn geheel betreft. Ik vind dit knap opgezet. Er wordt een prachtige ruimte midden in het plan geschapen. De school die er oorspronkelijk gepland was, is er niet meer. Omdat ik in eerste instantie enige malen gezegd had, dat het een slecht plan was, meen ik ook even te moeten zeggen, dat dit ontworpen winkelcentrum het plan zeer zeker zal verbeteren. De heer J. de Jong: Je hadden wachte mutten, tot het klaar was. (Gelach.) 5 De heer Van der Schaaf (weth.): Ik zou aan de op merking van de heer Heidinga „een politieke hand druk willen verbinden"; ik ben erkentelijk voor diens betuiging van tevredenheid. Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van B. en W. Punt 16 (bijlage no. 60). De hear Boomgaardt: Ut de stikken dy't üs by dit punt tastjürd binne, is my düdlik wurden, dat klinker- bidekking djürder is as asfaltbidekking. Nou is der yn dit stik in opset makke en dêrby wurdt sawol oer tiid- like as oer bliuwende klinkerbidekking sprutsen. It is düdlik, soe ik wol sizze, dat bliuwende klinkerbidek king djürder is as tiidlike klinkerbidekking en ek djür der as asfaltbidekking. Mar as dit allegearre wier is, dan fyn ik it in kwealik argumint, dat men dan, as men by de kalkulaesjes fan de grounprizen rekkening halden hat mei de bliuwende klinkerbidekking, dus de djürste dy't der, nei myn theory dan, is, seit: om dy reden is de bigreating nou foar asfalt heger. Dan soe it krekt oarsom wêze moatte. Men seit dus: Us bigrea ting is to leech, omdat wy rekkening halden hawwe mei bliuwende klinkerbidekking, dus de djürste. Sa stiet it yn de stikken. De bliuwende klinkerbidekking is, sa stiet it hjir dus, in f40.000,leger steld as it asfalt, wylst üt de stikken blykt, dat it asfalt al goed f40.000,goedkeaper is as de tiidlike klinkerbidek king. Mar as dy al f40.000,goedkeaper is as de bliuwende, dan moat de bliuwende noch djürder wêze. De hear Van der Schaaf (weth.): It klinkt hiel yn- gewikkeld, mar ik leau, dat it taf alt. It is hast sa yn- gewikkeld, dat men der in krante-artikel oer skriuwe kin. My tinkt lykwols, dat de hear Boomgaardt yn syn gedachtegong oerslacht it punt, dat de tiidlike klinkerbistrjitting forfongen wurde moat troch in bliu wende. Dat elemint hawwe wy by in asfaltbistrjitting net en as hy nou syn somke noch ris oerrekkenet, dan tink ik, dat hy in oare ütkomst krijt. De hear Boomgaardt: As dat sa is, dan nim ik dat wol daelks oan, mar dan hie der yn de stikken eigent- lik by stean moatten, dat men, as men in bliuwende klinkerbidekking ha sil, dan earst in tiidlike klinker bidekking oanlizze moat en dat men dan twa kear moat. (De hear Van der Schaaf (weth.): Wy tochten, dat Jo mei jou formogen om sa'n yngewikkelde rede- nearring op to setten, dy foarkennis al hienen.) (Lait- sjen.) Dy hat der dan oan üntbrutsen, mar ik wol dochs graech, dat it Kolleezje op dat niveau syn stik ken sadanich ynrjochtet, dat wy it bigripe. Fierders wie de opmerking net kwea bidoeld, mar in feit is dus dat mei ik wol oannimme dat der earst in tiid like klinkerbidekking komt en dat der dan noch ris in fêste klinkerbidekking oerhinne moat; dan moat men dus yn sekere sin twa kear. Dat is natuerlik wier. De heer Heidinga: Ik ben het niet met de Wethou der eens. Hier staat, dat de asfaltbestrating f 40.000, lager uitkomt dan de tijdelijke klinkerbestrating en dat in de voorlopige grondkostencalculatie f 260.400, is opgenomen, waarbij als basis is genomen een blijven de klinkerbestrating. Dus wat de Wethouder zegt, klopt niet. Hier zit maar één ding in naar mijn mening en dat is, dat nu gebleken is, dat de raming van die f 260.400,die al oud is, veel te laag is. Want de Wethouder houde het mij ten goede een tijdelijke klinkerbestrating maakt men alleen, als men daar la ter, als men die bestrating er weer uit trekt, asfalt in legt. Maar wanneer men daar een klinkerbestrating in legt, dan wordt die wel herbestraat na de bebouwing of zo, maar die bestrating blijft daar. Daar komt ook niet meer een klinkerbestratir.g over de bestrating heen; dat doen we niet. Nee, hier zit in, dunkt mij, dat die begroting in eerste instantie wat te laag is en dat men nu definitief op deze prijs komt. Zo verklaar ik het. De heer Van der Schaaf (weth.): In elk geval, de rekensom van de heer Boomgaardt houdt, geloof ik, geen rekening met de kosten van herstrating. Ik ben natuurlijk technisch wel zo goed bij, dat ik niet in de Raad zou komen met een voorstel om een klinkerbe strating op een klinkerbestrating te leggen. Dat is helemaal niet de bedoeling, maar de kwestie is verder nu wel duidelijk. Het bedrag, dat voor dit werk zal moeten worden uitgegeven en ook het feit, dat we terstond maar overgaan tot een asfaltbedekking, be horen tot de essentiële dingen, en daar is, meen ik, wel overeenstemming over. Hoe het verder met de reken som zit, ik geloof, dat er plaatsen zijn, waar men er zich beter mee kan bezighouden dan hier. Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van B. en W. Punt 17 (bijlage no. 46). De heer De Vries: U begrijpt, dat dit plan voor straataanleg in het uitbreidingsplan voor Lekkum door mij wel bijzonder wordt toegejuicht. En ik geloof, dat hier dan ook wel aan de wens om in de dorpen meer te gaan doen, die in de Raad wel een paar maal is uit gesproken wordt voldaan. Dat in de dorpen meer ge beurt, hebben we de laatste tijd kunnen constateren. In Wirdum en Wytgaard zijn we met woningen bezig, in Goutum met het tuinbouwcentrum en nu is Lek kum aan de beurt. Wij zijn daar wel verheugd over, omdat het uitbreiden van het aantal woningen in de dorpen betekent, dat de leefbaarheid van de dorpen ook beter wordt. Dat betekent dus ook, dat er daar meer mogelijkheden komen en ik denk nu maar aan dorpshuizen enz. Ik geloof, dat wij met de politiek die we nu voeren t.o.v. de dorpen, wel geluk kig mogen zijn. Ik heb over deze raadsbrief nog wel enkele vragen. Ik blijf het betreuren, dat het trottoir langs het Tsjer- kepaed maar anderhalve tegel breed kan zijn. De straatbreedte blijft hier 4.80 m en nu neem ik wel aan, dat hier niet meer mogelijkheden zijn, maar 4.80 m is toch nogal een behoorlijke breedte en ik geloof niet, dat hier in de toekomst zo erg veel verkeer wordt verwacht. Wij hebben hier wel te doen met begrafe nissen en zondags misschien met wat kerkgangauto's, maar ik geloof niet, dat het nu zo'n groot bezwaar zou zijn nog een klein stukje van de weg af te nemen en het trottoir een klein beetje breder te maken. Wan neer we een troitoir hebben niet breder dan anderhalve tegel, dan betekent dat, dat je, wanneer je er met je vrouw langs komt, achter elkaar mag wandelen en dat is niet zo heel erg prettig. Misschien is er een mogelijkheid om dit punt nog eens te bezien. Verder staat in de raadsbrief, dat er al gegadigden zijn voor beschikbaarstelling van bouwterreinen. Ik zou willen vragen: Wie zijn deze gegadigden? Is hier ook een woningstichting bij of is dat iets, dat in het verre verschiet ligt? De heer Van der Schaaf (weth.): De heer De Vries vraagt, of de breedte van de straat, 4.80 m, en van het trottoir, tegel, nog eens kunnen worden bezien. Het is, meen ik, wel bekeken, maar ik zou toch eigen lijk niet graag willen voorstellen de straat smaller te maken dan 4.80 m. Ik geloof niet, dat daar eigenlijk nog veel aan te knijpen is. Men zou er natuurlijk nog één teg'el van 30 cm af kunnen halen, maar dan wordt de weg wel smal en als we voor Lekkum ook nog eens aan een iets verdere toekomst denken, waarin na dit uitbreidingsplannetje een ander uitbreidingsplan kan komen, waarbij misschien ook gebruik moet worden gemaakt van dit Tsjerkepaed, dan betwijfel ik toch wel, of we er juist aan zouden doen het weggetje nu al nog smaller te maken dan 4.80 m. Ik denk, dat we daar spijt van zouden krijgen. Anderhalve tegel met een trottoirband is natuurlijk als trottoirtje vrij krap, maar het is ook weer meer dan niets; men kan er ge makkelijk op lopen. Ik geloof, dat de verdeling, zoals die hier wordt voorgesteld, beter is dan het nog meer versmallen van de rijweg, speciaal met het oog op het feit, dat er in Lekkum in die richting nog wel eens iets zal moeten gebeuren aan woningbouw, waardoor de toegangsweg zijn breedte wel moet behouden. Verder vraagt de heer De Vries naar de gegadigden voor de bouwterreinen. Voor de woningwetsector is daar gegadigd de woningbouwvereniging Leeuwarden-Leeu- warderadeel, die daar ook enige andere woningen heeft. We zijn dus in bespreking met deze woningbouwvereni ging om tot plannen te komen. Bij deze plannen wordt

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1963 | | pagina 3